Indien God vóór ons is, wie zal dan tegen ons zijn?
‘Nooit zal Ik mijn verbond met hem verbreken of wijzigen wat Ik gesproken heb’ (Ps. 89 (88), 35). Zijn zonen zullen zondigen, maar toch zal Ik geen leugenaar worden. Wat Ik beloofd heb, doe Ik. Stel dat zij zich vertwijfeld in zonde willen storten en zich geheel aan haar overleveren. Ze beledigen de Vader en verdienen niet beter dan onterfd te worden. Maar is Hij niet de God van wie gezegd is: ‘Hij bezit de macht voor Abraham uit deze stenen kinderen te verwekken’ (Mt. 3, 9)? Daarom zeg ik jullie, broeders en zusters: er zijn veel christenen die zondigen maar niet tot het uiterste gaan. Velen verlaten het pad van de zonde onder invloed van de straf; ze maken het weer in orde, beteren hun leven en worden genezen. Maar ook velen keren zich helemaal af van de Vader en komen in opstand tegen zijn morele wet. Ze weigeren hardnekkig het vaderschap van God, en al zijn ze getekend met het teken van Christus, ze zondigen toch, zodat we hun alleen maar kunnen zeggen: ‘Wie zich zo misdragen, zullen het koninkrijk van God niet erven’ (Gal. 5, 21).
Zulke mensen zullen echter niet beletten dat Christus erfgenamen heeft. De tarwe gaat niet verloren vanwege het kaf, en het is niet omdat er slechte vissen in het net gevangen zijn dat er ook geen goede in zitten, die men dan in manden doet (vgl. Mt. 13, 47.48). De Heer kent de zijnen (vgl. 2 Tim. 2, 19). Het was dan ook geen waagstuk toen Hij, nog vóór wij bestonden, de belofte deed waardoor wij zijn voorbestemd: ‘Die Hij heeft voorbestemd, heeft Hij ook geroepen. Die Hij riep, heeft Hij gerechtvaardigd, en die Hij rechtvaardigde, heeft Hij verheerlijkt’ (Rom. 8, 30).
Al zondigen de zondaars in hun wanhoop nog zoveel, de ledematen van Christus zullen antwoorden: ‘Indien God vóór ons is, wie zal dan tegen ons zijn?’ (Rom. 8, 31). God is ons trouw, Hij zal ons geen schade berokkenen. Zijn verbond zal Hij niet schenden: het staat onwankelbaar vast. Want in zijn voorzienigheid heeft Hijzelf bepaald wie zijn erfgenamen zijn, en Hij doet zijn woord gestand.
Als je jezelf een lidmaat van Christus weet, luister dan naar deze woorden die je moed en zekerheid geven: ‘Eens en voorgoed heb Ik gezworen bij mijn heiligheid, voorzeker zal Ik David niet bedriegen’ (Ps. 89 (88), 36). Denk je dat God nog eens zal zweren? Hoeveel keer zal Hij nog moeten zweren, als die ene eed een leugen was? Eens en voorgoed heeft Hij gezworen, Hij die zijn eniggeboren Zoon in de dood heeft gezonden, en dat heeft leven voor ons meegebracht. ‘Eens en voorgoed heb Ik gezworen bij mijn heiligheid, voorzeker zal Ik David niet bedriegen: zijn nageslacht zal blijven voor altijd’ (Ps. 89 (88),36-37).