Eerste lezing (Wijsh. 6,12-16)
Uit het boek der wijsheid.
Stralend en nooit verwelkend is de wijsheid,
gemakkelijk wordt zij aanschouwd door wie haar liefhebben,
gevonden door wie haar zoeken;
nog voor men haar begeert, heeft zij zich al bekend gemaakt.
Wie om haar vroeg opstaat, hoeft zich niet uit te sloven,
want hij zal haar vinden, zittend aan zijn deur.
Peinzen over haar getuigt van volmaakt inzicht,
en wie om haar wakker ligt, zal weldra vrij van zorg zijn.
Want zelf gaat ze rond en zoekt die haar waardig zijn,
genadig vertoont zij zich aan hen op hun wegen
en bij elk overleg treedt zij hen tegemoet.
Tweede lezing (1 Tess. 4,13-18)
Uit de eerste brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Tessalonica.
Broeders en zusters,
wij willen u niet in onwetendheid laten over het lot
van hen die ontslapen zijn;
gij moogt niet bedroefd zijn,
zoals de andere mensen, die geen hoop hebben.
Wij geloven immers
dat Jezus is gestorven en weer opgestaan;
evenzo zal God hen, die in Jezus zijn ontslapen,
levend met Hem meevoeren.
En dit zullen wij u meedelen
volgens een woord van de Heer:
wij die in leven blijven tot de komst van de Heer,
wij zullen de doden in geen geval voorgaan.
Want wanneer het bevel gegeven wordt,
als de stem van de aartsengel weerklinkt
en de bazuin van God,
dan zal de Heer zelf van de hemel neerdalen,
en eerst zullen de doden, die in Christus zijn verrijzen;
daarna zullen wij, die nog in leven zijn,
tegelijk met hen in een oogwenk
op de wolken in de lucht worden weggevoerd,
de Heer tegemoet.
En zo zullen wij voor altijd samen zijn met de Heer.
Troost elkaar dus met deze woorden.
Evangelie (Mt. 25,1-13)
In die tijd vertelde Jezus zijn leerlingen deze gelijkenis:
“Het is met het Rijk der hemelen
als met tien meisjes, die met hun lampen uittrokken,
de bruidegom tegemoet.
Vijf van hen waren dom, de andere vijf verstandig.
Want de dommen namen wel hun lampen mee,
maar geen olie;
de verstandigen echter namen met hun lampen
tevens kruiken olie mee.
Toen nu de bruidegom op zich liet wachten,
dommelden zij allen in en sliepen.
Maar midden in de nacht klonk er een geroep:
‘Daar is de bruidegom! Trekt hem tegemoet!’
Meteen waren al de meisjes wakker
en maakten hun lampen in orde.
De dommen zeiden tegen de verstandigen:
‘Geef ons wat olie, want onze lampen gaan uit.’
Maar de verstandigen antwoordden:
‘Nee, er mocht eens niet genoeg zijn
voor ons en jullie samen.
Gaat liever naar de verkopers en haalt wat voor jezelf.’
Maar terwijl zij onderweg waren om te gaan kopen
kwam de bruidegom,
en die klaar stonden,
traden met hem binnen om bruiloft te vieren;
en de deur ging op slot.
Later kwamen ook de andere meisjes en zeiden:
‘Heer, heer doe ons open!’
Maar hij antwoordde:
‘Voorwaar, Ik zeg u: ik ken u niet.’
Weest dus waakzaam, want gij kent dag noch uur.”