zondag 28 september 2025

Overweging bij 26e Zondag door het jaar - C Het Evangelie neemt de rijken op de korrel. Waarom?

Rijkdom geeft aanzien, invloed en macht. Dit alles geeft de mens de indruk zeker te zijn van zichzelf, dat hij zelf het leven in zijn handen heeft. Zo'n mens denkt dat hij kan kopen waar hij zin in heeft. Hij voelt zich van niemand of niets afhankelijk. Zijn bankrekening kan tegen een inflatiestoot. Zijn jaarlijkse vakanties zijn verzekerd. En zijn toekomst, zijn oude dag zijn veilig. De mens is volledig opgesloten in zichzelf.

Er komt echter een moment dat hij gedwongen wordt om tot zichzelf te komen. De positie die de mens in de maatschappij had, telt niet meer. Alles wordt stil. De mens is nog slechts alleen met zichzelf. Hij luistert alleen nog naar zijn eigen arm hart. Voor wie of waarvoor heeft hij eigenlijk geleefd ? Wat was zijn leven ? Zijn geld soms ; of zijn carrière ?

Het leven hier, voor een tijd van 70, 80, 90 jaar, is van voorbijgaande aard. Hoe broos het is, constateren we elke dag opnieuw : overlijdensberichten, ongelukken, rampen en oorlogen.

Het eigenlijke leven ligt aan de overkant, daar waar geen armen, geen rijken meer zijn : allen zullen dan één zijn.

Vanuit deze gelijkheid van allen voor de liefdevolle God, binden christenen de strijd aan tegen de armoede in de wereld. Het Evangelie roept op tot soberheid : het bevordert ons welzijn als we afstand nemen van die dolle wedloop naar meer geld en bezit. Er zijn belangrijker levenswaarden. 

Je kunt nu eenmaal niet God dienen én het geld. Mensen raken steeds meer in de ban van geldkwesties. We zien hoe hartstochtelijk en verblind sommige mensen zijn, wanneer het daarom gaat. Mensen met oogkleppen.

Laten we ons bevrijden door de soberheid, zodat we rustiger adem kunnen halen en anderen ook laten leven. U zult vlug merken dat u dichter bij de mensen staat.

Eerbied voor de rechten van een ander is de basis voor de onderlinge vrede.

Geeft u, uw medemensen ook de ruimte om zichzelf te zijn ?


Offertorium: Super flumina babylonis Offertorium Dominica XXVI per annum

zaterdag 27 september 2025

Love for the Poor - Bishop Barron’s Sunday Sermon 26C

Collectegebed 26e zondag door het jaar - Schenk ons voortdurend uw genade


Collectegebed 26e zondag door het jaar - Schenk ons voortdurend uw genade

God heeft de wereld en de mensen uit liefde geschapen. Gods almacht staat in dienst van zijn liefde. God kan scheppen en vernietigen. Maar zijn liefde maakt dat Hij liever barmhartig is en ontziet dan verdoemt.
De blijde belijdenis over Gods eigenschappen en dat wat Hij wil - sparen en genadig zijn - moedigt aan om onophoudelijk (indesinenter) in overvloedige mate (infunde - stort in/uit) zijn genade (gratiam tuam) te vragen. De bidder vraagt om een groot goed, maar ook het te bereiken doel waarvoor de volheid van genade wordt gevraagd, is verheven: God heeft ons het eeuwige leven beloofd en ons op de weg naar de eeuwigheid geplaatst. Die weg wordt currentes (letterlijk rennend zoals een wielrenner, een “coureur” of een koerier) afgelegd. Aan het einde, wanneer “de loop volbracht is” (vgl. 2 Tim 4,7), wordt pas duidelijk hoe steil de weg was en hoe noodzakelijk de onophoudelijke stroom van genade om die te voleinden. Want het einde is het bezit van de hemelse goederen in de gemeenschap van Engelen en Heiligen, wanneer God zelf het “overgrote loon” is, zoals Hij heeft beloofd (vgl. “merces tua magna nimis” in Gen 15,1 in de Vulgaateditie) .

Missale Romanum – 1970
Deus, qui omnipotentiam tuam
parcendo maxime et miserando manifestas,
gratiam tuam super nos indesinenter infunde
ut, ad tua promissa currentes,
cælestium bonorum facias esse consortes.         

Altaarmissaal Nederlandse Kerkprovincie - 1979
God, Gij toont uw grootheid vooral
als Gij ons genadig zijt en barmhartigheid bewijst.
Schenk ons voortdurend uw genade
op de weg naar het beloofde geluk,
om eenmaal uw koninkrijk te mogen binnengaan.

Letterlijke vertaling
O God, die Uw almacht bewijst
vooral door ons te sparen en barmhartig te zijn,
stort voortdurend uw genade over ons uit
zodat Gij bewerkstelligt, dat [wij], die ons haasten naar uw beloften,
deelgenoten zijn aan de hemelse weldaden.        

