Collectegebed 11e zondag door het jaar
“Beantwoorden aan uw wil in gedachten en daden”
Missale Romanum – 1970
Deus, in te sperantium fortitudo, invocationibus nostris adesto propitius, et, quia sine te nihil potest mortalis infirmitas, gratiæ tuæ præsta semper auxilium, ut, in exsequendis mandatis tuis, et voluntate tibi et actione placeamus.
Altaarmissaal – 1979
God, steun voor allen die op U hopen, wees ons nabij en luister naar ons gebed. In onze menselijke zwakheid kunnen wij niets zonder U. Schenk ons altijd de bijstand van uw genade om door het naleven van uw geboden, in gedachten en daden aan uw wil te beantwoorden.
Meer letterlijke vertaling
God, kracht voor allen die op U hopen, verhoor genadig onze smeekbeden en omdat onze aardse zwakheid zonder U niets vermag, verleen ons altijd de bijstand van uw genade, opdat wij, door het naleven van uw geboden, in ons willen en in ons doen U behagen.
L i t u r g i s c h e a n t e c e d e n t e n
Het collectegebed van deze zondag is in feite integraal terug te voeren op het Oude Gelasiaans Sacramentarium, 566 - 8e eeuw-, en staat vermeld in het Missale Romanum van 1962 op de 1e zondag na Pinksteren en in de week die daarop volgt. Sinds de 8e eeuw en wellicht nog vroeger was deze oratie, getuige niet minder dan 32 manuscripten, in gebruik in de kathedralen, dom- en kloosterkerken van het vasteland van Europa en overzee (Corpus Orationum, II, D, pars 1, reeks Corpus Christianorum, series Latina, CL A, Turnhout 1993, p. 180).
Vanwege de woordparen “fortitudo” – kracht - en “infirmitas” – zwakheid - , “voluntas” – wil - en “actio” – handeling - , zou een mogelijke bron voor dit collectegebed ook in de anti-pelagiaanse (1) geschriften van de H. Augustinus van Hippo (+ 430) gevonden kunnen worden.
W o o r d e n l i j s t
In het klassieke Latijn betekent “fortitudo” maar zelden fysieke kracht, maar wel volharding, “standvastigheid, vastberadenheid, manhaftigheid bij het verduren of op zich nemen van moeilijkheden, lasten, ongemak, tegenspoed; ook beslistheid, vastbeslotenheid, dapperheid, moed, onverschrokkenheid, onversaagdheid. In de Latijnse Vulgaatvertaling van het oude Testament wordt de Heer dikwijls aangeduid als “fortitudo mea” – “mijn sterkte…”. Zo vertalen de Latijnse en Griekse versies van het Oude Testament het Hebreeuwse maw’oz en ‘oz, begrippen die een “plaats” of “middel van veiligheid”, een “toevluchtsoord, schuilplaats” of “burcht”, “bolwerk, fort”, “bastion”of “vesting” aanduiden.
Het begrip “burcht” klinkt ook in het grote “strijdlied” van de 16e eeuwse protestanten in Duitsland “Ein feste Burg ist unser Gott” - Een vaste burcht is onze God’. Dit is de vertaling van psalm 46 door Maarten Luther (+1546) die voor het protestantisme de betekenis kreeg die de Internationale later voor het socialisme zou krijgen. Van oudsher en ver voordat Luther op het idee kwam, werden hymnen en liederen ook ingezet in de strijd van het orthodoxe katholicisme tegen ketterijen en schismatieke bewegingen. Deze vormden ook een geheugensteun voor de mensen de relevante rechtzinnige ideeën te leren en te onthouden. De H. Augustinus van Hippo (+430) stelde een gedicht samen ter bestrijding van de donatisten (2) die hun schismatieke altaren hadden opgezet tegenover die van de katholieken. In reactie op “Ein feste Burg” zongen Rooms Katholieken “Großer Gott, wir loben dich” “Grote God, wij loven U – in 1774 getoonzet door de priester-dichter Ignaz Franz, als een parafrase op het “Te Deum” , een lofzang, in feite het aloude lof- en danklied van de H. Kerk, dat terugreikt tot eind 4e, begin 5e eeuw en dat mogelijk – minstens in enkele onderdelen – naar het auteurschap van de H. Ambrosius (+ 397) verwijst. De protestanten adopteerden vervolgens op hun beurt enthousiast het priesterlied “Großer Gott, wir loben dich” en zingen dat tot op de dag van vandaag. Daardoor is in dit geval het Ajax-Feyenoord-karakter op de achtergrond geraakt maar dat is misschien wel heel oecumenisch.
