donderdag 26 november 2015

Collectegebed 34e week door het jaar - Excita, Domine!


Op de 34e en laatste zondag van het liturgisch jaar wordt het collectegebed van het hoogfeest van Christus Koning genomen. De weekdagen die volgen hebben een eigen oratie in het mis- en officieformulier, ten minste als het gewone feriale dagen zijn, waarop geen gedachtenis of een feest van heiligen wordt gevierd.

De “Excita”- oratie is oorspronkelijk voor een van de Adventszondagen samengesteld. De sterke  impuls aan het begin van de oratie drukt ook het belangrijke liturgische thema van het komende einde der tijden in de laatste week van het aflopende kerkelijke jaar uit: het is de hoogste tijd, dat de wil van de mens wordt wakker geschud, om zich op de komst van de Heer voor te bereiden. God zelf moet zijn ‘fideles’ - gelovigen, getrouwen - wekken als dezen nog steeds slapen.
De oratie doet dat met de woorden van de liturgie zoals in de lezingen van H.Mis en Goddelijk Officie; in de 34e week door het jaar kan men bijvoorbeeld als passend alternatief voor de hymnen in Lauden, Vespers en Lezingenofficie gedeelten van de sequens Dies iræ nemen waarin op dramatische wijze het beeld wordt opgeroepen van de ziel, die op het laatste oordeel terecht staat voor God.
De oratie doet dat ook met beelden, zoals in “Het laatste oordeel” van Michelangelo, qua dramatiek, omvang en techniek een topstuk uit de schilderkunst van de Renaissance. Daar wordt de toeschouwer indringend geconfronteerd met de mogelijkheid van hel en verdoemenis en dus opgewekt tot het nemen van persoonlijke verantwoordelijkheid voor het eigen leven. Daar straalt de Christusfiguur, komend als de Mensenzoon op de wolken om te oordelen levenden en doden, geen milde barmhartigheid uit maar strenge rechtvaardigheid, en toch weer getemperd door de deemoedige voorspraak van de Moeder Gods naast Hem, en beiden centraal onder de tekenen van het lijden boven in het fresco: herinnering dat Degene die oordeelt, heeft geleden en is gestorven omwille van ons en van ons heil.

Missale Romanum 1970
Excita, quæsumus, Domine, tuorum fidelium voluntates,
ut, divini operis fructum propensius exsequentes,
pietatis tuæ remedia maiora percipiant.
Altaarmissaal Nederlandse Kerkprovincie 1979

Wek, vragen wij U, Heer, bij uw gelovigen het verlangen,
met meer ijver de vrucht van het verlossingswerk na te streven,
om van uw goedheid des te groter heilsgaven te ontvangen.

Werkvertaling
Wek, bidden wij U, Heer, de wil van uw gelovigen op,
opdat zij, met meer toewijding ernaar strevend de vrucht van het goddelijk heilswerk te verwerven,
[aldus] krachtiger geneesmiddelen van uw liefde ontvangen.

L i t u r g i s c h e  a n t e c e d e n t e n
De oratie is afkomstig uit het Sacramentarium Gregorianum, 9e eeuw (ed. H. Lietzmann, 1921). In het preconciliaire Romeinse Missaal was dit het collectegebed van de laatste zondag na Pinksteren.

S t r u c t u u r a n a l y s e
1. Excita, quæsumus, Domine, tuorum fidelium voluntates,
2. ut, divini operis fructum propensius exsequentes,
3. pietatis tuæ remedia maiora percipiant.
Het collectegebed wordt gevormd door een hoofdzin, onder te verdelen in de eigenlijke bede beginnend met de imperativusvorm excita, welke sterke nadruk krijgt aan de kop van de oratie (r.1), waarbij het gevolgd door een finale (doelaanwijzende) of consecutieve (gevolghebbende) bijzin: utpercipiant  in de coniunctivus en deze weer onderbroken door een tussenzin, een bijwoordelijke bepaling die het in de werkwoordsvorm percipiant opgesloten subject nader preciseert. De hoofdzin wordt onderbroken door de ‘tussenzin”, het verbum quæsumus.