L i t u r g i s c h e  a n t e c e d e n t e n

Deze oratie stond in een enigszins andere vorm in het oude Sacramentarium Gelasiense (Vat. Reg. lat. 316; eerste helft 8e eeuw. Ed. Mohlberg 1960) en was in het Missale Romanum van 1962 de collecte van de 10e zondag na Pinksteren.

O p b o u w  e n  z i n s c o n s t r u c t i e s

1 Deus, qui omnipotentiam tuam
2 parcendo maxime et miserando manifestas,
3 gratiam tuam super nos indesinenter infunde
4 ut, ad tua promissa currentes,
5 cælestium bonorum facias esse consortes.

Regel 1 Deus: vocativus aanspreekvorm van Deus: God. De smekeling roept God direct aan.
Regel 1-2 ..., qui omnipotentiam tuam parcendo maxime et miserando manifestas:
betrekkelijke bijzin die twee hoedanigheden van God noemt ..., die het meest uw almacht toont door [ons] te sparen en [ons] genadig te zijn…  Beide hoe-danigheden worden uitgedrukt door het gebruik van de gerundia (1) parcendo en miserando. omnipotentiam tuam als object bij het praesens manifestas.
                        
Regel 3         gratiam tuam super nos indesinenter infunde Eigenlijke smeekbede met de imperativus infunde achteraan geplaatst. De imperativus
infunde wordt nader bepaald door het adverbiaal gebruikte substantivum indesinenter. Hoofdzin in het midden van de oratie Stort uw genade voortdurend over ons uit…
Regel 4-5     ut, ad tua promissa currentes, Lees: ut caelestium bonorum facias (nos) esse consortes, ad tua promissa currentes. De finale/consecutieve bijzin beginnende met ut bevat een bijzin ingeleid door ad. Het gebruikte participium praesentis activi currentes kan hier vertaald worden door middel van een betrekkelijke bijzin ingeleid door die. Het ontbrekende antecedent is tussen haakjes (nos) aangevuld (op grond van het gebruik van nos in regel 3) voor een beter inzicht in de zinsstructuur. Door het toevoegen van nos wordt tevens de AcI-constructie duidelijk zichtbaar (nos…esse). zodat Gij bewerkstelligt dat (wij), die ons haasten naar uw beloften, deelgenoten zijn aan de hemelse weldaden. 



V o c a b u l a r i u m

<             regel 2:
Parco, peperci (soms parsi, parsum): sparen, verschonen, medelijden hebben, zich onthouden van onrecht, niet krenken, zuinig zijn, zich matigen, zich onthouden. Binnen een bepaalde context ook "vergeven".
Dit verbum wordt dikwijls gebruikt in liturgische gebeden zoals bijvoorbeeld als het antwoord in de mooie litanieën, die wij als katholieken zingen vooral in tijden van nood: "Parce nobis, Domine” Spaar ons, Heer!" Tijdens de Vasten laat het schrijnende Latijnse gezang onze rouwmoedige geest weten: "Parce, Domine” “O Heer, spaar uw volk, wees niet voor eeuwig toornig op ons".
Een andere parallelplaats van parcere als goddelijke eigenschap wordt gevonden in de eerste oratie na de Litanie van alle Heiligen op de “Kruisdagen": Deus, cui poprium est misereri et parcere - God, [aan] Wie het eigen is altijd genadig te zijn en te sparen.

Parcendo maxime et miserando manifestas
Twee verba en in de gerumdium-vorm eindigend op - do (= ablativus enkelvoud).
Het bijwoord maxime is aan beide werkwoorden gekoppeld.

maxime: adverbium / bijwoord van de superlatiefvorm maximus (magnus-maior-maximus).
Het bijwoord maxime geeft een nadere bepaling van het werkwoord waar het mee verbonden is, in ons geval van de manier waarop God spaart en barmhartig is: maxime.
Betekenissen: 1. het meest, in de hoogste mate, vooral, zeer, bijzonder 2. hoofdzakelijk, juist, het liefst, bij voorkeur.

manifestas: 2e pers. enkelvoud van manifestare:
1. duidelijk, zichtbaar maken 2. openbaren, mededelen 3. passieve vorm: verschijnen.
Onze taal bewaart het woord manifest als 1. bijvoeglijk naamwoord in de betekenis van: klaarblijkelijk, duidelijk 2. als zelfstandig naamwoord in de zin van officiële mededeling, uiting, verklaring; naast manifest als substantief, een tweede substantief: manifestatie en 3. in het werkwoord: zich manifesteren.

<             regel 3:
indesinenter: bijwoord met ontkennend in- als voorvoegsel: onophoudelijk,
gestadig, voortdurend. Indesinenter < desinere, desii, desitum = ophouden met.      

De woordengroep gratiam tuam super nos indesinenter infunde doet ons onmiddellijk denken aan het slotgebed van het Angelusgebed: Gratiam tuam, quaesumus, Dómine, méntibus nostris infúnde – Stort, Heer, uw genade in onze harten..

