zaterdag 18 september 2021

Oratio post Communionem – Gebed na de Communie (Postcommunio) Dominica XXV per annum Vijfentwintigste zondag door het jaar De genade van de verlossing ontvangen in de viering van het mysterie en in het leven van elke dag.



Het Laatste Avondmaal.
Mozaïek in de S. Apollinare Nuovo, Ravenna (vóór 529)

De genade van de verlossing ontvangen in de viering van het mysterie en in het leven van elke dag.

I n l e i d i n g
Na het ontvangen van de H. Communie voelt de gelovige zich verkwikt en gesterkt. Bij het hervatten van de alledaagse bezigheden heeft hij de voortdurende hulp van de genade nodig wil het werk van de voortgaande verlossing zich ten volle ontplooien. Niet alleen het meevieren van het H. Misoffer, bewust en actief, - vooral ook het ontvangen van de H. Communie – maar ook een levenswijze die de H. Eucharistie waardig is, dragen daartoe van onze kant bij.
Deelname aan de H. Mis - bidden en leven -, vormen, zoals geloof en goede werken, het christelijk levensprogram. Deze elementen zijn nauw met elkaar verbonden. Het ernstig nemen en trouw vervullen van onze religieuze plichten heeft grote invloed op de kwaliteit van ons leven, en vice versa, als we goed leven als christen en tijd aan het gebed besteden, ervaren we de hulp van God. Mysteria en mores, trouw aan het gebed en consequent in leven, ora et labora, al deze concepten  geven in verschillende termen de boodschap van de Postcommunio van deze zondag weer: niet alleen gebed, niet alleen werk, maar een harmonisch samengaan van beide! 

T e k s t
Missale Romanum [MR] 1970
Quos tuis, Domine, reficis sacramentis,
continuis attolle benignus auxiliis,
ut redemptionis effectum et mysteriis capiamus et moribus.

Altaarmissaal Nederlandse Kerkprovincie 1979
Heer, door uw Sacrament geeft Gij ons nieuwe kracht.
Blijf ons in uw goedheid omringen met uw zorg,
zodat wij de genade van de verlossing ontvangen in de viering van dit mysterie en in het leven van elke dag.

Werkvertaling
Verhef, Heer, hen, die Gij door uw sacramenten verkwikt,
in uw goedheid met [uw] voortdurende hulp,
opdat wij de uitwerking van de verlossing zowel in de viering van de Sacramenten als in ons leven ondervinden / ontvangen.

L i t u r g i s c h e  a n t e c e d e n t e n
De brontekst van de Postcommunio [PC] van deze zondag vinden we in het Sacramentarium Gelasianum Vetus (Vat. Reg. lat. 316) 161, eerste helft achtste eeuw, die als volgt luidt:
Hos quos reficis, Domine, sacramentis adtolle benignus auxiliis, et tuæ redemptionis effectum et mysteriis capiamus et moribus.
Rubriek in MR 1962, 958: Postcommunio van het misformulier ‘In collatione sacruum Ordinum’ (Bij het toedienen van de HH. Wijdingen)
T e x t u e l e  a n a l y s e
1. Quos tuis, Domine, reficis sacramentis,
2. continuis attolle benignus auxiliis,
3. ut redemptionis effectum et mysteriis capiamus et moribus.

De Postcommunio bestaat uit een enkele volzin, te onderscheiden in een relatieve bijzin in de openingsregel met prædicaat reficis in de indicativus, gevolgd door de hoofdzin met de imperativusvorm attolle (r. 2) en een finale/consecutieve bijzin in de coniunctivusvorm, bepaald door het voegwoord ut (r. 3).
Zoals boven reeds gezegd is de strekking van de oratie dat wij door middel van het mysterie (de H. Eucharistie) dat wij vieren en de manier waarop wij leven het effect van onze verlossing mogen ontvangen.

Ad 1
Relatieve bijzin met het prædicaat reficis in de indicativusvorm van het præsens, omdat er een werkelijkheid wordt uitgedrukt: de Heer verkwikt in de H. Communie de gelovigen met zijn sacramenten, met zijn eigen Lichaam en Bloed.
Reficis bevat het ingesloten subject ‘Gij’, onderstreept door de vocativusvorm Domine.
Quos, zij/hen – pronomen relativum waarvan het antecedent hos resp. eos is verzwegen: object in de accusativusvorm meervoud van qui. Met quos aan de spits van de oratie zijn dezelfde personen bedoeld die als subject zijn opgesloten in capiamus in r. 3.
Tuis sacramentis, met/door uw sacramenten – bijwoordelijke bepaling in twee congruerende ablativusvormen (ablativus instrumentalis, het middel waarmee/-door.
Hyperbaton: tuis […] sacramentis.
Ad 2
Attolle/hef /beur/til op – prædicaat in de imperativusvorm.
Benignus, welwillend, in uw godheid – prædicatieve bepaling in de adiectivusvorm.
Continuis auxiliis, door [uw] voortdurende hulp – bijwoordelijke bepaling gevormd door twee congruerende ablativusvormen (ablativus instrumentalis).
Ad 3 
Finale/doelaanwijzende resp. consecutieve/ gevolgaanduidende bijzin in de coniunctivusvorm van het præsens met capiamus, [op-/zodat wij grijpen, ontvangen, verwerven, als prædicaat.
Redemptionis effectum, de uitwerking / het effect van de verlossing, object bij capiamus, samengesteld uit de accusativusvorm effectum van effectus- us en de bijvoeglijke bepaling redemptionis in de genitivusvorm: genitivus explicativus.
Et mysteriis […] et moribus, zowel in [het vieren van] de sacramenten als in onze manier van leven – bijwoordelijke bepaling van gesteldheid bestaande uit de twee elementen mysteriis en moribus: ablativusvormen die een gesteldheid uitdrukken. De herhaling van de coniunctie et .. et onderstreept de samenhang tussen gebed en werk.

