Op
de 34e en laatste zondag van het liturgisch jaar wordt het
collectegebed van het hoogfeest van Christus Koning genomen. De weekdagen die
volgen hebben een eigen oratie in het mis- en officieformulier, ten minste als
het gewone feriale dagen zijn, waarop geen gedachtenis of een feest van
heiligen wordt gevierd.
De
“Excita”- oratie is oorspronkelijk voor een van de Adventszondagen
samengesteld. De sterke impuls aan het
begin van de oratie drukt ook het belangrijke liturgische thema van het komende
einde der tijden in de laatste week van het aflopende kerkelijke jaar uit: het
is de hoogste tijd, dat de wil van de mens wordt wakker geschud, om zich op de
komst van de Heer voor te bereiden. God zelf moet zijn ‘fideles’ - gelovigen,
getrouwen - wekken als dezen nog steeds slapen.
De oratie doet dat met de
woorden van de liturgie zoals in de lezingen van H.Mis en Goddelijk Officie; in
de 34e week door het jaar kan men bijvoorbeeld als passend
alternatief voor de hymnen in Lauden, Vespers en Lezingenofficie gedeelten van
de sequens Dies iræ nemen waarin op
dramatische wijze het beeld wordt opgeroepen van de ziel, die op het laatste
oordeel terecht staat voor God.
De oratie doet dat ook met beelden, zoals in “Het
laatste oordeel” van Michelangelo, qua dramatiek, omvang en techniek een
topstuk uit de schilderkunst van de Renaissance. Daar wordt de toeschouwer
indringend geconfronteerd met de mogelijkheid van hel en verdoemenis en dus
opgewekt tot het nemen van persoonlijke verantwoordelijkheid voor het eigen
leven. Daar straalt de Christusfiguur, komend als de Mensenzoon op de wolken om
te oordelen levenden en doden, geen milde barmhartigheid uit maar strenge
rechtvaardigheid, en toch weer getemperd door de deemoedige voorspraak van de
Moeder Gods naast Hem, en beiden centraal onder de tekenen van het lijden boven
in het fresco: herinnering dat Degene die oordeelt, heeft geleden en is
gestorven omwille van ons en van ons heil.
Missale Romanum
1970
Excita, quæsumus, Domine, tuorum fidelium voluntates,
ut, divini operis fructum propensius exsequentes,
pietatis tuæ
remedia maiora percipiant.
Altaarmissaal
Nederlandse Kerkprovincie 1979
Wek, vragen wij U, Heer, bij
uw gelovigen het verlangen,
met meer ijver de vrucht
van het verlossingswerk na te streven,
om van uw goedheid des te
groter heilsgaven te ontvangen.
Werkvertaling
Wek, bidden wij U, Heer,
de wil van uw gelovigen op,
opdat zij, met meer
toewijding ernaar strevend de vrucht van het goddelijk heilswerk te verwerven,
[aldus] krachtiger
geneesmiddelen van uw liefde ontvangen.
L i t u r g i s c
h e a n t e c e d e n t e n
De
oratie is afkomstig uit het Sacramentarium
Gregorianum, 9e eeuw (ed. H. Lietzmann, 1921). In het
preconciliaire Romeinse Missaal was dit het collectegebed van de laatste zondag
na Pinksteren.
S
t r u c t u u r a n a l y s e
1. Excita, quæsumus, Domine, tuorum fidelium voluntates,
2. ut, divini operis fructum propensius exsequentes,
3. pietatis tuæ
remedia maiora percipiant.
Het
collectegebed wordt gevormd door een hoofdzin, onder te verdelen in de eigenlijke
bede beginnend met de imperativusvorm excita, welke sterke nadruk krijgt
aan de kop van de oratie (r.1), waarbij het gevolgd door een finale
(doelaanwijzende) of consecutieve (gevolghebbende) bijzin: ut…percipiant in de coniunctivus en deze weer onderbroken
door een tussenzin, een bijwoordelijke bepaling die het in de werkwoordsvorm percipiant
opgesloten subject nader preciseert. De hoofdzin wordt onderbroken door de
‘tussenzin”, het verbum quæsumus.
Ad 1.
Voluntates tuorum
fidelium: accusativus
bij het verbum excita, waarbij de genitivusvormen tuorum fidelium als
bijwoordelijke bepaling het object voluntates nader verklaren (genitivus
explicativus).