Adesto is de imperatief van de toekomende tijd van het werkwoord adesse: aanwezig zijn, nabij zijn, helpen, bijstaan. In de verbinding: adesto precibus , adesto supplicationibus of adesto invocationibus krijgt het de betekenis van “verhoren, luisteren naar”.
Auxilium is “hulp, assistentie, bijstand, steun”.
Voluntas betekent voornamelijk “wil, vrije wil, wens, keuze, verlangen, neiging, geneigdheid”. Het is de kracht van onze vrije wil die in samenwerking met ons intellect ons onderscheidt van wilde dieren. Voluntas kan ook eenvoudig een “intentie” betekenen of iets wat we inwendig willen.
Mortalis: sterfelijk, dodelijk, aards, vergankelijk; peccatum mortale: doodzonde.
Propitius (van pro en peto): genegen, genadig, gunstig
Infirmitas heeft betekenissen als “zwakheid, zwakte”, ook “het zwakke geslacht”, verder “onzelfstandigheid”, “wankelbaarheid”.
Exsequor heeft een scala aan betekenissen: 1. volgen, begeleiden, nalopen, aanhangen 2. doorzetten, uitvoeren, voltrekken 3. vervolgen, straffen, wreken 4. uitvoerig behandelen, beschrijven 5. voortzetten, voleinden 6. uitvorsen, te weten komen 7. dragen, dulden, ondergaan, verduren. Exsequor mandata : opdrachten, bevelen, geboden uitvoeren / volgen / naleven.
Als het collectegebed zegt dat de sterfelijke mens te zwak is, om zonder God tot iets in staat te zijn, dan geldt dat in het algemeen voor het natuurlijke leven. Maar hier is evenwel en vooral het bovennatuurlijke domein bedoeld: “Zonder Mij kunt gij niets doen” (Jo 15,5). De zondeval van de eerste mens verwondde en verzwakte immers de geest en wil van de gehele mensheid tot op de dag van vandaag. Daardoor is het moeilijk voor ons om scherp te onderscheiden wat goed en waar is. Na afweging met ons verstand of op gezag van anderen blijft het vanwege onze passies en voorkeuren nog steeds moeilijk de juiste keuze te maken. Onze juiste geest- en wilsbesluiten moeten worden gedisciplineerd door herhaling van keuzes en handelingen op de juiste tijd en wijze, zodat we goede gewoonten en deugden ontwikkelen.
In ons gebed van deze zondag staat voluntas (de vrije wil) in tegenstelling tot de actio “actie” (handeling) geplaatst. Wij hebben “neigingen” tot dit of dat. In de acties (handelingen) worden onze neigingen concreet. Sommige acties zijn geheel geestelijk of spiritueel, en zijn in die hoedanigheid acties van de geest. Wij hebben een eerste idee of neiging en vervolgens gebruiken wij onze vrije wil om dat idee te aanvaarden of af te wijzen. Wij kunnen een neiging tot een diepere gedachte brengen en haar beschouwen. Er zijn verstandelijke daden (goed of slecht). Er zijn ook fysieke daden. We krijgen een idee en dan zoeken we met behulp van ons intellect en wil uit hoe het te doen en een keuze te maken om te handelen (goed of slecht).