Ad 1.
Voluntates tuorum fidelium: accusativus bij het verbum excita, waarbij de genitivusvormen tuorum fidelium als bijwoordelijke bepaling het object voluntates nader verklaren (genitivus explicativus).
Voluntas, een substantivum van de derde declinatie staat hier in de accusativus meervoud omdat de erbij behorende bijvoeglijke bepaling, tuorum fidelium, ook in het meervoud staat. Men kan echter voluntates als een enkelvoud vertalen. Fidelium is een zelfstandig gebruikt adiectivum (fidelis) en mag derhalve vertaald worden als een substantivum (gelovigen)
Ad 2-3.
Ut …..pietatis tuæ remedia maiora percipiant (de tussenzin divini..exsequentes is voor de duidelijkheid losgekoppeld): finale of consecutieve bijzin ingeleid door het voegwoord ut gevolgd door het verbum percipiant in de coniunctivus vanwege het wenskarakter. Het zinsdeel pietatis tuæ remedia maiora is het object van het gezegde percipiant en wordt gevormd door twee  accusativusvormen remedia maiora vergezeld van twee genitivusvormen die als bijwoordelijke bepaling een hoedanigheid van de remedia maiora aanduiden: een parallelconstructie van het object in r. 1.

Ad 2.
divini operis fructum propensius exsequentes: tussenzin, bijwoordelijke bepaling die het subject van het gezegde percipiant (dat zijn de fideles van r.1) nader illustreert. Ook hier dezelfde constructie: divini operis fructum als object bij het verbum exsequentes, waarbij de accusativus fructum nader gepreciseerd wordt door de beide genitivusvormen divini operis (genitivus explicativus). Propensius: bijwoordelijke bepaling en comparativus (vergrotende trap) van het adiectief propensus, hier adverbiaal gebruikt. (Zie het commentaar)
Opvallend is in deze oratie dat de drie genitivusvormen die bij de drie accusativi horen telkens aan deze voorafgaan. Deze zinsbouw is klassiek.

C o m m e n t a a r
Het “excita” laat zich oorspronkelijk afleiden van Psalm 79 [80], 3: “Excita potentiam tuam et veni, ut salvos facias nos”, “Wek uw macht op en kom om ons te redden”. Dit adventsgebed richt zich dus tot God, Hij moge zijn macht in de strijd werpen en komen om ons te redden! In de zin van deze psalm vinden we dezelfde beginwoorden in de oraties van donderdag en vrijdag in de eerste week van de Advent (1). Hier, in de 34e week van het kerkelijk jaar, moet de wil van de mens worden gewekt, zoals de oratie op donderdag van de tweede week van de Advent: “Excita, Domine, corda nostra!” – “Wek ons hart op!” het zegt. In al deze gevallen moet de samensteller van deze oraties de wekroep wel als scherp eschatologisch in de oren hebben geklonken.

Waar de oratie op hoopt wanneer eenmaal de wil gewekt is, wordt uitgedrukt in een tweevoudige bede. Wij vragen “met meer ijver de vrucht van het verlossingswerk na te streven”. De betekenis van de oratie laat zich in de Latijnse beknopte formulering: “exsequentes” gemakkelijk herkennen: het “exsequentes”, dit is het voltrekken, het consequent uitvoeren dat een stap verder gaat dan ‘nastreven’ slaat niet alleen op de vrucht van het verlossingswerk, maar ook op het “Opus Dei”, het goddelijke werk, de H. Eucharistie zelf. Ofschoon het begrip “propensius” – rijkelijker, ijveriger” gemakkelijk in verband te brengen is met het voortbrengen van vruchten bepaalt het ook het “divini operis”, het goddelijke “werk” nader: dit werk met grotere  toewijding en liefde gedaan brengt rijker vrucht voort.

Als God het gebed verhoort en onze wil opport, zullen wij de H. Eucharistie met grotere liefde vieren en worden haar vruchten rijker. In het leven van alledag is het de vrucht van de Eucharistie die groeit. En dat zal vervolgens uitmonden in wat in het tweede deel van de oratie wordt gevraagd, dat wij namelijk van Gods goedheid “des te groter heilsgaven” mogen ontvangen. De “pietatis remedia” – “de heilsgaven van zijn liefde” zegt de oratie. De vrucht van het praktische leven is de liefde tot God zoals deze ook voortvloeit uit de viering van het mysterie. Dat God ons het eerst heeft liefgehad mag echter niet worden vergeten.

(1)     Oratie van donderdag, week I Advent:
“Excita, Domine, potentiam tuam et magna virtute succurre”- Heer, ontplooi uw macht en snel ons te hulp met krachtige hand.
Oratie van vrijdag, week I, Advent:

“Excita, quaesumus, Domine, potentiam tuam, et veni”- “Heer, ontplooi uw macht en kom”