Maximiliaan Maria Kolbe werd op 8 januari 1894 in Polen geboren. Hij trad op jeugdige leeftijd in bij de minderbroeders-conventuelen en werd in 1918 te Rome priester gewijd. In zijn vurige liefde tot de Moeder Gods stichtte hij een vereniging onder de naam van ‘Ridderschap van de Onbevlekte’. Als missionaris in Japan zette hij zich in voor de uitbreiding van het christelijk geloof. Na zijn terugkeer in Polen heeft hij tijdens de tweede wereldoorlog veel leed en ellende doorstaan in het concentratiekamp Auschwitz. Daar kwam op 14 augustus 1941 een einde aan zijn werkzaam leven, dat hij opofferde om het leven van een medegevangene te redden.
Uit de geschriften van de heilige Maximiliaan Kolbe († 1941)
Door het lijden naar de heerlijkheid.
Er is geen mens onder de zon die niet naar geluk verlangt. In alles wat wij doen staat het geluk, in een of andere vorm, ons als doel voor ogen; van nature streven wij daarnaar. Maar geluk dat niet op de waarheid is gebouwd, kan evenmin beklijven als de onwaarheid beklijft. Alleen de waarheid is een betrouwbare grondslag voor het geluk, zowel van de mens afzonderlijk als van de gehele mensheid.
De blik van de ongelovige reikt niet verder dan zijn doodskist. Hij blijft gevangen in de stoffelijke wereld. Ziet die mensen eens aan die zijn bevangen in het grofste materialisme: zij hebben de mensheid geluk durven beloven! Zelfs alles wat de wereld kan geven, bevredigt de mens niet. Al haar goederen hebben hun beperkingen, zij stellen teleur en daardoor ontstaat het verlangen naar een groter en duurzaam geluk.
De onbevlekt ontvangen Moeder zei op het uur van de aankondiging van Christus’ geboorte: ‘Zie de dienstmaagd des Heren, mij geschiede naar uw woord’ (Lc. 1, 38). In deze woorden ligt onze gehele zaligheid, maar ook wordt daarin onze taak hier op aarde beschreven. God heeft ons geschapen om zijn instrumenten te zijn. Laten wij onze heilige Moeder smeken ons te leren hoe een dienstmaagd van de Heer moet zijn.
Wij moeten er met alle kracht naar streven God de Heer de hoogste eer te bewijzen. Wij moeten proberen Jezus zo lief te hebben als zijn heilige Moeder Hem heeft liefgehad. Zij is God het meest nabij. Wanneer wij haar naderen, naderen wij God zelf.
Ons leven is soms heel moeilijk en dan denken wij dat er geen uitweg meer is. Doordat we niet alles kunnen weten, zien we niet dat er een verband bestaat tussen de tegenspoed die ons kwelt en ons werkelijk geluk. Wat moeten we dan doen? Op God vertrouwen! Wanneer we op God vertrouwen, bewijzen we - ondanks ons beperkte inzicht in de samenhang der dingen - God grote eer, want we erkennen dan zijn wijsheid, zijn goedheid en zijn macht.
Wij moeten niet nalaten telkens weer, evenals Jezus in de hof van Olijven, te zeggen: ‘Niet zoals Ik wil, maar zoals Gij wilt’ (Mt. 26, 39). Wanneer God goedvindt en beschikt dat ons gebed niet verhoord wordt en dat wij de kelk tot de bodem moeten ledigen, laten we dan niet vergeten dat Jezus niet slechts geleden heeft, maar daarna ook in heerlijkheid is verrezen. Ook wij kunnen de verrijzenis slechts bereiken door lijden heen.