<             regel 4:
ut + coniunctief facias in regel 5:  zodat Gij maakt
ad tua promissa currentes; bijzin die de finale/consecutieve bijzin: ut… facias esse consortes onderbreekt waarbij het participium præsentis activi het subject ontleent aan de accusatief consortes het gezegde mereamur : (...) zodat Gij... terwijl wij ons spoeden naar uw beloften
currentes: meervoudsvorm in de nominatief van het tegenwoordig deelwoord van het werkwoord: cúrrere-cucúrri, cursum = lopen, rennen
In onze taal: koers, parcours, coureur (renner) met vertaling in het Nederlands: koerier (van oudsher een bode die hard liep naar zijn bestemming), cursus, cursief.
tua promissa: uw beloften < promittere, promisi, promissum= beloven. Promissa komt van deze laatste vorm en betekent letterlijk: de dingen die beloofd zijn (voltooid deelwoord zelfstandig gebruikt in het onzijdig meervoud). Vergelijk de in de liturgie van de Advent gebruikte aanduiding voor Christus: Redemptorem promissum: de beloofde Verlosser, en ook: Promissum = de Beloofde.
Naast promissa ook promissio,-onis = belofte.
Tua promissa staat voor het beloofde eeuwige leven.

<             regel 5:
cælestium bonorum facias esse consortes
In de zinsconstructie: (...) ut, ...cælestium bonorum facias esse consortes = opdat...Gij maakt dat wij deelgenoot zijn aan (in het Latijn worden twee genitivi gebruikt) de hemelse goederen is facias esse consortes een a.c.i.-constructie. In de vertaling hoeft de a.c.i. niet altijd worden overgenomen.
cælestium bonorum: genitief meervoud < cælestia bona: hemelse goederen
Twee genitieven die behorenb bij het substantief consortes.
Consors, -tis, zowel een adiectief als substantief: een samenvoeging van het voorvoegsel voor "met" (=con-) en sors "lot" in de zin van een kans of briefje wanneer "het lot geworpen wordt", bestemming, (nood)lot. Een consors is iemand met wie je een gemeenschappelijk lot deelt. (Onze taal bewaart o.a. de uitdrukking: .. en consorten!; ook de term consortium = bundeling of vereniging van personen of instanties die hetzelfde belang nastreven).
Consors heeft ook de betekenis: "het bezit met iemand delen (als broer, zuster, familielid), leven in gemeenschap van goederen, gemeenschappelijk deelnemen." Hierbij is te overwegen dat wij naar Gods beeld en gelijkenis gemaakt, wij moeten handelen zoals God handelt: weten, willen en beminnen. Aangezien God ons spaart en barmhartig is, moeten wij eveneens barmhartig zijn en anderen ontzien als wij deelnemers en mede‑erfgenamen willen zijn.

O v e r w e g i n g

Een van de manieren waarop God zijn almachtige natuur toont is door vergevingsgezind te zijn en ons te sparen. God is de Schepper en Bestuurder van al het zichtbare en onzichtbare, die door een daad van zijn wil alles in stand houdt, en zijn almacht toont vooral door middel van zijn barmhartigheid die onbegrensd is. Door Gods wil te overtreden hebben onze eerste ouders en in hen het gehele menselijke geslacht, een oneindige kloof tussen ons en God geopend. Aangezien de kloof onmetelijk was, kon alleen een almachtige God deze kloof overbruggen en omdraaien; herstellen en overbruggen. God heeft de breuk niet hersteld uit rechtvaardigheid, maar veeleer omdat Hij in zijn goedheid ook barmhartig is.
Mensen vallen vaak in de valstrik om manifestaties van macht te verbinden met daden van rechtvaardigheid. In deze collecte echter wordt de andere kant van machtsbetoon belicht. De wonderen door Jezus in de Evangeliën bewerkt, beminnelijke gebaren naar lijdende mensen, waren daden van barmhartigheid, dikwijls verbonden met vergeving van zonden. De verzekering van de barmhartigheid van God doet echter niets af aan Gods rechtvaardigheid. Barmhartigheid betekent niet de ogen voor rechtvaardigheid sluiten, want dat zou neer komen op verraad van de waarheid, de liefde en de gerechtigheid zelf. Desondanks moet, indien rechtvaardigheid moet gehandhaafd worden omdat God waarheid is, ook de barmhartigheid worden betracht omdat God liefde is. Voor God is het in evenwicht houden van rechtvaardigheid en barmhartigheid de eenvoud zelf aangezien Hij volmaakt eenvoudig is. Daar Hij kennis heeft van alles wat ooit geweest is, nú is of wat zal zijn evenals van de complexiteit van de invloed van ieders daad door de geschiedenis heen, heeft God geen conflict in de toepassing van barmhartige rechtvaardigheid of rechtvaardige barmhartigheid. Voor de mens is, speciaal in tijden van beproeving, het tegelijkertijd practiseren van barmhartigheid en rechtvaardigheid inderdaad zeer moeilijk. Vanwege de verwondingen die onze wil en verstand zijn toegebracht, onze worsteling met woede of hartstochten, is het voor ons zo nu en dan heel moeilijk om te zien wat goed, juist en waar is, of onze emoties te beteugelen zelfs wanneer wij de zaken correct zien. Wij balanceren dikwijls tussen eerst eerlijk en rechtvaardig om vervolgens barmhartig te zijn. De twee stromingen van barmhartigheid en rechtvaardigheid te verenigen is een geweldige uitdaging. Wanneer we iemand ontmoeten die wij in staat achten rechtvaardigheid en barmhartigheid in evenwicht te brengen, zijn wij diep onder de indruk en beschouwen wij deze als een voorbeeld van wijsheid omdat deze meer volmaakt handelt als een beeld van God dan vele anderen. Wij worden bewogen door diens voorbeeld omdat wij diep inwendig weten hoezeer we dat zouden moeten naleven.

