vrijdag 10 november 2017

Liturgia Horarum Leo de Grote De bijzondere dienst van ons ambt.

Uit een preek van de heilige paus Leo de Grote († 461)

De bijzondere dienst van ons ambt.

De hele kerk van God is trapsgewijze opgebouwd en zo bestaat dit heilig lichaam geheel uit ledematen die onderling verschillend zijn. Toch vormen wij allen te zamen, zoals de Apostel zegt: ‘één persoon in Christus’ (Gal. 3, 28). Niemand is door zijn taak binnen dit lichaam zozeer van de anderen gescheiden dat hij - hoe klein deel van het geheel hij ook moge zijn - niet met het hoofd is verbonden. In de eenheid van geloof en doopsel bezitten we een ongedeelde gemeenschap en een gemeenschappelijke waardigheid, volgens het woord van de heilige apostel Petrus die plechtig verklaart: ‘Laat uzelf als levende stenen voegen in de bouw van de geestelijke tempel. Draagt als een heilige priesterschap geestelijke offers op die welgevallig zijn aan God door Jezus Christus’, en verder: ‘Gij zijt een uitverkoren geslacht, een koninklijke priesterschap, een heilige natie, Gods eigen volk’ (1 Petr. 2, 5.9).
Allen immers die in Christus zijn herboren, worden door het teken van het kruis tot koningen gemaakt en door de zalving van de heilige Geest tot priesters gewijd. Alle van Geest en inzicht vervulde christenen moeten dus beseffen dat zij, zonder deel te hebben aan deze bijzondere dienst van ons ambt, toch eveneens een koninklijke afkomst en een priesterlijke taak bezitten. Want wat is zo koninklijk als de menselijke geest die in onderwerping aan God heerst over het lichaam? En wat is zo priesterlijk als aan de Heer een zuiver geweten te wijden en Hem vanaf het altaar van het hart reine gaven van godsvrucht aan te bieden? Dit is door de genade van God aan allen ten deel gevallen. Toch is het een godsdienstige en lofwaardige daad u te verheugen over de dag van onze verheffing, als gold die eer uzelf. Zo wordt in het gehele lichaam van de kerk het ene sacrament van het hogepriesterschap gevierd, waarvan de zegening als uitgestorte zalfolie weliswaar rijkelijk is gevloeid over het hoofd, maar ook in niet geringe mate is neergekomen over het gehele lichaam.
Hoewel wij ons terecht gezamenlijk kunnen verheugen omdat wij allen in deze gave delen, is er nog een betere en hogere reden tot vreugde. In plaats van stil te blijven staan bij de beschouwing van mijn persoon die onbeduidend is, is het veel nuttiger en passender onze geest omhoog te richten om de glorie te beschouwen van de heilige apostel Petrus, en deze dag voornamelijk ter ere van hem te vieren. Want hij heeft rijkelijk uit de bron van alle genadegaven ontvangen, en wel in die mate dat, naast hetgeen alleen aan hem geschonken is, er niets op anderen is overgegaan waaraan hij geen deel heeft gehad. Het mensgeworden Woord woonde toen al onder ons en Christus had zich reeds geheel en al gegeven voor de verlossing van alle mensen.