Gelet op de moeilijkheid de juiste keuzes te maken als gevolg van de erfzonde is God de enige hoop, die de kracht verlenen kan iets te bewerken wat God welgevallig is. Vervuld van deze overtuiging, smeekt de Kerk in het collectegebed van deze zondag God, haar de hulp van Zijn genade te verlenen, opdat wij daardoor Gods geboden in willen en handelen vervullen.
Het welbehagen van de Vader rustte op zijn eniggeboren, geliefde Zoon. Ook op ons die door water en de Heilige Geest opnieuw geboren en kind van God zijn geworden, rust Gods welbehagen. Wij zijn immers ranken aan de wijnstok van het mystieke Lichaam van Christus en God helpt hen, met zijn genade, vruchten voort te brengen door willen en handelen. Het welbehagen van God is voor de mensen een levenskwestie, om welke reden het collectegebed van deze zondag een bijzonder aandringend karakter heeft. Dit aandringen blijkt uit de dubbele vraag om Gods bijstand: “invocationibus nostris adesto propitius”- “verhoor genadig onze smeekbeden” en, nog duidelijker: “gratiæ tuæ præsta semper auxilium” – “verleen ons altijd de hulp van uw genade”.
Het gaat niet om het afwenden van de straf, die wij moeten verwachten, als wij de geboden niet onderhouden, en niet om het loon, dat ons de trouw aan de geboden in het vooruitzicht stelt. Het gaat erom, dat wij de Vader, die wij zo liefhebben, behagen. Zo is het collectegebed een gebed van liefde voor God. God begint en voltooit in ons alle verdienstelijke dingen die wij doen. Hij geeft ons de kracht om alle goede daden tot stand te brengen.
Noten”bij de tekst:
(1) Pelagianen: volgelingen van Pelagius (354-420/440) (eind 4e eeuw), een asceet, die stelde dat de zondeval de menselijke natuur niet heeft aangetast en dat de sterfelijke wil in staat is te kiezen tussen het goede en kwade, met andere woorden dat de mens alle capaciteiten bezit om door een deugdzaam leven zichzelf waardig te maken voor het eeuwig leven zonder dat hiervoor bijstand van de kant van God nodig is. In zijn anti-pelagiaanse geschriften werkt de H.Augustinus zijn genadeleer uit: de gedachte dat het als gevolg van de erfzonde onmogelijk is om goed te leven zonder Gods voortdurende hulp, een genade-gave die de zondige mensheid eigenlijk niet verdient.
(2) Van de vele ketterijen waarmee Augustinus als bisschop van Hippo te maken kreeg vormden de donatisten, volgelingen van de afgescheiden bisschop Donatus (4e eeuw) wel een van zijn meest hardnekkige tegenstanders. Deze christelijke fundamentalisten uit Noord-Afrika bepleitten een volledig zuivere Kerk zonder compromissen. Zij wilden geen banden met de Kerk van Rome en de Romeinse overheid.
Augustinus vatte de strijd tegen hen op. Daarbij ging hij ongebruikelijke middelen niet uit de weg. In 393 schilderde hij het conflict met de donatisten in een lang gedicht, de “Psalm tegen de donatisten”. Het is geschreven in heel eenvoudig Latijn, dat bewust is ontdaan van alle klassieke franje: iedereen moest de boodschap kunnen begrijpen. Dit unieke gedicht krijgt ten onrechte meestal weinig aandacht. Klassiek geschoolde geleerden vinden de volkse tekst de erudiete kerkvader haast onwaardig. Augustinus blijkt echter ook hier al zijn talenten als redenaar en schrijver in te zetten voor 'de goede zaak', zoals hij dat ook doet in zijn preken.De “Psalmus” is van groot belang als historisch, pastoraal en theologisch document. Maar bovenal neemt het gedicht een bijzondere plaats in binnen de geschiedenis van de Europese poëzie. Het is namelijk een uniek getuigenis van de ontwikkeling naar de ritmische Latijnse poëzie van de middeleeuwen