Een manier waarop wij het meest volgens Gods beeld in ons handelen, ons gedragen als "mede‑erfgenamen" van Christus, als authentieke christelijke consortes (lotgenoten), is juist wanneer wij met medeleven te werk gaan. Is medeleven de sleutel tot het in balans brengen van barmhartigheid en rechtvaardigheid? In de taal van de Bijbel, zoals het Hebreeuwse racham, is medelijden vaak verwisselbaar met barmhartigheid. Het Latijnse woord compassio komt van het Latijnse patior, "iemand verdragen / het met iemand uithouden". Ons hele wezen wordt bewogen en beroerd omdat deze concepten op een mysterieuze wijze tonen wie wij als menselijke wezens zijn en hoe wij zouden moeten handelen.
In een nu beroemde passage uit Gaudium et spes van het IIe Vatikaans Concilie wordt ons geleerd, dat Christus in de wereld kwam om de mens vollediger aan zichzelf te openbaren (GS 22).In al zijn woorden en daden deed Christus dit tijdens zijn aardse leven, doch het hoogste moment van deze openbaring over wie wij zijn was zijn Lijden en Dood op het kruis en de daarop volgende Verrijzenis uit het Graf. Wanneer wij zijn Lijden navolgen in opofferende liefde in het oprechte "mededogen" wat medelijden is, handelen wij zoals wij door God gemaakt waren om te doen. In oprechte en concrete daden van medelijden openbaren wij op onze beurt de mens vollediger aan zichzelf. Op onze manier tonen wij Gods beeld aan onze naaste en wordt deze bewogen. Wij kunnen niet bewogen worden tenzij wij reeds versteend en koud en dood zijn. Paus Johannes Paulus II schreef "de mens kan niet leven zonder liefde", zowel de liefde die hij geeft als de liefde die hij ontvangt.

Dikwijls kunnen wij daden van oprecht medeleven zien van veel mensen in de nasleep van de rampen waarmee we regelmatig worden geconfronteerd. Iets in hen beweegt hen diep tot actie. Ieder gebaar van medeleven van de kant van de reddingswerkers, medisch personeel, militairen, handhavers van de wet, eerste hulp, medewerkers van sociale instellingen beweegt in steden, dichtbij en veraf, de harten omdat wij in hun daden dat beeld zien waarin iedere man, vrouw en kind weerklank van zijn betere ik vindt. (Onverdiende) daden van liefdadigheid, barmhartigheid, rechtvaardigheid en medelijden maken aan onze naasten de God zichtbaar naar wiens gelijkenis wij allen gemaakt zijn. Wij worden door deze daden bewogen omdat wij dan ook in andere mensen iets zien wat echt werkelijk is. Wij worden ook door medelijden van anderen bewogen omdat lijden een fundamenteel element is van de menselijke natuur, die door Christus' Lijden betekenis heeft gekregen. Individuele personen kunnen door hun voorbeeld grote veranderingen in een maatschappij verwezenlijken. Als één persoon veel kan doen, hoeveel méér zou er gedaan kunnen worden door een gemeenschap van mannen en vrouwen, die dorsten naar heiligheid en rechtvaardigheid (de Kerk), die er naar streven in medelijden, rechtvaardigheid en barmhartigheid te handelen?

Door zijn rechtvaardigheid wil God ons geven wat wij verdienen. Door zijn barmhartigheid wil Hij ons bepaalde aspecten van wat wij verdienen niet geven. Door zijn genaden over ons uit te storten geeft God ons wat wij niet verdienen. Zijn rechtvaardigheid moet ontvangen worden met vreugdevolle schroom, of wij dit willen of niet. Zijn barmhartigheid moeten wij afsmeken met nederig vertrouwen. Zijn genade, die door ons niet verdiend is, omhelzen wij met opgetogen dankbaarheid.

