Introductio
Natus est circa annum 1080
in regione Rhenana. Canonicus Ecclesiæ Xantensis, a vita mundana conversus,
amplectitur vitam regularem et sacerdotio initiatur anno 1115. Vitam
apostolicam aggressus, prædicationis munus suscepit, præsertim in Gallia et in
Germania. Sociis sibi adscitis, fundamenta iecit Ordinis Præmonstratensis ac
nonnulla fundavit monasteria. Archiepiscopus Magdeburgensis electus anno 1126,
vitam christianam reformavit et fidem ad gentes ethnicas viciniores extendit.
Mortuus est anno 1134.
Inleiding
Norbertus werd omstreeks het
jaar 1080 te Gennep geboren. Als kanunnik van de dom van Xanten leidde hij
aanvankelijk een werelds leven. Na zijn bekering tot een meer evangelische
levenswijze werd hij in 1115bpriester gewijd. Naar het voorbeeld van de Apostelen
levend, nam hij de taak van prediker op zich en verkondigde hij het woord Gods
vooral in Frankrijk en Duitsland. Met zijn gezellen legde hij de grondslagen
van de premonstratenser orde en stichtte hij verschillende kloosters. In 1126
werd hij tot aartsbisschop van Maagdenburg gekozen. In deze hoedanigheid
hervormde hij het christelijk leven en verbreidde hij het geloof over de
naburige heidense bevolking. Hij stierf in 1134.
Lectio altera
E Vita sancti Norbérti epíscopi
(Verba, virgulis inclusa, deprompta
sunt e Vita S. Norberti, ab auctore canonico regulari Præmonstratensi æquali
conscripta: PL 170, 1262. 1269. 1294. 1295; Litteræ Apostolicæ ab Innocentio II
ad S. Norbertum II non. iun. 1133 sub plumbo datæ: Acta Sanctorum, 21, in
Appendice, p. 50)
Tweede lezing
Uit
het levensverhaal van de heilige Norbertus († 1134)
Groot onder de
groten, gering tussen de kleinen
Norbertus
wordt terecht beschouwd als een van de meest krachtdadige uitvoerders van de
Gregoriaanse hervorming. Zo wilde hij in de eerste plaats een clerus vormen die
zich op een authentiek evangelisch en apostolisch leven toelegde, die in kuisheid
en armoede ‘het kleed draagt van de nieuwe mens dat tegelijk een sieraad is,
door het habijt van de kloosterling te verbinden met de waardigheid van het
priesterschap’, en die zich richt ‘op de navolging van de heilige Schrift met
Christus als leidsman’. Aan hen gaf Norbertus drie aanbevelingen: ‘zuiverheid
in de dienst van het altaar en bij het koorgebed, verbetering van fouten en
nalatigheden door middel van het kapittel en zorg voor de armen en
gastvrijheid’.
Maar
terwijl de priesters in het klooster de plaats van de apostelen innamen, trok
hij, naar het voorbeeld van de oude kerk, een grote menigte aan van gelovige
leken, mannen en vrouwen. Daarom beweerden velen dat sinds de tijd van de
apostelen geen ordestichter in zo’n korte tijd zoveel navolgers van Christus
tot een leven van volmaaktheid had aangeworven.
Toen
hij aartsbisschop geworden was, deed hij een beroep op zijn medebroeders om de
Slavische volken in Oost-Europa tot het geloof te brengen. De clerus van zijn
eigen bisdom trachtte hij te hervormen, in weerwil van de onrust en de
opwinding onder het volk.
Tenslotte
spande hij zich vooral in om een goede verstandhouding tussen de Apostolische
Stoel en het keizerrijk tot stand te brengen en te bevorderen, met behoud
evenwel van vrije verkiezingen voor kerkelijke ambten. Daarom schreef paus
Innocentius II hem: ‘De Apostolische Stoel dankt u, haar zo toegewijde zoon,
van ganser harte’, en de keizer maakte hem tot aartskanselier van het rijk.
Dit
alles deed hij vanuit een onwankelbaar geloof. ‘In Norbertus’, zei men,
‘schittert het geloof, zoals in Bernardus van Clairvaux de liefde.’ In zijn
omgang was hij beminnelijk: ‘groot onder de groten, gering tussen de kleinen,
hartelijk voor allen’. Hij was ook zeer welsprekend. ‘Hij brengt Gods woord als
vuur, ondeugden brandt hij weg, deugden scherpt hij in, mensen van goede wil
maakt hij rijk door zijn wijsheid.’ Hij schouwde de goddelijke mysteriën,
mediteerde daarover voortdurend en verkondigde ze onverschrokken.