De heilige Francisca werd in het jaar 1384 te Rome geboren. Op jeugdige leeftijd trad zij in het huwelijk en werd moeder van drie zonen. Haar leven viel samen met een tijd van rampspoed, waarin zij haar bezit aan de armen uitdeelde en zieken verpleegde. Zij onderscheidde zich door haar voortdurende zorg voor de behoeftigen en haar bijzondere toeleg op de deugden van nederigheid en geduld. In 1425 stichtte zij een congregatie van vrouwelijke oblaten met de regel van de heilige Benedictus. Zij stierf in het jaar 1440.
Uit het levensverhaal van de heilige Francisca Romana († 1440) door Maria Magdalena Anguillaria, abdis te Rome
Het geduld en de liefde van de heilige Francisca.
God stelde het geduld van Francisca op de proef, niet alleen in de materiële goederen die het lot haar schonk, maar Hij wilde haar ook in haar lichaam beproeven door middel van ziekten waaronder zij dagelijks zwaar te lijden had. Toch heeft men nooit ook maar één spoor van ongeduld waargenomen of maar één blijk van onbehagen over welke vorm van onhandige en voor haar onaangename verzorging dan ook.
Bij het vroegtijdig overlijden van haar zeer beminde kinderen bewees Francisca haar standvastigheid; zij voegde zich met een gerust gemoed altijd naar de wil van God en bracht dank bij hetgeen haar overkwam. Met dezelfde standvastigheid verdroeg zij allen die kwaad spraken, haar verguisden en over haar levenswijze roddelden. Zij gaf in het geheel geen blijk van afkeer tegen die personen die over haar en over haar doen en laten verkeerde gedachten hadden en uitdroegen. Zij vergold juist kwaad met goed, zij was gewoon voor hen voortdurend tot God te bidden.
God had haar niet uitverkoren om voor Hem alleen heilig te zijn, maar ook om in verbondenheid met Hem de gaven van Godswege aan te wenden tot geestelijk en lichamelijk heil van de naaste. Daarom had God haar toegerust met zo’n grote beminnelijkheid dat ieder die met haar in contact mocht komen, zich terstond gegrepen voelde door haar liefde en achting en zich door elk oordeel van haar liet leiden. Haar woorden hadden namelijk zo’n goddelijke overredingskracht dat zij alleen al door een kort gesprek troost verschafte aan hen die terneergeslagen waren en zich ellendig voelden. Wie ongerust was, schonk zij rust; wie toornig was, bracht zij tot bedaren. Vijanden verzoende zij met elkaar en zij maakte een einde aan gevoelens van haat en wrok. Zeer vaak voorkwam zij wraakzuchtige plannen. Met één woord beteugelde zij de gevoelens van wie dan ook. Zij scheen de mensen tot alles te kunnen aanzetten waartoe zij maar wilde.
Daarom nam men ook van alle kanten zijn toevlucht tot Francisca. Zij gold als een zeer veilig toevluchtsoord en niemand ging van haar weg zonder getroost te zijn. Toch keurde zij ook vrijmoedig de zonden af en hekelde alles wat schuldig en God niet welgevallig is.
Herhaaldelijk woedden er allerlei epidemieën in Rome, die overal slachtoffers eisten en als besmettelijk beschouwd werden. De heilige Francisca aarzelde dan niet, met verachting van het besmettingsgevaar, haar innig medeleven te betonen met de ongelukkigen en degenen die op andermans hulp waren aangewezen. Wanneer zij de slachtoffers zonder veel moeite gevonden had, bracht zij hen door haar medeleven allereerst ertoe boete te doen voor hun zonden en vervolgens stond zij de getroffenen voortdurend bij. Zij spoorde hen liefdevol aan alle ellende vrijwillig uit Gods hand te aanvaarden en te verdragen uit liefde tot Hem die voor hen zoveel verdragen had.
Francisca was echter niet tevreden met het verzorgen van die zieken die zij thuis kon opnemen. Zij ging hen opzoeken in hun krotten en in de openbare ziekenhuizen en als ze de zieken daar gevonden had, laafde zij hun dorst, maakte hun bed op en verbond hun zwerende wonden. Hoe meer deze wonden haar misselijk maakten door hun kwalijke geur, des te meer behandelde ze die met liefde en zorg. Wanneer zij naar hen toeging, nam zij gewoonlijk ook voedsel en fijne spijzen mee om ze onder de meest noodlijdenden te verdelen. Wanneer ze dan weer naar huis terugkeerde, nam zij de versleten resten van hun kleren en hun armzalige, vuile lompen mee. Zij waste deze zorgvuldig en verstelde ze. Zij vouwde de kleding zorgzaam op, alsof deze voor de Heer zelf bestemd was, en legde er welriekende kruiden in.
Dertig jaar verrichtte Francisca dit dienstwerk voor de zieken en de ziekenhuizen, zolang zij namelijk in het huis van haar man woonde. Het was niet alleen moeilijk tijdens dergelijke besmettelijke ziekten artsen te vinden die het lichaam konden verzorgen, maar ook priesters die de ziel konden voorzien van het noodzakelijke medicijn. Daarom zocht zij priesters en bracht hen bij de mensen die reeds voorbereid waren op het ontvangen van het boetesacrament en de eucharistie. Om dit voor een priester gemakkelijker te maken, onderhield zij hem op eigen kosten.