(1)
GERUNDIUM: een actieve vorm van het werkwoord waarin dit verbum wordt behandeld alsof het een substantivum was. Het wordt dan ook verbogen doordat achter de præsensstam de volgende uitgangen worden geplaatst: -ndi of -endi (genitivus); -ndo of -endo (dativus en ablativus); -ndum of -endum (accusativus). De infinitivus doet dienst als nominativus van het gerundium en kan ook als accusativus gebruikt worden.
Zie voor de verbuiging van de werkwoordgroepen en de vertaling de herziene uitgave van Dom Cyprianus Coppens O.S.B. +, Handboek voor Kerklatijn, Brepols 1985, blz. 100-101.
Met dank ontleend aan P. Zuhlsdorf, WDTPRS, en andere auteurs.

Introitus: Omnia quae fecisti Dominica XXVI per annum

Lezingen H. Mis 26e zondag door het jaar C Zij hebben Mozes en de profeten; laat ze naar hen luisteren.

Eerste lezing (Am. 6,1a.4-7)
Dit zegt de almachtige Heer:
“Wee, de zorgelozen in Sion,
de zelfverzekerden op Samaria’s berg.
Zij liggen op ivoren bedden
en strekken zich uit op hun rustbanken;
zij eten de lammeren van de kudde op
en de kalveren uit de stal.
Zij verzinnen maar liederen
bij het getokkel van de harp,
en denken dat hun speeltuig dat van David evenaart;
zij drinken wijn uit brede schalen
en zalven zich met de kostelijke olie,
maar om Jozefs ondergang bekreunen zij zich niet.
Daarom gaan zij als eersten de ballingschap in,
en is het gedaan met de feesten
van hen, die daar lui liggen uitgestrekt.”

Tweede lezing (1 Tim. 6,11-16)
Dierbare, streef naar gerechtigheid,
godsvrucht, geloof, liefde, volharding, zachtmoedigheid.
Strijd de goede strijd van het geloof,
grijp het eeuwige leven.
Daartoe zijt gij geroepen,
daartoe hebt gij de goede belijdenis afgelegd
ten overstaan van vele getuigen.
Ik beveel u voor het aanschijn van God, die alles ten leven wekt,
en van Christus Jezus,
die voor Pontius Pilatus de goede belijdenis heeft afgelegd:
bewaar dit gebod onbevlekt en ongerept
tot de verschijning van onze Heer Jezus Christus,
die God ons te rechter tijd zal doen aanschouwen,
Hij, de gelukzalige,
de enige Heerser,
de grote Koning en de opperste Heer,
die alleen onsterfelijkheid bezit en woont in ongenaakbaar licht.
Geen mens heeft Hem gezien of is in staat Hem te zien.
Hem zij eer en eeuwige macht!
Amen.

Evangelie (Lc. 16,19-31)
In die tijd zei Jezus tot de Farizeeën:
“Er was eens een rijk man,
die in purper en fijn linnen gekleed ging
en iedere dag uitbundig feest vierde,
terwijl een arme, die Lazarus heette,
met zweren overdekt voor de poort lag.
Hij verlangde ernaar zijn honger te stillen
met wat bij de rijkaard van de tafel viel.
Maar er kwamen alleen honden, die zijn zweren likten.
Nu gebeurde het dat de arme stierf
en door de engelen in de schoot van Abraham werd gedragen.
De rijke stierf ook en kreeg een eervolle begrafenis.
In de onderwereld, ten prooi aan vele pijnen,
sloeg hij zijn ogen op en zag van verre Abraham
en Lazarus in diens schoot.
Toen riep hij uit:
Vader Abraham, ontferm u over mij
en geef Lazarus opdracht de top van zijn vinger in water te dopen
en mijn tong daarmee te komen verfrissen,
want ik word door de vlammen hier gefolterd.
Maar Abraham antwoordde:
Mijn zoon, herinner u hoe gij tijdens uw leven
uw deel van het goede hebt gekregen
en hoe op gelijke manier aan Lazarus het kwade ten deel viel;
daarom ondervindt hij nu hier de vertroosting,
maar wordt gij gefolterd.
Daarenboven gaapt er tussen ons en u voorgoed een wijde kloof,
zodat er geen mogelijkheid bestaat
– zelfs als men zou willen –
van hier naar u te gaan, noch van daar naar ons te komen.
De rijke zei:
Dan vraag ik u, vader,
dat gij hem naar het huis van mijn vader wilt sturen,
want ik heb nog vijf broers;
laat hij hen waarschuwen,
opdat zij niet eveneens
in deze plaats van pijniging terechtkomen.
Maar Abraham sprak:
Zij hebben Mozes en de profeten; laat ze naar hen luisteren.
Maar hij zei:
Och neen, vader Abraham!
Maar als er een uit de doden naar hen toegaat,
zullen ze zich bekeren.
Hij echter sprak tot hem:
Als ze naar Mozes en de profeten niet luisteren,
zullen ze zich ook niet laten overreden
als er iemand uit de doden opstaat.”

zondag 21 september 2025

The Use—and Abuse—of Power - Bishop Barron’s Sunday Sermon

Oratio post Communionem – Gebed na de Communie (Postcommunio) Dominica XXV per annum Vijfentwintigste zondag door het jaar De genade van de verlossing ontvangen in de viering van het mysterie en in het leven van elke dag.



