vrijdag 31 maart 2017

Opmerkelijke kanunnikessen van de Orde van het Heilig Graf De gelukzalige Alvera von Virmund (1617 – 1649) (1 deel IV)

Opmerkelijke kanunnikessen van de Orde van het Heilig Graf De gelukzalige Alvera von Virmund (1617 – 1649) (1)
Nieuwe reeks: Opmerkelijke kanunnikessen van de Orde van het Heilig Graf
De gelukzalige Alvera von Virmund (1617 – 1649) (1)
eerste priorin van het kanunnikessenklooster te Gulik [Jülich] IV

Alvera von Virmund doorstond vele ziekten, kon o.a. herhaaldelijk drie maanden lang bijna geen enkel lidmaat bewegen, maar de leuze “beminnen en lijden” had zij tot de hare gemaakt. Tegen het einde van haar leven openbaarde zich een zware hartziekte, daarbij kwam nog het koudvuur in de voeten; in vereniging met Christus’ lijden sprak zij toen: “Zijn heilig Lichaam werd toch ook tot ons heil verscheurd”.

Op 24 februari 1649, bij een hartcrisis, traden de tekenen van haar naderend stervensuur in, dat haar bovendien na de H. Communie in een visioen geopenbaard werd. Omringd door de communiteit en bijgestaan door Kanunnik Schneiber, doctor in de godgeleerdheid en kanunnik van de collegiale kerk te Gulik, ontsliep zij in de Heer op Paasmorgen 24 april 1649 tussen 6 en 7 uur, in gehoorzaamheid aan haar biechtvader, onder diens zegen en met op haar lippen de woorden: “In manus tuas, Domine, commendo spiritum meum”.
Na het overlijden kregen aangezicht en wangen een frisse zachtrode kleur, zodat de omstanders zich afvroegen of de dood wel was ingetreden. Kanunnik Schneiber zei: “Dit is werkelijk het aangezicht van een engel ….. Ik kan getuigen dat de liefde deze ziel heeft ontrukt aan het lichaam en haar heeft heengevoerd naar de hemelse Bruidegom. Met Hem is zij nu volmaakt verenigd.”
Haar biechtvader was van mening, dat haar heimwee naar God de hoofdoorzaak was van haar afsterven. Het hele lichaam bleef soepel. Wanneer men de hand erop legde, herkreeg die plaats aanstonds haar natuurlijke warmte. Zelfs de geneesheer moest bekennen, dat dit enkel op bovennatuurlijke wijze te verklaren was.

Daar het klooster nog geen eigen kerk had, werd haar stoffelijk overschot bijgezet in de parochiekerk, omstreeks 9 uur in de avond van 26 april. De geestelijkheid, hoge ambtenaren, het volk van de stad, begeleidden vol eerbied haar ontzield lichaam naar zijn laatste rustplaats. Laatste toch niet, want zeven jaar later, toen de zusters van het Heilig Graf klooster een eigen kerk hadden, vroegen zij het lijk van de dierbare dode terug. Na enige moeilijkheden werd hun verzoek ingewilligd. Al wie Alvera gekend hadden en het nieuws van de overbrenging van haar stoffelijk overschot naar de kloosterkapel hadden vernomen, waren aanwezig. De kist werd geopend, en daar lag ze nog als de eerste dag. Het eerste lid van de kleine vinger werd als reliek meegnomen en door haar biechtvader bewaard. Men zegt dat hij door deze relikwie de genezing van een bezetene zou hebben bekomen. Met de meeste verering werd ze dan naar haar huis, het Sint Jozefklooster, dat ze zelf begonnen was te bouwen, teruggebracht en haar stoffelijk overschot bijgezet in de nieuwe kerk. Daar rustte zij dicht bij de haren, die haar voorspraak afsmeekten. Rijke genaden bekwam zij voor haar zuster Odilia von Virmund - (die in 1650 intrad en in 1654 de derde priorin van het klooster werd) (3) -, alsmede voor de andere zusters en leerlingen van die jaren en van later tijd.

De Franse Revolutie dreef de Zusters uiteen, vervreemdde de goederen en vernielde of verstrooide de geschriften zowel van de gelukzalige als die van de communiteit.
Maar de nagedachtenis van Alvera leeft voort, omstraald met de aureool van de heiligheid. De benaming “gelukzalige Alvera” werd algemeen aangenomen onder de Heilig Grafzusters. Al heeft de Kerk deze titel nog niet officieel erkend, zeker is Alvera von Virmund toch een begenadigde ziel geweest, een heilige zuster van onze Orde. En met vertrouwen bid ik daarom, als besluit van dit kort overzicht van haar leven: Alvera, bid voor ons, spreek bij God ten beste voor onze Orde, onze kloostergemeenschap, ons apostolaat.

Priorij Turnhout, 8 dec. 1959
Zr. M. Hereswitha O.S.S.J.


(3) Na haar dood werd op 10 juni 1649 Margaretha Teresia Nickel (uit Koslar) gekozen, die na vier jaar moest aftreden en toen met haar twee zusters het Heilig Grafklooster stichtte te Neuss (1654-1802). In Gülik werd toen gekozen M. Odilia von Virmund, de zuster van Alvera, (ingetreden in Gülik in 1650). Cfr. Günter Bers, Die Geschichte………, p. 6-7, 10-11, 12-13.