Genesis 2,7-9; 3,1-7
Romeinen 5,12-19
Matteüs 4,1-11
De
veertigdagentijd is de vastentijd van het christendom, een tijd van boete en
gebed, een tijd die stevig geworteld staat in teksten van het oude en nieuwe
testament en die dient als voorbereiding op het Paasfeest, het feest van
overwinning op de dood en van delen in het nieuwe leven bij God. Van vandaag af
en de komende zondagen horen we enerzijds over de breuk in de verhouding van
ons mensen tot God, met als gevolg dood en verderf, maar anderzijds over Jezus
van Nazareth die als de Zoon van God, niet afweek van zijn gerichtheid op God,
en gehoorzaam geworden tot de dood, de dood overwon, en nu voor altijd leeft bij God. Aan hem kunnen wij
ons vasthouden als de ware gids ten leven. Beste mensen,
Jezus van Nazareth
is door Johannes gedoopt, om het wat gewoner te zeggen: hij is kopje onder
gegaan in het water van de rivier de Jordaan. Daar had ook Mozes eens gestaan
om tegen het volk van Israël te zeggen
“Kies voor
het leven” (Deuteronomium 30,19). Jezus had daar gestaan als dienaar van de
HEER. Daar had de stem uit de hemel geklonken: “Jij bent mijn welbeminde zoon”
(Matteüs 3,17). Dat was ook al eerder gezegd tot Israël toen Mozes van God de
opdracht kreeg om zijn volk weg te voeren uit de macht van Egypte, en Israël door
het water van de Rietzee en het zand van de woestijn te leiden op de weg naar
het Beloofde Land, het levensland! Want in Exodus 4,22 horen wij God, de HEER,
zeggen: “Israël is mijn zoon, mijn eerstgeboren zoon.” (Zie ook Deuteronomium
32,6 en Jeremia 31,9). De woestijntijd was de tijd waarin het volk van Israël
de Wet ontving, het geheel van richtlijnen en leefregels om God te kunnen
dienen. Het was ook een tijd van beproevingen zoals Mozes het hun uitlegt:
“Denk aan de tocht die die de HEER, uw God, u door de woestijn heeft laten maken,
veertig jaar lang. Hij wilde u zijn macht laten voelen, en u op de proef
stellen, om te ontdekken wat er in uw hart leefde: gehoorzaamheid aan zijn
geboden of niet” (Deuteronomium 8,2). In het evanglieverhaal van vandaag gaat
het over de keuze die ieder mens moet maken, de keuze voor God of tegen God, de
keuze tussen het leven en de dood. In het pelgrimsverhaal van Israël vinden we
de sleutel tot het verhaal over Jezus’ beproeving. De woestijn is als het ware de arena waarin
mensen getoetst worden op hun trouw aan God. God tot het einde volgen is een
riskante zaak. Het is gedaan met gesapigheid en zekerheden. Abraham moest alles
loslaten om trouw te zijn aan zijn roeping; Mozes moest zijn kudde in de steek
laten om Israël uit Egypte te kunnen bevrijden. De woestijn is de plek waar onze
diepste bedoelingen gepeild worden, waar het aankomt op ons ware ik: aanbidden
wij de ene en enige God of dansen wij rond het gouden kalf? De Geest voert ook
Jezus de woestijn in waar hij net als de voorvaderen op de proef wordt gesteld.
Matteus bouwt
zoals steeds zijn verhaal prachtig op. De drie beproevingen verwijzen in hun
drievoudigheid naar hoofdstuk 26 waar Jezus zich in de hof van Olijven drie
keer van zijn leerlingen verwijdert en waar Petrus hem drie maal verloochent. Drie
keer gaat het in ruimtelijke zin steeds meer naar omhoog; de eerste beproeving
vindt plaats in de vlakke woestijn, dan gaat het hogerop naar het dak van de
tempel om tenslotte te eindigen op een berg. En in de drie pogingen waarmee de
duivel Jezus van zijn roeping wil afbrengen, verweert Jezus zich driemaal met
een beroep op de H. Schrift. Evenals het volk van Israël wordt Jezus gekweld
door honger, en wat zou gemakkelijker zijn dan als Gods geliefde kind hem te
vragen om een nieuw mannawonder. Maar Jezus beroept zich op Mozes’ uitspraak
over het voedsel dat uit Gods mond komt (Deuteronomium 8,3). Het is immers de roeping van Jezus om zelf
het brood uit de hemel te zijn, het brood dat gebroken en gedeeld moet worden.