Het Laatste Avondmaal.
Mozaïek in de S. Apollinare Nuovo, Ravenna (vóór 529)

De genade van de verlossing ontvangen in de viering van het mysterie en in het leven van elke dag.

I n l e i d i n g
Na het ontvangen van de H. Communie voelt de gelovige zich verkwikt en gesterkt. Bij het hervatten van de alledaagse bezigheden heeft hij de voortdurende hulp van de genade nodig wil het werk van de voortgaande verlossing zich ten volle ontplooien. Niet alleen het meevieren van het H. Misoffer, bewust en actief, - vooral ook het ontvangen van de H. Communie – maar ook een levenswijze die de H. Eucharistie waardig is, dragen daartoe van onze kant bij.
Deelname aan de H. Mis - bidden en leven -, vormen, zoals geloof en goede werken, het christelijk levensprogram. Deze elementen zijn nauw met elkaar verbonden. Het ernstig nemen en trouw vervullen van onze religieuze plichten heeft grote invloed op de kwaliteit van ons leven, en vice versa, als we goed leven als christen en tijd aan het gebed besteden, ervaren we de hulp van God. Mysteria en mores, trouw aan het gebed en consequent in leven, ora et labora, al deze concepten  geven in verschillende termen de boodschap van de Postcommunio van deze zondag weer: niet alleen gebed, niet alleen werk, maar een harmonisch samengaan van beide! 

T e k s t
Missale Romanum [MR] 1970
Quos tuis, Domine, reficis sacramentis,
continuis attolle benignus auxiliis,
ut redemptionis effectum et mysteriis capiamus et moribus.

Altaarmissaal Nederlandse Kerkprovincie 1979
Heer, door uw Sacrament geeft Gij ons nieuwe kracht.
Blijf ons in uw goedheid omringen met uw zorg,
zodat wij de genade van de verlossing ontvangen in de viering van dit mysterie en in het leven van elke dag.

Werkvertaling
Verhef, Heer, hen, die Gij door uw sacramenten verkwikt,
in uw goedheid met [uw] voortdurende hulp,
opdat wij de uitwerking van de verlossing zowel in de viering van de Sacramenten als in ons leven ondervinden / ontvangen.

L i t u r g i s c h e  a n t e c e d e n t e n
De brontekst van de Postcommunio [PC] van deze zondag vinden we in het Sacramentarium Gelasianum Vetus (Vat. Reg. lat. 316) 161, eerste helft achtste eeuw, die als volgt luidt:
Hos quos reficis, Domine, sacramentis adtolle benignus auxiliis, et tuæ redemptionis effectum et mysteriis capiamus et moribus.
Rubriek in MR 1962, 958: Postcommunio van het misformulier ‘In collatione sacruum Ordinum’ (Bij het toedienen van de HH. Wijdingen)
T e x t u e l e  a n a l y s e
1. Quos tuis, Domine, reficis sacramentis,
2. continuis attolle benignus auxiliis,
3. ut redemptionis effectum et mysteriis capiamus et moribus.

De Postcommunio bestaat uit een enkele volzin, te onderscheiden in een relatieve bijzin in de openingsregel met prædicaat reficis in de indicativus, gevolgd door de hoofdzin met de imperativusvorm attolle (r. 2) en een finale/consecutieve bijzin in de coniunctivusvorm, bepaald door het voegwoord ut (r. 3).
Zoals boven reeds gezegd is de strekking van de oratie dat wij door middel van het mysterie (de H. Eucharistie) dat wij vieren en de manier waarop wij leven het effect van onze verlossing mogen ontvangen.

Ad 1
Relatieve bijzin met het prædicaat reficis in de indicativusvorm van het præsens, omdat er een werkelijkheid wordt uitgedrukt: de Heer verkwikt in de H. Communie de gelovigen met zijn sacramenten, met zijn eigen Lichaam en Bloed.
Reficis bevat het ingesloten subject ‘Gij’, onderstreept door de vocativusvorm Domine.
Quos, zij/hen – pronomen relativum waarvan het antecedent hos resp. eos is verzwegen: object in de accusativusvorm meervoud van qui. Met quos aan de spits van de oratie zijn dezelfde personen bedoeld die als subject zijn opgesloten in capiamus in r. 3.
Tuis sacramentis, met/door uw sacramenten – bijwoordelijke bepaling in twee congruerende ablativusvormen (ablativus instrumentalis, het middel waarmee/-door.
Hyperbaton: tuis […] sacramentis.
Ad 2
Attolle/hef /beur/til op – prædicaat in de imperativusvorm.
Benignus, welwillend, in uw godheid – prædicatieve bepaling in de adiectivusvorm.
Continuis auxiliis, door [uw] voortdurende hulp – bijwoordelijke bepaling gevormd door twee congruerende ablativusvormen (ablativus instrumentalis).
Ad 3 
Finale/doelaanwijzende resp. consecutieve/ gevolgaanduidende bijzin in de coniunctivusvorm van het præsens met capiamus, [op-/zodat wij grijpen, ontvangen, verwerven, als prædicaat.
Redemptionis effectum, de uitwerking / het effect van de verlossing, object bij capiamus, samengesteld uit de accusativusvorm effectum van effectus- us en de bijvoeglijke bepaling redemptionis in de genitivusvorm: genitivus explicativus.
Et mysteriis […] et moribus, zowel in [het vieren van] de sacramenten als in onze manier van leven – bijwoordelijke bepaling van gesteldheid bestaande uit de twee elementen mysteriis en moribus: ablativusvormen die een gesteldheid uitdrukken. De herhaling van de coniunctie et .. et onderstreept de samenhang tussen gebed en werk.

