Feest van
Kruisverheffing
In
Cruce Domini nostri Iesu Christi est
salus, vita et resurrectio nostra (Gal 6, 14)
In
het Kruis ligt ons heil, ons leven en onze verrijzenis
Aanleiding tot dit feest was de terugvinding van het heilig
Kruis door keizerin Helena in 320. Later werd dit feest op de Romeinse kalender
op 3 mei geplaatst. Op 14 september herdacht men de terugvinding van het heilig
Kruis in 628 door Heraclius van Perzië.
Naar aanleiding van dit feit wil de
Kerk vandaag de verheerlijking van het Kruis vieren als teken van de
Verlossing. Op de jongste dag zal het Kruis als een zichtbaar teken voor alle
mensen zichtbaar zijn.
Verhaal van de Kruisvinding
(uit: Levens der Heiligen op
elken dag van het jaar door Albert Werfer en Franc. Xaver, uit het Hoogduitsch
vertaald door A.J. van Bemmel, pastoor te Ijsselstein, II, Utrecht 1865, p.
217-219)
Jesus Christus, die de wereld
niet met het zwaard, maar door den smaad van het kruis veroverd heeft, schonk
daardoor Constantijn den Grote de overwinning, opdat hij de hand zou erkennen,
waaraan hij zijn verheffing te danken had. Toen die vorst van de oevers des
Rhijns door Gallië en Italië zijn mededinger Maxentius, die hem in Rome met een
zeer sterke magt afwachtte, tegentrok, zond hij, hoewel nog geen christen,
gedurende den tocht en vooral ’s avonds
vóór de slag, zijn gebed tot den waren God op. Nadat hij dat met vurigen ijver
gedaan had, rukte hij midden op den dag met een gedeelte zijns legers
voorwaarts. Kort na den middag, toen de zon begon te dalen, zag de keizer en
zijne omgeving met verbazing een schitterend kruis boven dat hemellicht. Den
volgenden nacht verscheen J e s u s hem in den droom met hetzelfde kruis, en
beval hem daarvan eene afbeelding te laten maken, en die als vaan in zijn leger
te planten. Na zijn ontwaken gelastte K o n s t a n t i j n hem eene vaan naar
den voorgeschreven vorm te vervaardigen. Dit is het beroemde Labarum. Het
bestond uit eene lange vergulde schacht, door welke bovengedeelte eene
dwarsstang ging, die een kruis vormde; aan de armen van dit kruis was een uit
goud en edelgesteenten vervaardigde krans aangebragt, die de naamletters
van C h r i s t u s omsloot. Zulk eene vaan kreeg ieder legioen,
en op de helmen der soldaten waren de naamletters van C h r i s t u s ingedreven. Aan de Mylvische brug greep K o n
s t a n t i j n het leger van M a x e n t i u s
aan, en bragt hem een groote nederlaag toe.
M a x e n t i u
s zelf verdronk met een groot deel zijns
legers in den Tiber. Te Konstantinopel teruggekomen, liet K o n s t a n t i j
n op het grootste plein der stad en in
de voornaamste zaal van zijn paleis een kruis oprigten. Toen daarop de H. H e l
e n a, ’s keizers moeder, te Jeruzalem, op wonderbare wijze het echte kruis
ontdekt had, gaf dat aanleiding tot het feest, wat den 14 September door
Grieken en Romeinen onder den naam van Kruisverheffing reeds in de vijfde en
zesde eeuw gevierd werd. Toen men onder de regering van den griekschen keizer H
e r a c l i u s dat eerbiedwaardig
werktuig onzes heils terugkeer, ontving
dit feest nieuwe waarde. C h o s r o e s II, koning van Perzië, maakte gebruik
van de zwakheid des romeinschen rijks in het Oosten, en verbrak in 614 den
vrede onder voorwendsel van den moord te wreken, door den overweldiger P h o c
a s, op keizer M a u r i t i u s en zijne kinderen gepleegd. Doch zijne
onmenschelijke handelingen bewezen klaar, dat hij alleen zijn haat in het bloed
der christenen koelen wilde. Hij verwoestte Mesopotamië en een deel van Syrië.
