Op woensdag 11 november, op Sint Martinus
celebreerde
de neomist Marcin Frątczak in de kloosterkapel van Priorij Thabor de Primiz (Eerste H. Mis) voor de communiteit. De neomist Marcin (Martinus) volgde de opleiding tot
priester in het seminarie van het
aartsbisdom Gniezno en werd met vijf medestudenten gewijd op 30 mei 2015. Sinds
juli 2015 is Marcin Frątczak als kapelaan werkzaam in het dekenaat Horst (Lb). Na
de Conventsmis ontvingen de zusters de neomistenzegen en werd het Te Deum
gezongen.
Hier volgt zijn overweging
op het Evangelie van de dag (Lc 17,11-19)
Er waren er tien. Ze
riepen: "Jezus, Meester, ontferm U over ons". Ze werden gereinigd op
weg naar de priesters, maar slechts één had het gemerkt. Slechts één geloofde.
Slechts één dankte. Slechts één verheerlijkte de Heer. Één hield van Hem,
slechts één. En er waren er tien, waar zijn deze negen? Waar ...? En ben ik
misschien ook onder deze negen? Heer, kom naar mij, ik roep U ... alstublieft
... kom ... en U geeft mij wat goed voor mij is, dat wat U wilt geven om mij
gelukkig te maken. U heeft veel voor mij ... U geneest mijn wonden en raakt mij
met Uw liefde ... Jezus, bedank ik U? Ben ik niet te zeker van mezelf dat U mij
alles geeft gewoon omdat ik een kind van God ben? Hoe vaak zijn wij verblind
door ons lijden, onze pijn, zijn we verblind door de droom van genezing en zien
we niet dat we al genezen zijn, dat we niet het geloof omarmen en niet geloven
in een wonder. Wij wachten op een
zichtbaar teken. Op iets dat zichtbaar is, merkbaar ... maar het heeft al plaatsgevonden
... U heeft mij al genezen. Ik weet niet wanneer ... en dank u wel? Ik vergat
het opnieuw ... want ik werd verblind door mijn verlangen ... een droom.
Opnieuw behandelde ik God als een automaat ... ik gooi een munt .... ik druk
... Ik krijg wat ik wil ... Ik licht mijn hielen en loop weg bij de automaat,
zonder zelfs naar Hem te kijken ... en waarom? Ik heb wat ik wilde. Tot een
volgende keer als ik weer iets wil ...
Zo vaak ben ik onder deze negen ... zolang
ik niet met anderen kan delen wat ik heb. Iets geven zoals Martinus. Ik
heb nog een lange weg te gaan voor dat ik ben zoals die ene die neerknielde
voor Jezus en Hem bedankte. Hij verheerlijkte
Hem voor zijn genezing. Hij had een groot geloof. Dit geloof heeft hem
genezen. Mijn geloof is zwak ... ziende
blind ... Ik ben nog tastend aan het zoeken.... Ik moet iets aanraken om het te geloven ... God ... raak
mijn hart, dat ik kan geloven ... dat Ik U kan
danken ... raak mij met Uw liefde
... dat ik lief kan hebben. Laat mij Uw kracht ervaren ... laat mij U
liefhebben ... Amen.