S t i j l f i g u r e n
Sterke aanwezigheid van de slotlettergreep op –is:
tuis, reficis, sacramentis (regel 1), continuis, auxiliis (r. 2), redemptionis en mysteriis (r.3).
Hyperbaton (uiteenplaatsing van bij elkaar horende elementen):
tuis […] sacramentis (r. 1), continuis […] auxiliis (r.2).
Repetitio: et … et (r.3).

K l e i n  v o c a b u l a r i  u m
Attollo, 3.
1. omhoog heffen, - houden, opheffen, heffen, oprichten/optrekken (van gebouwen); stijgen (water)
Bijvoorbeeld: umeris regem attollere: de koning op de schouders tillen; attollitur unda, een golf verheft zich / komt op; manus/oculos ad cælum attollere: handen/ogen ten hemel heffen; parvum natum attollere, een pasgeborene omhoog tillen.2. opbeuren, verheffen, verhogen, met iets vereren
Naast de bovengenoemde rubriek onder Liturgische antecedenten komt het verbum attollere (ook als imperativusvorm)  in MR 1962 slechts in de Postcommunio van donderdag na de 1e zondag van de Vasten voor.
In MR 1970 heb ik dit verbum nog niet aangetroffen.

Continuus, -, -um
Adiectivum heeft betekenissen met betrekking tot ruimte en tijd.
Qua ruimte: met iets of in zijn delen samenhangend, verbonden, doorlopend, aangrenzend, aan elkaar gelegen.
Qua tijd: onafgebroken, onmiddellijk daarop, terstond, dadelijk.
Continuare, - avi, -atum:
Qua ruimte: bijeen voegen, verbinden, samenvoegen, verenigen.
Qua tijd: onafgebroken voortzetten, onmiddellijk op elkaar laten volgen.
Continuo (adverbium), terstond, dadelijk, onmiddellijk daarop.
Continuatio, - onis: onafgebroken voortzetting, verlenging, het aanhouden, het voortduren, samenhang.

Auxilium, -i, onz.
1. hulp, bijstand, en in het meervoud hulpmiddelen, redmiddelen
2. (milit.) hulptroepen, strijdkrachten.
Auxiliari, dep. 1, helpen, bijstaan.
Auxiliaris, -e: helpend.
Auxiliator, -oris, helper; auxiliatrix, -cis, helpster.
Auxiliatrix christianorum, Hulp der Christenen: titel waarmee de H. Maagd wordt aangeroepen in de Litanie van Loreto.
De toewijding aan Maria als de Hulp der Christenen werd populair ten tijde van paus Pius V, die de overwinning van de christelijke Heilige Liga op de islamitische Ottomanen in de Zeeslag van Lepanto (7 oktober 1571) toeschreef aan haar hemelse bijstand. Het was een van de grootste zeeslagen uit de wereldgeschiedenis en ook de laatste grote zeeslag waar gebruik werd gemaakt van galeischepen. Lepanto (de vroegere Italiaanse naam van de Griekse havenstad Návpaktos) ligt aan de nauwe ingang van de Golf van Korinthe.
De gedachtenisviering van Maria Hulp der Christenen werd in 1814 door paus Pius VII op 24 mei geplaatst. In 1808 was deze paus op last van Napoleon gearresteerd en moest in ballingschap leven, aanvankelijk in Savona, later in Fontainebleau. Na de Slag bij Leipzig, in januari 1814, werd de paus vanuit Frankrijk teruggestuurd naar Savona. Hier herkreeg hij in maart zijn vrijheid. Zijn terugkeer naar Rome op 24 mei 1814 werd een ware triomftocht. Kort daarna bepaalde hij dat de dag van zijn terugkeer voortaan gewijd moest worden aan Maria Hulp der Christenen.
In de 19e eeuw kreeg de devotie een bijzondere impuls door de toewijding van Don Bosco aan Maria Hulp der Christenen. De oorsprong van deze titel gaat terug op de heilige Johannes Chrysostomus (4e eeuw na Chr.). In een homilie noemde hij Maria boeteia (βοετεια), dat 'hulp' betekent. Na hem gebruikten ook andere Kerkvaders deze term voor de Moeder Gods.

