zaterdag 13 juni 2020

Lectio divina lingua latina Liturgia Horarum Ad Officium lectionis Die 13 iunii S. Antonii de Padova, Presbyteri et Ecclesiæ Doctoris Viva est loquela, cum loquuntur opera. Een taal is pas echt levend, als de daden spreken


Memoria
  
Introductio

Ulisippone (Lisboa) in Lusitania natus est circa finem sæculi XII. Inter canonicos regulares sancti Augustini adscitus, paulo post adeptum sacerdotium ad Fratres Minores transgressus est, ut fidei propagationi incumberet inter Africæ populos. In Gallia tamen et in Italia munere prædicationis magno cum fructu fungens, multos hæreticos convertit et primus in suo Ordine theologiam Fratres docuit. Sermones scripsit doctrina et suavitate perfusos. Mortuus est Patavii anno 1231.

Lectio altera

Ex Sermónibus sancti Antónii de Pádova presbýteri
(I, 226)
Inleiding
Antonius werd tegen het einde van de 12e eeuw te Lissabon geboren. Kort na zijn priesterwijding ging hij van de reguliere kanunniken van Sint Augustinus, bij wie hij ingetreden was, over naar de minderbroeders, met de bedoeling het geloof in Noord - Afrika te gaan verkondigen. Maar zijn werkterrein werd Frankrijk en Italië, waar hij met veel vrucht het predikambt vervulde, velen die door dwaalleraren waren misleid tot de kerk terugbracht en als eerste in zijn orde met het theologie-onderwijs aan zijn medebroeders belast werd. De preken die hij heeft nagelaten onderscheiden zich door hun leerstellige inhoud. Hij stierf te Padua in 1231.
Tweede lezing

Uit een preek van de heilige priester Antonius van Padua († 1231)
Een taal is pas echt levend, als de daden spreken
Wie van de heilige Geest vervuld wordt, spreekt ‘in vreemde talen’ (Hand. 2, 4). De verschillende talen zijn de verschillende manieren waarop wij voor Christus getuigen: nederigheid, armoede, geduld en gehoorzaamheid. Zo’n taal spreken wij, als wij deze deugden in ons leven voor anderen zichtbaar maken.
Een taal is pas echt levend, als de daden spreken. Wij zijn vol mooie woorden, maar zonder daden, en daarom door de Heer vervloekt, zoals Hijzelf de vijgeboom heeft vervloekt, waaraan Hij geen vruchten vond, maar enkel bladeren. ‘Voor een verkondiger’, zegt Gregorius, ‘is het een grondbeginsel dat hijzelf doet wat hij verkondigt. Het is zinloos de kennis van de wet te verspreiden, als men door zijn handelen dit onderricht tenietdoet.’
Maar de apostelen ‘begonnen te spreken naargelang de Geest hun te vertolken gaf’ (Hand. 2, 4). Gelukkig wie spreekt zoals de Geest hem ingeeft en niet volgens zijn eigen stemming. Want er zijn mensen die zeggen wat hun eigen geest hun ingeeft, of die de woorden van anderen stelen en ze als hun eigen woorden aanbieden en aan zichzelf toeschrijven. Over dergelijke mensen zegt de Heer bij Jeremia: ‘Ik verzeker u: Ik zal de profeten die mijn woorden van elkaar stelen - godsspraak van de Heer. Ik zal de profeten die al wat over hun lippen komt, als orakels beschouwen - godsspraak van de Heer. Ik zal de profeten die mijn volk misleiden met hun zogenaamde dromen, met hun leugens en hun woordenvloed - godsspraak van de Heer. Ik heb hen niet gezonden. Ik heb hun geen opdracht gegeven. Zij zijn voor dit volk van geen enkel nut - godsspraak van de Heer’ (Jer. 23, 30-32).
Laten wij dus spreken zoals de heilige Geest het ons ingeeft, en Hem nederig en toegewijd vragen dat Hij zijn genade in ons stort, zodat wij op Pinksteren de vijftig dagen vol maken door de volmaakte beheersing van onze vijf zintuigen te vermenigvuldigen met het onderhouden van de tien geboden. Mogen wij vervuld worden van een diepe geest van berouw en ontstoken door vurige tongen van lofprijzing. Dan zullen wij als brandende toortsen in de heerlijkheid van de heiligen de Drieëne God mogen aanschouwen.