dinsdag 14 november 2017

Liturgia Horarum Dinsdag in de 32e week door het jaar St. Augustinus - Het voorbeeld van Paulus

Uit een preek van de heilige Augustinus, bisschop van Hippo († 430), over de herders

Het voorbeeld van Paulus.

Toen Paulus eens in grote nood verkeerde - hij was namelijk gevangen ter wille van de verkondiging van de waarheid - stuurden de broeders hem het nodige om hem in zijn behoefte en armoede bij te staan. In zijn antwoord dankte hij hen met deze woorden: ‘Gij hebt er goed aan gedaan mij te helpen in mijn moeilijkheden. Ik heb geleerd in alle omstandigheden mijzelf genoeg te zijn. Ik weet wat overvloed is, ik weet wat armoede is. Alles vermag ik in Hem die mij kracht geeft. Toch hebt gij er goed aan gedaan mij hulp te sturen in mijn nood’ (Fil. 4, 11-14).
Hij wilde hun echter tonen waar het hem eigenlijk om te doen was bij de weldaden die ze hem bewezen hadden. Om niet onder hen gerekend te worden die zichzelf weiden in plaats van hun schapen, verheugt Paulus zich niet zozeer om de hulp die ze hem in zijn nood geboden hebben, maar wenst hij hen veeleer geluk met hun vruchtbaarheid. Wat zocht hij dan? ‘Niet dat het mij om uw giften te doen is - zegt hij - wat ik zoek is uw eigen voordeel’ (Fil. 4, 17). Niet dat ikzelf verzadigd word, is het belangrijkste, zegt hij, maar dat jullie niet zonder voordeel blijven.
Wie dus niet in staat zijn te doen wat Paulus deed, namelijk van het werk van hun handen leven, mogen de melk van hun schapen aannemen om zo in hun behoeften te voorzien. Zij mogen echter de zwakheid van de kudde niet uit het oog verliezen. Ze mogen niet op hun eigen voordeel uit zijn, anders denken de mensen dat zij het evangelie verkondigen uit pure nood. Neen, ze moeten het licht van het woord van de waarheid brengen om zo de mensen te verlichten. Zij zijn immers als lampen, zoals er gezegd is: ‘Houdt uw lenden omgord en de lampen brandend’ (Lc. 12, 35). En elders lezen we: ‘Niemand steekt een lamp aan om ze onder de korenmaat te zetten, maar men plaatst ze op de standaard, zodat ze licht geeft voor allen die in huis zijn. Zo moet ook uw licht stralen voor het oog van de mensen, opdat zij uw goede werken zien en uw Vader verheerlijken die in de hemel is’ (Mt. 5, 15-16).
Als er dus in je huis een lamp voor je aangestoken wordt, zou je die dan niet met olie bijvullen om te beletten dat ze uitgaat? Welnu, als de lamp zelfs met de olie erin niet brandt, verdient ze niet op de standaard te worden gezet, maar zou je ze beter terstond stuk slaan. Wat de dingen betreft waarvan men leeft, is het aan de nood eigen om te ontvangen en aan de liefde om te geven. Het evangelie is echter geen koopwaar, waarvan de opbrengst zou dienen om te voorzien in het levensonderhoud van de verkondigers van het evangelie. Als ze het immers op die wijze verkopen, verkopen ze iets groots tegen een zeer lage prijs. Laten ze hun levensonderhoud van het volk aannemen, maar het loon voor hun bediening komt van de Heer. Het volk is immers niet in staat het loon te betalen aan degenen die hen uit liefde tot het evangelie dienen. Zij verwachten hun loon alleen van Hem van wie ook het volk zijn heil verwacht.
Waarom dan die herders verwijten toesturen? Waarom hen beschuldigen? Omdat ze wel de melk drinken en zich met de wol kleden, maar de schapen zelf hebben verwaarloosd. Ze hebben hun eigen voordeel gezocht, niet dat van Jezus Christus.