O v e r w e g i n g
‘Ora et labora’: een gevleugelde Latijnse spreuk in de vorm van twee imperatieven die letterlijk betekenen bid en werk. Het is een christelijk gezegde dat in verband wordt gebracht met de kloosterregel van de H. Benedictus, maar daarin niet letterlijk terug te vinden is, niettemin aan de H. Benedictus wordt toegeschreven. Het is een bondige samenvatting van de taken die een monnik volgens Benedictus had. Het werk was in het geval van de monniken eenvoudig handwerk, tamelijk revolutionair voor monniken uit zijn tijd die uit hogere maatschappelijke geledingen kwamen.
Benedictus zag bidden en werken als één geheel, hij geloofde dat het van belang was om beide dingen te combineren. Met deze uitspraak wilde hij een balans creëren tussen bidden en werken voor de monniken. Deze visie werd ook door andere kloosterfamilies overgenomen en tenslotte wereldwijd bekend, schriftelijk doorgegeven en praktisch beleefd. Ook in ons klooster is het zo ingericht.
‘Ora et labora’, bidden en werken kan betekenen nu eens bidden, dan weer werken, maar ook bidden ook als werken zien en werkend altijd bidden.
Jezus zelf heeft gebeden en zijn Apostelen bidden geleerd. Hij heeft zijn Kerk de opdracht tot bidden meegegeven die trouw het gebed van Christus voortzet. Middels het gebed met zijn vele facetten wordt God lof en dank gebracht en aangeroepen in velerlei nood.
De menselijke arbeid is rechtstreeks verbonden met de mensen die naar Gods beeld zijn geschapen en de opdracht hebben de aarde met en voor elkaar te bewerken en zo het scheppingswerk van God voort te zetten. Werken is een plicht; “Als iemand niet wil werken, zal hij ook niet eten” (2 Tess 3,10). Door de talenten die wij – om niet - hebben ontvangen te gebruiken en onze bekwaamheden te ontplooien, brengen we God lof en zijn dankbaar voor zijn gaven.
Werk in vereniging met Christus  gedaan heeft verlossende waarde : het is de navolging van Christus door zijn kruis op zich te nemen en Hem achterna te gaan. Het werk heeft ook een heiligend aspect door de lasten van de dag, van het leven op zich te nemen en andermans lasten te dragen.
De arbeid wordt dus zelfs tot gebed, wanneer ik mijn werk verricht in Gods tegenwoordigheid. Wanneer ik in Gods tegenwoordigheid werk, dan antwoord ik God met wat ik doe, ik kan mij dan helemaal aan mijn werk geven, zonder in mijn gedachten verdeeld te zijn. Ik geef mij immers helemaal aan mijn werk uit gehoorzaamheid aan God en als antwoord op Zijn tegenwoordigheid. De tegenwoordigheid van God drukt zo een stempel op de manier waarop ik werk.
Het vervullen van Jezus’ opdracht ‘semper orare’, altijd te bidden, is zo niet alleen de heiliging van de tijd, van de dag en van heel het menselijk handelen, maar ook de arbeid heiligt het menselijk leven mits gedragen op de vleugels van de geest van gebed. Het is een zich thuis voelen bij God, het met God van hart tot hart omgaan, Hem in het eigen leven toelaten net ontzag voor zijn Majesteit.
De H. Schrift geeft ons daartoe houvast: Zo sprak de profeet Jesaja tot God: “ Gij komt hen tegemoet, die met vreugde gerechtigheid beoefenen, die bij al wat ze doen aan U denken” (Jes 64,4) en in het Nieuwe Testament lezen we bij de H. Paulus: “Of gij nu eet of drinkt, of wat ge ook doet, doet alles ter ere Gods” (1 Kor 10,31). “Al wat ge doet in woord of werk, doet alles in naam van Jezus de Heer, God de Vader dankend door Hem…De Heer die gij dient is Christus” (Kol 3, 17-21).
Jezus zelf zei: “Zorgt er voor dat uw geest niet afgestompt raakt door een roes van dronkenschap en de zorgen van het leven….weest dus volmaakt en bidt” (Lc 21, 34-35).
Hoe redt men dat?
Uit het oog uit het hart, wordt gezegd van menselijke verhoudingen.als men elkaar niet voldoende ontmoet. God is onzichtbaar. God ontmoeten betekent Hem op tijd met de ogen van ons hart en onze geest  zien en ontmoeten, voldoende vaak bidden in liefdevolle gesprekken met God, soms zo maar stil en onopgemerkt, soms gesteund door een daarbij passende houding van hoofd, handen en heel ons lichaam. Wie groeien willen in geest van gebed, voortdurend nauw verbonden met Hem willen leven, veel aan Hem denken, kunnen uitdrukkelijk bidden niet missen. We dienen God niet uit het oog te verliezen bij alles wat we doen.  Het is praktisch op vaste momenten per dag, per week en per jaar tijd voor aandachtig gebed te nemen. Bidden en leven -, vormen, zoals geloof en goede werken, het christelijk levensprogram. Niet alleen gebed, niet alleen werk, maar een harmonisch samengaan van beide!