Aldus wordt de duivel afgetroefd maar hij leert snel. Ook hij is in staat om
Gods woord te gebruiken, zo niet misbruiken, als basis voor eigen waarheid en
eigen gelijk. Aldus haalt hij Psalm 90 aan om Jezus aan te moedigen zich van de
tempel af te gooien: De engelen zullen je opvangen en dragen. Maar weer wijst
Jezus ons de weg door zich te beroepen op de woorden van Mozes die het volk
voorhoudt God niet op de proef te stellen (Deuteronomium 6,16). Zeker, de
tempel is het huis van God, maar hij dient niet als springplank voor gewaagde
en roekeloze daden maar voor gebed en dienst aan de Enige en Eeuwige. Voor de
laatste maal probeert de duivel hem tot afgodendienst te brengen door hem op
een hoge berg te leiden en hem alle macht over de wereld aan te bieden: Jezus,
je hoeft alleen maar voor mij de knieën te buigen. Zou het u of mij niet
geduizeld hebben bij zo’n aanbod. Het wordt licht in je hoofd wanneer je zo
over alles weg kunt uitkijken, en de hele wereld met alle rijkdommen aan je
voeten ligt. Maar Jezus beschouwt een berg niet als uitkijkpost om alle macht
naar zich toe te trekken of om bij God op tafel te kijken. Een berg is de plek
voor een Godsontmoeting, een plek om ervan af te dalen en op de mensen toe te
gaan om te delen in hun lot en levensweg. En opnieuw wijst Jezus deze
verleiding af met een woord uit Deuteronomium: “Aanbid de HEER, uw God, en dien
hem alleen” (Deuteronomium 6,13). Hij stuurt de satan van zich weg (vade,
Satanas 4,10) zoals hij later Petrus als een tweede satan achter zich wegstuurt
(vade post me, Satana 16,23) omdat ze hem willen overhalen de gemakkelijke weg
te kiezen. Maar Jezus wil een zoon van gehoorzaamheid zijn, trouw aan het woord
van de Schriften die hem leren dat hij door lijden en dood moet komen tot de heerlijkheid.
De weg die Jezus wenst te gaan, is er een van glorie door de diepte heen, een
weg van liefde die dient, een weg van brood delen en brood breken, ja zelf het
brood te zijn dat gebroken wordt. Prachtig is hoe deze confrontatie eindigt:
Jezus heeft God niet gevraagd stenen in brood te veranderen noch om engelen die
hem zouden dragen, maar nu komen engelen
hem dienen en te eten geven, zoals eens de profeet Elia werd gevoed door een
engel, in kracht waarvan hij 40 dagen door de woestijn kon gaan op weg naar de
berg Horeb. Het is dan ook pas op het
einde van het evangelie dat Jezus zijn leerlingen na de opstanding uit de
doden op de berg bijeenbrengt en zegt:
“Mij is alle macht gegeven in de hemel en op aarde” (Matteüs28,16-18). Jezus
wenst geen geschenken uit handen van de duivel te ontvangen in ruil voor een
knieval, nee, zijn enige verlangen is alleen Zijn Vader gehoorzaam te zijn tot
in de dood, om pas daarna de macht te krijgen uit handen van God, zijn Vader.
Door aldus te
handelen is Jezus de nieuwe Adam. De eerste Adam overtrad het gebod van God
door te eten van de verboden vrucht van de boom en werd door engelen uit het
paradijs verdreven. In tegenstelling tot zijn voorganger heeft Jezus door zijn
gehoorzaamheid ten dode toe het ware geluk herwonnen: hij heeft de band met God
hersteld en voor alle mensen van alle eeuwen de gaven verkregen van genade en
gerechtigheid. Door ons vast te houden
aan Jezus hebben wij een anker die ons brengt tot voor de troon van God, door
hem te volgen hebben wij een veilige gids op de weg van het leven naar ons
thuis bij God, zijn Vader en ook onze Vader. Amen.
Dr. Alfons Jaakke, pr.