S t i j l f i g u r e n
Sterke aanwezigheid van de slotlettergreep op –is:
tuis, reficis, sacramentis (regel 1), continuis, auxiliis (r. 2), redemptionis en mysteriis (r.3).
Hyperbaton (uiteenplaatsing van bij elkaar horende elementen):
tuis […] sacramentis (r. 1), continuis […] auxiliis (r.2).
Repetitio: et … et (r.3).

K l e i n  v o c a b u l a r i  u m
Attollo, 3.
1. omhoog heffen, - houden, opheffen, heffen, oprichten/optrekken (van gebouwen); stijgen (water)
Bijvoorbeeld: umeris regem attollere: de koning op de schouders tillen; attollitur unda, een golf verheft zich / komt op; manus/oculos ad cælum attollere: handen/ogen ten hemel heffen; parvum natum attollere, een pasgeborene omhoog tillen.2. opbeuren, verheffen, verhogen, met iets vereren
Naast de bovengenoemde rubriek onder Liturgische antecedenten komt het verbum attollere (ook als imperativusvorm)  in MR 1962 slechts in de Postcommunio van donderdag na de 1e zondag van de Vasten voor.
In MR 1970 heb ik dit verbum nog niet aangetroffen.

Continuus, -, -um
Adiectivum heeft betekenissen met betrekking tot ruimte en tijd.
Qua ruimte: met iets of in zijn delen samenhangend, verbonden, doorlopend, aangrenzend, aan elkaar gelegen.
Qua tijd: onafgebroken, onmiddellijk daarop, terstond, dadelijk.
Continuare, - avi, -atum:
Qua ruimte: bijeen voegen, verbinden, samenvoegen, verenigen.
Qua tijd: onafgebroken voortzetten, onmiddellijk op elkaar laten volgen.
Continuo (adverbium), terstond, dadelijk, onmiddellijk daarop.
Continuatio, - onis: onafgebroken voortzetting, verlenging, het aanhouden, het voortduren, samenhang.

Auxilium, -i, onz.
1. hulp, bijstand, en in het meervoud hulpmiddelen, redmiddelen
2. (milit.) hulptroepen, strijdkrachten.
Auxiliari, dep. 1, helpen, bijstaan.
Auxiliaris, -e: helpend.
Auxiliator, -oris, helper; auxiliatrix, -cis, helpster.
Auxiliatrix christianorum, Hulp der Christenen: titel waarmee de H. Maagd wordt aangeroepen in de Litanie van Loreto.
De toewijding aan Maria als de Hulp der Christenen werd populair ten tijde van paus Pius V, die de overwinning van de christelijke Heilige Liga op de islamitische Ottomanen in de Zeeslag van Lepanto (7 oktober 1571) toeschreef aan haar hemelse bijstand. Het was een van de grootste zeeslagen uit de wereldgeschiedenis en ook de laatste grote zeeslag waar gebruik werd gemaakt van galeischepen. Lepanto (de vroegere Italiaanse naam van de Griekse havenstad Návpaktos) ligt aan de nauwe ingang van de Golf van Korinthe.
De gedachtenisviering van Maria Hulp der Christenen werd in 1814 door paus Pius VII op 24 mei geplaatst. In 1808 was deze paus op last van Napoleon gearresteerd en moest in ballingschap leven, aanvankelijk in Savona, later in Fontainebleau. Na de Slag bij Leipzig, in januari 1814, werd de paus vanuit Frankrijk teruggestuurd naar Savona. Hier herkreeg hij in maart zijn vrijheid. Zijn terugkeer naar Rome op 24 mei 1814 werd een ware triomftocht. Kort daarna bepaalde hij dat de dag van zijn terugkeer voortaan gewijd moest worden aan Maria Hulp der Christenen.
In de 19e eeuw kreeg de devotie een bijzondere impuls door de toewijding van Don Bosco aan Maria Hulp der Christenen. De oorsprong van deze titel gaat terug op de heilige Johannes Chrysostomus (4e eeuw na Chr.). In een homilie noemde hij Maria boeteia (βοετεια), dat 'hulp' betekent. Na hem gebruikten ook andere Kerkvaders deze term voor de Moeder Gods.

