Opmerkelijke
kanunnikessen van de Orde van het Heilig Graf De gelukzalige Alvera von Virmund
(1617 – 1649) (1)
Nieuwe reeks: Opmerkelijke kanunnikessen van de Orde
van het Heilig Graf
De gelukzalige Alvera von Virmund (1617
– 1649) (1)
eerste priorin van het kanunnikessenklooster te Gulik
[Jülich] IV
Alvera von Virmund doorstond
vele ziekten, kon o.a. herhaaldelijk drie maanden lang bijna geen enkel lidmaat
bewegen, maar de leuze “beminnen en lijden” had zij tot de hare gemaakt. Tegen
het einde van haar leven openbaarde zich een zware hartziekte, daarbij kwam nog
het koudvuur in de voeten; in vereniging met Christus’ lijden sprak zij toen:
“Zijn heilig Lichaam werd toch ook tot ons heil verscheurd”.
Op 24 februari 1649, bij een
hartcrisis, traden de tekenen van haar naderend stervensuur in, dat haar
bovendien na de H. Communie in een visioen geopenbaard werd. Omringd door de
communiteit en bijgestaan door Kanunnik Schneiber, doctor in de godgeleerdheid
en kanunnik van de collegiale kerk te Gulik, ontsliep zij in de Heer op
Paasmorgen 24 april 1649 tussen 6 en 7 uur, in gehoorzaamheid aan haar biechtvader,
onder diens zegen en met op haar lippen de woorden: “In manus tuas, Domine,
commendo spiritum meum”.
Na het overlijden kregen
aangezicht en wangen een frisse zachtrode kleur, zodat de omstanders zich
afvroegen of de dood wel was ingetreden. Kanunnik Schneiber zei: “Dit is
werkelijk het aangezicht van een engel ….. Ik kan getuigen dat de liefde deze
ziel heeft ontrukt aan het lichaam en haar heeft heengevoerd naar de hemelse
Bruidegom. Met Hem is zij nu volmaakt verenigd.”
Haar biechtvader was van
mening, dat haar heimwee naar God de hoofdoorzaak was van haar afsterven. Het
hele lichaam bleef soepel. Wanneer men de hand erop legde, herkreeg die plaats
aanstonds haar natuurlijke warmte. Zelfs de geneesheer moest bekennen, dat dit
enkel op bovennatuurlijke wijze te verklaren was.
Daar het klooster nog geen
eigen kerk had, werd haar stoffelijk overschot bijgezet in de parochiekerk,
omstreeks 9 uur in de avond van 26 april. De geestelijkheid, hoge ambtenaren,
het volk van de stad, begeleidden vol eerbied haar ontzield lichaam naar zijn
laatste rustplaats. Laatste toch niet, want zeven jaar later, toen de zusters
van het Heilig Graf klooster een eigen kerk hadden, vroegen zij het lijk van de
dierbare dode terug. Na enige moeilijkheden werd hun verzoek ingewilligd. Al
wie Alvera gekend hadden en het nieuws van de overbrenging van haar stoffelijk
overschot naar de kloosterkapel hadden vernomen, waren aanwezig. De kist werd
geopend, en daar lag ze nog als de eerste dag. Het eerste lid van de kleine
vinger werd als reliek meegnomen en door haar biechtvader bewaard. Men zegt dat
hij door deze relikwie de genezing van een bezetene zou hebben bekomen. Met de
meeste verering werd ze dan naar haar huis, het Sint Jozefklooster, dat ze zelf
begonnen was te bouwen, teruggebracht en haar stoffelijk overschot bijgezet in
de nieuwe kerk. Daar rustte zij dicht bij de haren, die haar voorspraak
afsmeekten. Rijke genaden bekwam zij voor haar zuster Odilia von Virmund - (die
in 1650 intrad en in 1654 de derde priorin van het klooster werd) (3) -,
alsmede voor de andere zusters en leerlingen van die jaren en van later tijd.
De Franse Revolutie dreef de
Zusters uiteen, vervreemdde de goederen en vernielde of verstrooide de
geschriften zowel van de gelukzalige als die van de communiteit.
Maar de nagedachtenis van
Alvera leeft voort, omstraald met de aureool van de heiligheid. De benaming
“gelukzalige Alvera” werd algemeen aangenomen onder de Heilig Grafzusters. Al
heeft de Kerk deze titel nog niet officieel erkend, zeker is Alvera von Virmund
toch een begenadigde ziel geweest, een heilige zuster van onze Orde. En met
vertrouwen bid ik daarom, als besluit van dit kort overzicht van haar leven:
Alvera, bid voor ons, spreek bij God ten beste voor onze Orde, onze
kloostergemeenschap, ons apostolaat.
Priorij Turnhout, 8 dec.
1959
Zr. M. Hereswitha O.S.S.J.
(3)
Na haar dood werd op 10 juni 1649 Margaretha Teresia Nickel (uit Koslar)
gekozen, die na vier jaar moest aftreden en toen met haar twee zusters het
Heilig Grafklooster stichtte te Neuss (1654-1802). In Gülik werd toen gekozen
M. Odilia von Virmund, de zuster van Alvera, (ingetreden in Gülik in 1650).
Cfr. Günter Bers, Die Geschichte………, p. 6-7, 10-11, 12-13.