Voluntas, een substantivum van de derde
declinatie staat hier in de accusativus meervoud omdat de erbij behorende
bijvoeglijke bepaling, tuorum fidelium, ook in het meervoud staat. Men kan
echter voluntates als een enkelvoud vertalen. Fidelium is een
zelfstandig gebruikt adiectivum (fidelis) en mag derhalve vertaald worden als
een substantivum (gelovigen)
Ad 2-3.
Ut …..pietatis tuæ
remedia maiora percipiant
(de tussenzin divini..exsequentes is voor de duidelijkheid losgekoppeld):
finale of consecutieve bijzin ingeleid door het voegwoord ut gevolgd
door het verbum percipiant in de coniunctivus vanwege het wenskarakter.
Het zinsdeel pietatis tuæ remedia maiora is het object van het gezegde
percipiant en wordt gevormd door twee
accusativusvormen remedia maiora vergezeld van twee
genitivusvormen die als bijwoordelijke bepaling een hoedanigheid van de remedia
maiora aanduiden: een parallelconstructie van het object in r. 1.
Ad 2.
divini operis fructum
propensius exsequentes:
tussenzin, bijwoordelijke bepaling die het subject van het gezegde percipiant
(dat zijn de fideles van r.1) nader
illustreert. Ook hier dezelfde constructie: divini operis fructum als
object bij het verbum exsequentes, waarbij de accusativus fructum
nader gepreciseerd wordt door de beide genitivusvormen divini operis (genitivus
explicativus). Propensius: bijwoordelijke bepaling en comparativus
(vergrotende trap) van het adiectief propensus, hier adverbiaal gebruikt. (Zie
het commentaar)
Opvallend is in deze
oratie dat de drie genitivusvormen die bij de drie accusativi horen telkens aan
deze voorafgaan. Deze zinsbouw is klassiek.
C
o m m e n t a a r
Het
“excita” laat zich oorspronkelijk afleiden van Psalm 79 [80], 3: “Excita potentiam tuam et veni, ut salvos facias
nos”, “Wek uw macht op en kom om ons te redden”. Dit adventsgebed richt zich
dus tot God, Hij moge zijn macht in de strijd werpen en komen om ons te redden!
In de zin van deze psalm vinden we dezelfde beginwoorden in de oraties van
donderdag en vrijdag in de eerste week van de Advent (1). Hier, in de 34e
week van het kerkelijk jaar, moet de wil van de mens worden gewekt, zoals de
oratie op donderdag van de tweede week van de Advent: “Excita, Domine, corda
nostra!” – “Wek ons hart op!” het zegt. In al deze gevallen moet de
samensteller van deze oraties de wekroep wel als scherp eschatologisch in de
oren hebben geklonken.
Waar
de oratie op hoopt wanneer eenmaal de wil gewekt is, wordt uitgedrukt in een
tweevoudige bede. Wij vragen “met meer ijver de vrucht van het verlossingswerk
na te streven”. De betekenis van de oratie laat zich in de Latijnse beknopte
formulering: “exsequentes” gemakkelijk herkennen: het “exsequentes”, dit is het
voltrekken, het consequent uitvoeren dat een stap verder gaat dan ‘nastreven’
slaat niet alleen op de vrucht van het verlossingswerk, maar ook op het “Opus
Dei”, het goddelijke werk, de H. Eucharistie zelf. Ofschoon het begrip
“propensius” – rijkelijker, ijveriger” gemakkelijk in verband te brengen is met
het voortbrengen van vruchten bepaalt het ook het “divini operis”, het
goddelijke “werk” nader: dit werk met grotere toewijding en liefde gedaan brengt rijker
vrucht voort.
Als
God het gebed verhoort en onze wil opport, zullen wij de H. Eucharistie met
grotere liefde vieren en worden haar vruchten rijker. In het leven van alledag
is het de vrucht van de Eucharistie die groeit. En dat zal vervolgens uitmonden
in wat in het tweede deel van de oratie wordt gevraagd, dat wij namelijk van
Gods goedheid “des te groter heilsgaven” mogen ontvangen. De “pietatis remedia”
– “de heilsgaven van zijn liefde” zegt de oratie. De vrucht van het praktische
leven is de liefde tot God zoals deze ook voortvloeit uit de viering van het
mysterie. Dat God ons het eerst heeft liefgehad mag echter niet worden
vergeten.
(1) Oratie van donderdag, week I Advent:
“Excita,
Domine, potentiam tuam et magna virtute succurre”- Heer, ontplooi uw macht en
snel ons te hulp met krachtige hand.
Oratie
van vrijdag, week I, Advent:
“Excita, quaesumus,
Domine, potentiam tuam, et veni”- “Heer, ontplooi uw macht en kom”