dinsdag 14 september 2021

Feest van Kruisverheffing - In het Kruis ligt ons heil, ons leven en onze verrijzenis



Feest van Kruisverheffing
In Cruce Domini nostri  Iesu Christi est salus, vita et resurrectio nostra (Gal 6, 14)
In het Kruis ligt ons heil, ons leven en onze verrijzenis

Aanleiding tot dit feest was de terugvinding van het heilig Kruis door keizerin Helena in 320. Later werd dit feest op de Romeinse kalender op 3 mei geplaatst. Op 14 september herdacht men de terugvinding van het heilig Kruis  in 628 door Heraclius van Perzië.
Naar aanleiding van dit feit wil de Kerk vandaag de verheerlijking van het Kruis vieren als teken van de Verlossing. Op de jongste dag zal het Kruis als een zichtbaar teken voor alle mensen zichtbaar zijn.

Verhaal van de Kruisvinding
(uit: Levens der Heiligen op elken dag van het jaar door Albert Werfer en Franc. Xaver, uit het Hoogduitsch vertaald door A.J. van Bemmel, pastoor te Ijsselstein, II, Utrecht 1865, p. 217-219)
Jesus Christus, die de wereld niet met het zwaard, maar door den smaad van het kruis veroverd heeft, schonk daardoor Constantijn den Grote de overwinning, opdat hij de hand zou erkennen, waaraan hij zijn verheffing te danken had. Toen die vorst van de oevers des Rhijns door Gallië en Italië zijn mededinger Maxentius, die hem in Rome met een zeer sterke magt afwachtte, tegentrok, zond hij, hoewel nog geen christen, gedurende den tocht en vooral  ’s avonds vóór de slag, zijn gebed tot den waren God op. Nadat hij dat met vurigen ijver gedaan had, rukte hij midden op den dag met een gedeelte zijns legers voorwaarts. Kort na den middag, toen de zon begon te dalen, zag de keizer en zijne omgeving met verbazing een schitterend kruis boven dat hemellicht. Den volgenden nacht verscheen J e s u s hem in den droom met hetzelfde kruis, en beval hem daarvan eene afbeelding te laten maken, en die als vaan in zijn leger te planten. Na zijn ontwaken gelastte K o n s t a n t i j n hem eene vaan naar den voorgeschreven vorm te vervaardigen. Dit is het beroemde Labarum. Het bestond uit eene lange vergulde schacht, door welke bovengedeelte eene dwarsstang ging, die een kruis vormde; aan de armen van dit kruis was een uit goud en edelgesteenten vervaardigde krans aangebragt, die de naamletters van  C h r i s t u s  omsloot. Zulk eene vaan kreeg ieder legioen, en op de helmen der soldaten waren de naamletters van C h r i s t u s  ingedreven. Aan de Mylvische brug greep K o n s t a n t i j n het leger van M a x e n t i u s  aan, en bragt hem een groote nederlaag toe.
M a x e n t i u s  zelf verdronk met een groot deel zijns legers in den Tiber. Te Konstantinopel teruggekomen, liet K o n s t a n t i j n  op het grootste plein der stad en in de voornaamste zaal van zijn paleis een kruis oprigten. Toen daarop de H. H e l e n a, ’s keizers moeder, te Jeruzalem, op wonderbare wijze het echte kruis ontdekt had, gaf dat aanleiding tot het feest, wat den 14 September door Grieken en Romeinen onder den naam van Kruisverheffing reeds in de vijfde en zesde eeuw gevierd werd. Toen men onder de regering van den griekschen keizer H e r a c l i u s  dat eerbiedwaardig werktuig  onzes heils terugkeer, ontving dit feest nieuwe waarde. C h o s r o e s II, koning van Perzië, maakte gebruik van de zwakheid des romeinschen rijks in het Oosten, en verbrak in 614 den vrede onder voorwendsel van den moord te wreken, door den overweldiger P h o c a s, op keizer M a u r i t i u s en zijne kinderen gepleegd. Doch zijne onmenschelijke handelingen bewezen klaar, dat hij alleen zijn haat in het bloed der christenen koelen wilde. Hij verwoestte Mesopotamië en een deel van Syrië. Inmiddels had H e ra c l i u s, stadhouder van Afrika, met toestemming der voornaamste staatslieden het purper aangenomen en rukte tegen Konstantinopel op, maakte den overweldiger na een bloedigen strijd gevangen, en liet hem ter dood brengen. De nieuwe keizer vroeg den persischen koning door gezanten den vrede, met aanbod van eene jaarlijkschen schatting te betalen. C h o s r o e s  verwierp het voorstel, nam achtereenvolgens de steden Edessa, Apamea, Cesarea, Damascus en Jeruzalem in, en woedde alom met ongehoorde wreedheid. Alle christenen, die niet neergesabeld werden, welk lot inzonderheid de religieusen, kloostermaagden en meisjes trof, maakte men tot slaven, verkocht hen aan de Joden, en velen stierven onder vreeselijke martelingen. De kerken werden verbrand, alle kostbaarheden geroofd en bij de koninklijke schatten gevoegd. Daaronder was ook dat gedeelte van