Lectio altera
Incipit sermo
sancti Leónis Magni papæ De beatitudínibus
(Sermo 95, 1-2: PL 54, 461-462)
Tweede lezing
Begin van
de preek over de zaligsprekingen, van de H. Leo de Grote, paus
Sermo 95, 1-2: PL 54, 461-462)
Ik zal mijn wetten in hun
hart leggen
Toen onze Heer Christus, zeer geliefden,
het Evangelie van zijn rijk predikte en in heel Galilea verschillende zieken
genas, had zich in heel Syrië de faam van zijn krachten verbreid. Uit geheel
Judea kwamen er drommen mensen naar de hemelse geneesheer toegestroomd. Want
omdat het geloof van de menselijke onwetendheid traag is om te geloven wat het
niet ziet en om te hopen op wat het niet kent, moesten de mensen, die trouwe
aanhangers van de goddelijke leer moesten worden, door lichamelijke weldaden en
zichtbare wonderen daartoe worden aangespoord, opdat zij niet meer zouden
twijfelen, dat zijn leer even heilzaam was als zijn wondermacht, die zij uit
ervaring kenden.
Opdat dus de Heer de uitwendige genezingen
tot inwendige geneesmiddelen kon maken, en ze na de gezondheid van de lichamen
de genezing van de zielen kon bewerken, zonderde Hij zich af van de omringende
menigte, en ging met zijn bijeengeroepen Apostelen naar een eenzame plaats op
een nabije berg. Vanaf die betekenisvolle hoogte onderrichte Hij hen in de
verhevenste leringen, terwijl Hij zowel door de hoedanigheid zelf van die
hoogte als door datgene, wat Hij daar deed, beduidde, dat Hij dezelfde was als
Hij, die zich eens verwaardigd had Mozes toe te spreken. Toen openbaarde zich
meer zijn vreeswekkende gerechtigheid, nu zijn heilig mededogen, opdat vervuld
zou worden, wat door de profeet Jeremia was voorzegd: Zie, de dagen komen, zegt de Heer, dat ik met Israëls huis en het huis
van Juda een nieuw Verbond zal sluiten. Na die dagen, zegt de Heer, zal Ik mijn
Wet in hun boezem leggen; Ik zal ze schrijven op hun hart.
En Hij die dan gesproken heeft tot Mozes
sprak ook tot de Apostelen en in de harten van zijn leerlingen schreef de snel schrijvende
hand van het Woord zijn leer van het Nieuwe Testament. Nu echter werd de berg
niet, zoals vroeger, door een dichte wolk omhuld, noch werd het volk door
verschrikkelijke donderslagen en bliksems afgeschrikt om tot de berg te
naderen, maar nu drongen de woorden des Heren rustig en duidelijk door tot de
oren van de omstanders, zodat door de zachtheid van de genade de hardheid van
de wet werd verwijderd en de geest van aanneming de slafelijke vrees wegnam.
Hoedanig de leer van Christus is, tonen ons
zijn eigen heilige uitspraken, zodat zij, die tot de eeuwige zaligheid
verlangen te komen, de trappen van die allerzaligste opstijging leren kennen. Zalig, zegt Hij, de armen van geest, want aan hen behoort het rijk der hemelen. Het
zou misschien onzeker kunnen zijn over welk soort van armen de Waarheid hier
spreekt, wanneer die zegt: Zalig de
armen, als zij er niets aan zou hebben toegevoegd om de aard van die armen
te bepalen. Het had kunnen schijnen, dat om het rijk der hemelen te winnen
alleen die armoede voldoende was, die velen door zware en harde noodzaak
ondergaan. Maar daar Hij zegt Zalig de
armen van geest, toont Hij aan, dat aan diegenen het rijk der hemelen wordt
geschonken, bij wie de nederigheid des harten meer tot aanbeveling strekt dan
het gebrek aan levensbehoeften.