O v e r w e g i n g
‘Ora et labora’: een gevleugelde Latijnse spreuk in de vorm van twee imperatieven die letterlijk betekenen bid en werk. Het is een christelijk gezegde dat in verband wordt gebracht met de kloosterregel van de H. Benedictus, maar daarin niet letterlijk terug te vinden is, niettemin aan de H. Benedictus wordt toegeschreven. Het is een bondige samenvatting van de taken die een monnik volgens Benedictus had. Het werk was in het geval van de monniken eenvoudig handwerk, tamelijk revolutionair voor monniken uit zijn tijd die uit hogere maatschappelijke geledingen kwamen.
Benedictus zag bidden en werken als één geheel, hij geloofde dat het van belang was om beide dingen te combineren. Met deze uitspraak wilde hij een balans creëren tussen bidden en werken voor de monniken. Deze visie werd ook door andere kloosterfamilies overgenomen en tenslotte wereldwijd bekend, schriftelijk doorgegeven en praktisch beleefd. Ook in ons klooster is het zo ingericht.
‘Ora et labora’, bidden en werken kan betekenen nu eens bidden, dan weer werken, maar ook bidden ook als werken zien en werkend altijd bidden.
Jezus zelf heeft gebeden en zijn Apostelen bidden geleerd. Hij heeft zijn Kerk de opdracht tot bidden meegegeven die trouw het gebed van Christus voortzet. Middels het gebed met zijn vele facetten wordt God lof en dank gebracht en aangeroepen in velerlei nood.
De menselijke arbeid is rechtstreeks verbonden met de mensen die naar Gods beeld zijn geschapen en de opdracht hebben de aarde met en voor elkaar te bewerken en zo het scheppingswerk van God voort te zetten. Werken is een plicht; “Als iemand niet wil werken, zal hij ook niet eten” (2 Tess 3,10). Door de talenten die wij – om niet - hebben ontvangen te gebruiken en onze bekwaamheden te ontplooien, brengen we God lof en zijn dankbaar voor zijn gaven.
Werk in vereniging met Christus  gedaan heeft verlossende waarde : het is de navolging van Christus door zijn kruis op zich te nemen en Hem achterna te gaan. Het werk heeft ook een heiligend aspect door de lasten van de dag, van het leven op zich te nemen en andermans lasten te dragen.
De arbeid wordt dus zelfs tot gebed, wanneer ik mijn werk verricht in Gods tegenwoordigheid. Wanneer ik in Gods tegenwoordigheid werk, dan antwoord ik God met wat ik doe, ik kan mij dan helemaal aan mijn werk geven, zonder in mijn gedachten verdeeld te zijn. Ik geef mij immers helemaal aan mijn werk uit gehoorzaamheid aan God en als antwoord op Zijn tegenwoordigheid. De tegenwoordigheid van God drukt zo een stempel op de manier waarop ik werk.
Het vervullen van Jezus’ opdracht ‘semper orare’, altijd te bidden, is zo niet alleen de heiliging van de tijd, van de dag en van heel het menselijk handelen, maar ook de arbeid heiligt het menselijk leven mits gedragen op de vleugels van de geest van gebed. Het is een zich thuis voelen bij God, het met God van hart tot hart omgaan, Hem in het eigen leven toelaten net ontzag voor zijn Majesteit.
De H. Schrift geeft ons daartoe houvast: Zo sprak de profeet Jesaja tot God: “ Gij komt hen tegemoet, die met vreugde gerechtigheid beoefenen, die bij al wat ze doen aan U denken” (Jes 64,4) en in het Nieuwe Testament lezen we bij de H. Paulus: “Of gij nu eet of drinkt, of wat ge ook doet, doet alles ter ere Gods” (1 Kor 10,31). “Al wat ge doet in woord of werk, doet alles in naam van Jezus de Heer, God de Vader dankend door Hem…De Heer die gij dient is Christus” (Kol 3, 17-21).
Jezus zelf zei: “Zorgt er voor dat uw geest niet afgestompt raakt door een roes van dronkenschap en de zorgen van het leven….weest dus volmaakt en bidt” (Lc 21, 34-35).
Hoe redt men dat?
Uit het oog uit het hart, wordt gezegd van menselijke verhoudingen.als men elkaar niet voldoende ontmoet. God is onzichtbaar. God ontmoeten betekent Hem op tijd met de ogen van ons hart en onze geest  zien en ontmoeten, voldoende vaak bidden in liefdevolle gesprekken met God, soms zo maar stil en onopgemerkt, soms gesteund door een daarbij passende houding van hoofd, handen en heel ons lichaam. Wie groeien willen in geest van gebed, voortdurend nauw verbonden met Hem willen leven, veel aan Hem denken, kunnen uitdrukkelijk bidden niet missen. We dienen God niet uit het oog te verliezen bij alles wat we doen.  Het is praktisch op vaste momenten per dag, per week en per jaar tijd voor aandachtig gebed te nemen. Bidden en leven -, vormen, zoals geloof en goede werken, het christelijk levensprogram. Niet alleen gebed, niet alleen werk, maar een harmonisch samengaan van beide!