het ware kruis, wat de H. H e l e n a  te Jeruzalem gelaten had. Slechts de heilige spons en de heilige lans werden door den patriciër N i c e t a s  gered en naar Konstantinopel gezonden. De patriarch Z a c h a r i a s  werd met een groot getal christenen naar Perzië gesleurd en daar gevangen gehouden. H e r a c l i u s  beproefde op nieuw vrede te maken; maar alle pogingen waren vergeefsch. Bij dien nood stelde H e r a c l i u s  zijn geheel betrouwen op den Zaligmaker; nam het in de kerken aanwezige goud en zilver, en vormde een krijgsheer tot verdediging zijner onderdanen. Nogmaals beproefde men bij het perzisch legerhoofd Saës, die onder vreeselijke verwoestingen tot Chalcedon was voortgerukt, eene nieuwe poging om de vredesonderhandelingen voor te bereiden, maar zij bleef zonder gevolg. Nu nam H e r a c l i u s het mannelijk besluit, de Persen uit zijn rijk te verjagen; in 622 trok hij tegen hen te veld. Met het beeld des Gekruisten in de hand trad hij voor de spits des legers en gaf zijne soldaten de verzekering, dat hij hun tot in den dood zou bijblijven. Hij schetste de schromelijke verwoestingen der Perzen en ontstak in de harten den vurigsten moed. Hij tastte de Perzen in Armenië aan, en behaalde eene volkoomene overwinning. Den volgenden zomer vermeesterde hij de stad Gazak, waar hij de tempel en de paleizen der Perzische koningen tot asch verbrandde. Daar H e r a c l i u s  niet dorstte naar bloed, liet hij vijftig duizend Perzische gevangenen vrij, en zond hen van alles voorzien, naar hun land terug. Die menschlievende daad bragt haar loon mede; in 624 en 625 volgde de zegepraal zijne vanen. Bij de bouwvallen van Ninive bragt hij den vijand eene volslagene nederlaag toe;
C h o s r o e s moest van de eene stad naar de andere vlugten en H e r a c l i u s vervolgde hem aanhoudend en vermeesterde het grootste deel van Perzië. Op de tijding van de nederlaag, welke de Perzen bij Chalcedon gedurende de afwezigheid des Griekschen keizers van de christenen getroffen had, brak het oproer in ligte laaie vlam tegen C h o s r o e s uit. Deze bevond zich te Seleucia aan de Tigris en leed aan eene zware loop; hij benoemde in zijne teugellooze woede terwijl hij zijn oudsten zoon S i r o ë s voorbij ging, M a r d e s a n e s, den zoon zijner bijzit, tot opvolger. Over die onregtvaardigheid verstoord, stelde S i r o ë s zich aan het hoofd der muitelingen, nam zijn vader gevangen, liet M a r d e s a n e s met zijne kinderen nederhouwen, en gaf C h o s r o ë s den hongerdood prijs.  Zoo wreekte het goddelijke strafgerigt aan dezen tiran en verbitterden vijand des christendoms, door een even wreedaardigen zoon, het bloed door den ontaarden vader vergoten en de gruwzaamheden gedurende eene vijf-en-dertigjarige regering tegen zijn eigen volk en tegen de christenen begaan.
Bij de zwakheid van zijn rijk, zag S i r o ë s zich gedwongen met H e r a c l i u s tot elken prijs een duurzamen vrede te sluiten. Hij stelde alle gevangenen, waaronder de patriarch Z a c h a r i a s  zich bevond, in vrijheid, gaf de veroverde gewesten terug en leverde alle weggeroofde kostbaarheden, waaronder het ware kruis, aan den Griekschen keizer uit. Deze bragt die kostbare reliek mede naar Konstantinopel, waar hij voornemens was een luistervolle intogt te houden. Hij wilde bij het binnentrekken der stad zelf het heilige kruishout op de schouders dragen. Doch plotseling voelde hij zich aan de poort tegengehouden, en kon niet verder gaan. Over dat onverwacht voorval ontrust, merkte de patriarch, die aan zijne zijde ging, hem op, dat zijne prachtige kleeding niet overeen kwam met den nederigen toestand, waarin de Zoon Gods het kruis door Jeruzalems straten droeg. “Gij draagt dien tooi, zeide hij, en J e s u s  C h r i s t u s  was in een ar moedig kleed gehuld; op uw hoofd prijkt een luisterrijke kroon, en C h r i s t u s droeg eene kroon van doornen; gij zijt geschoeid, en
C h r i s t u s  ging blootvoets”. Dadelijk legt H e r a c l i u s  zijn purper gewaad, kroon en schoeisel af en volgde den optogt in nederigen dosch. Men bragt het kruis ter plaatse, waar het voormaals bewaard geworden was; het was nog in de zilveren kas gesloten, en de zegels waren nog ongeschonden, zoo als zij vóór de ontvoering geweest waren. Het werd er uitgehaald en vol eerbied aan het volk getoond. Die plegtiche overbrenging had plaats den 14 September 629, en van toen af werd het feest van Kruisverheffing, wat men vroeger al vierde, nog beroemder, niet alleen in de oostersche maar ook in de westersche kerken.