Kort commentaar bij
HET GEBED NA DE COMMUNIE
IN HET
MISFORMULIER HOOGFEEST H. HART VAN
JEZUS
Mozaïek in de S. Apollinare Nuovo, Ravenna (vóór 529)
Tekst
Missale Romanum – 1970
Sacraméntum
caritátis , Dómine, sancta nos fáciat
dilectióne fervére,
qua, ad Fílium
tuum semper attrácti,
ipsum in frátribus agnóscere discámus.
Altaarmissaal Nederlandse Kerkprovincie – 1979
Heer, laat het sacrament van uw liefde in ons zo’n grote
liefde opwekken,
dat wij altijd tot uw Zoon worden getrokken
en Hem in onze naasten beminnen.
Werkvertaling
Heer, laat het
sacrament van uw liefde ons [zo] doen gloeien van een heilige liefde,
waardoor wij, te
allen tijde tot uw Zoon getrokken,
Hem in onze
broeders leren herkennen.
Commentaar
De H. Hartverering wordt
gekenmerkt door een bijzonder gloedvol taalgebruik. Uit de vertaling van het
Altaarmissaal spreekt een drang naar nuchterheid. Deze nieuwe compositie van
het Missale Romanum benoemt hier ‘sacrament van de liefde’ echter niet als de
heilige Communie. De H. Eucharistie is het sacrament dat op een heel bijzondere
manier voortkomt uit de liefde van de Verlosser. Graag betrekt men op dit
sacrament de woorden van Jezus, waarmee Johannes in zijn Evangelie het verslag
over het Laatste Avondmaal evangelist inleidt: “Beminde Hij de zijnen in de
wereld, nu gaf Hij hun een bewijs van zijn liefde tot het uiterste toe” (Jo 13,
1). Op deze liefde betrekt de postcommunio ook de woorden van Christus: “Wanneer
Ik van de aarde zal zijn omhoog geheven, zal Ik allen tot Mij trekken” (Jo 12,
32). Bij het ontvangen van de H. Communie komt een vereniging tot stand waarop
dit woord van Jezus toepasselijk is.
Met het erkennen van zo’n
grote liefde vraagt de oratie voor de gelovigen om het vuur van de liefde. Dat
liefde wederliefde opwekt of toch minstens zou moeten opwekken, behoort tot de
grondregels van het mens-zijn. Maar de richting van de oratie focust meer op
díe wederliefde, die de Verlosser van de mensen verlangt, dat namelijk ieder
die Hij bemint, ook zijn naasten bemint. Hij wil - met andere woorden - ook in
de naasten worden bemind. Men kan de Heer immers niet met voorbijgaan van de
naasten, beminnen. Hij heeft hen immers tot zich getrokken en zij vormen met
hem tesamen de mystieke Lichaam van Christus, waarin én Christus én zijn en
onze broeders als Wijnstok en als ranken in een levende communio met elkaar zijn verbonden.
De Latijnse tekst vraagt
slechts dat wij Christus in onze naasten erkennen. Maar we mogen er aan
toevoegen zoals de tekst van het Altaarmissaal doet: en Hem in onze naasten
beminnen.
Paus Benedictus XVI gaf de
Postsynodale Exhortatie over de H. Eucharistie (2007), bron en hoogtepunt van
het leven en de zending van de Kerk de als beginwoorden mee: Sacramentum caritatis. Hij presenteerde
dit begrip in nr. 1 van de Exhortatie als volgt:
Sacrament van de liefde: de
heilige Eucharistie is het geschenk van de zelfgave van Jezus Christus,
waardoor Hij ons Gods oneindige liefde voor iedere mens openbaart. In dit
wonderbare sacrament toont zich de “grotere” liefde die ertoe aanzet “het eigen
leven te geven voor zijn vrienden” (vgl. Joh 15,13). Ja, Jezus heeft de Zijnen
“tot het uiterste toe” liefgehad (Joh 13,1). Deze woorden van de evangelist
vormen de inleiding op Jezus’ gebaar van oneindige nederigheid: voordat Hij
voor ons aan het kruis stierf, waste Hij, omgord met een linnen doek, de voeten
van zijn leerlingen. Op dezelfde wijze blijft Jezus ons in het sacrament van de
Eucharistie “tot het uiterste toe” liefhebben, tot aan de gave van zijn Lichaam
en zijn Bloed. Wat moeten de gebaren en de woorden van de Heer tijdens dat
Avondmaal de apostelen hebben verwonderd! Wat moet het mysterie van de
Eucharistie ook een verwondering opwekken in ons hart!