Lectio altera
E Commentário
Orígenis presbýteri in Ioánnem
(Tomus
10, 20: PG 14, 370-371)
Tweede lezing
Uit het
Commentaar op Johannes door Origenes, priester
(Tomus
10, 20: PG 14, 370-371)
Christus
sprak van de tempel van zijn lichaam
Breekt deze tempel af en in drie dagen zal Ik hem
oprichten. De Joden, gehecht aan het stoffelijke en zichtbare schijnen mij toe
nu reeds een wenk te krijgen, zij die het maar moeilijk konden verdragen, dat
zij door Jezus uit de tempel waren verdreven, omdat zij van het huis van de
Vader een markt hadden gemaakt en nu een teken verlangden. Uit dit teken zou
blijken, dat de Zoon Gods, die door hen niet werd aanvaard, dit terecht deed.
Toen de Verlosser immers, alsof Hij over de joodse tempel sprak, daarmee zijn
eigen lichaam bedoelde, toen men Hem vroeg: Wat voor teken kunt Gij ons laten
zien, dat Gij dit doen moogt?, antwoordde Hij: Breekt deze tempel af en in drie
dagen zal Ik hem oprichten.
Beide echter, zowel de joodse tempel als Jesus’
lichaam schijnen mij volgens hetzelfde begrip een beeld van de Kerk te zijn.
Uit het feit dat die Kerk is opgebouwd uit levende stenen, gemaakt als een
geestelijke tempel tot een heilig priesterschap gebouwd op het fundament van de
Apostelen en profeten, terwijl de sluitsteen Christus zelf is, is er sprake van
een werkelijke tempel. Maar als van de andere kant om deze woorden: Maar gij
zijt het lichaam van Christus en ieder afzonderlijk zijt gij ledematen, het
verband en de overeenkomst met een stenen tempel niet schijnt te stroken en
volgens psalm een-en-twintig als Christus’ beenderen worden ontwricht door de
heimelijke aanslagen en vervolgingen en kwellingen en door hen, die strijd
voeren tegen de eenheid van die tempel met vervolgingen, zal Hij toch als
tempel worden opgericht en zal Christus’ lichaam worden opgewekt op de derde
dag na de dag van de boosheid door Hem ondergaan en na de dag van de
voltooiing, die hierop volgt.
Want er zal een derde dag komen in een nieuwe hemel en
een nieuwe aarde, wanneer deze beenderen, namelijk het gehele huis van Israël,
op die grote dag des Heren zullen worden opgewekt, nadat de dood geheel is
overwonnen, zodat de verrijzenis van Christus door het lijden aan het kruis het
mysterie bevat van de verrijzenis van geheel het lichaam van Christus.
Zoals dat lichaam van Jezus aan de zintuigen
onderworpen, aan het kruis werd gehecht, werd begraven en daarna opgewekt, zo
is het gehele lichaam van de heiligen van Christus met Christus aan het kruis
gehecht en leeft nu niet langer meer. Want ieder van hen, zoals ook Paulus,
roemt nergens anders op dan op het kruis van onze Heer Jezus Christus, door wie
hij aan de wereld is gekruisigd en de wereld aan hem.
Daarom is iedereen niet alleen tegelijk met Christus
aan het kruis gehecht en aan de wereld, maar ook tegelijk mét Christus
begraven. Want wij zijn met Christus begraven, zegt Paulus, terwijl hij er
tevens aan toevoegt, alsof wij daardoor reeds een onderpand kregen van de
verrijzenis: En wij zijn met Hem verrezen.