Inmiddels had H e ra c l i u s, stadhouder van Afrika, met toestemming der
voornaamste staatslieden het purper aangenomen en rukte tegen Konstantinopel
op, maakte den overweldiger na een bloedigen strijd gevangen, en liet hem ter
dood brengen. De nieuwe keizer vroeg den persischen koning door gezanten den
vrede, met aanbod van eene jaarlijkschen schatting te betalen. C h o s r o e
s verwierp het voorstel, nam achtereenvolgens
de steden Edessa, Apamea, Cesarea, Damascus en Jeruzalem in, en woedde alom met
ongehoorde wreedheid. Alle christenen, die niet neergesabeld werden, welk lot
inzonderheid de religieusen, kloostermaagden en meisjes trof, maakte men tot
slaven, verkocht hen aan de Joden, en velen stierven onder vreeselijke
martelingen. De kerken werden verbrand, alle kostbaarheden geroofd en bij de
koninklijke schatten gevoegd. Daaronder was ook dat gedeelte van het ware
kruis, wat de H. H e l e n a te
Jeruzalem gelaten had. Slechts de heilige spons en de heilige lans werden door
den patriciër N i c e t a s gered en
naar Konstantinopel gezonden. De patriarch Z a c h a r i a s werd met een groot getal christenen naar
Perzië gesleurd en daar gevangen gehouden. H e r a c l i u s beproefde op nieuw vrede te maken; maar alle
pogingen waren vergeefsch. Bij dien nood stelde H e r a c l i u s zijn geheel betrouwen op den Zaligmaker; nam
het in de kerken aanwezige goud en zilver, en vormde een krijgsheer tot
verdediging zijner onderdanen. Nogmaals beproefde men bij het perzisch
legerhoofd Saës, die onder vreeselijke verwoestingen tot Chalcedon was
voortgerukt, eene nieuwe poging om de vredesonderhandelingen voor te bereiden,
maar zij bleef zonder gevolg. Nu nam H e r a c l i u s het mannelijk besluit,
de Persen uit zijn rijk te verjagen; in 622 trok hij tegen hen te veld. Met het
beeld des Gekruisten in de hand trad hij voor de spits des legers en gaf zijne
soldaten de verzekering, dat hij hun tot in den dood zou bijblijven. Hij
schetste de schromelijke verwoestingen der Perzen en ontstak in de harten den
vurigsten moed. Hij tastte de Perzen in Armenië aan, en behaalde eene
volkoomene overwinning. Den volgenden zomer vermeesterde hij de stad Gazak,
waar hij de tempel en de paleizen der Perzische koningen tot asch verbrandde. Daar
H e r a c l i u s niet dorstte naar
bloed, liet hij vijftig duizend Perzische gevangenen vrij, en zond hen van
alles voorzien, naar hun land terug. Die menschlievende daad bragt haar loon
mede; in 624 en 625 volgde de zegepraal zijne vanen. Bij de bouwvallen van
Ninive bragt hij den vijand eene volslagene nederlaag toe;
C h o s r o e s
moest van de eene stad naar de andere vlugten en H e r a c l i u s vervolgde
hem aanhoudend en vermeesterde het grootste deel van Perzië. Op de tijding van
de nederlaag, welke de Perzen bij Chalcedon gedurende de afwezigheid des Griekschen
keizers van de christenen getroffen had, brak het oproer in ligte laaie vlam
tegen C h o s r o e s uit. Deze bevond zich te Seleucia aan de Tigris en leed
aan eene zware loop; hij benoemde in zijne teugellooze woede terwijl hij zijn
oudsten zoon S i r o ë s voorbij ging, M a r d e s a n e s, den zoon zijner
bijzit, tot opvolger. Over die onregtvaardigheid verstoord, stelde S i r o ë s
zich aan het hoofd der muitelingen, nam zijn vader gevangen, liet M a r d e s a
n e s met zijne kinderen nederhouwen, en gaf C h o s r o ë s den hongerdood
prijs. Zoo wreekte het goddelijke
strafgerigt aan dezen tiran en verbitterden vijand des christendoms, door een
even wreedaardigen zoon, het bloed door den ontaarden vader vergoten en de
gruwzaamheden gedurende eene vijf-en-dertigjarige regering tegen zijn eigen
volk en tegen de christenen begaan.
Bij de zwakheid
van zijn rijk, zag S i r o ë s zich gedwongen met H e r a c l i u s tot elken
prijs een duurzamen vrede te sluiten. Hij stelde alle gevangenen, waaronder de
patriarch Z a c h a r i a s zich bevond,
in vrijheid, gaf de veroverde gewesten terug en leverde alle weggeroofde
kostbaarheden, waaronder het ware kruis, aan den Griekschen keizer uit. Deze
bragt die kostbare reliek mede naar Konstantinopel, waar hij voornemens was een
luistervolle intogt te houden. Hij wilde bij het binnentrekken der stad zelf
het heilige kruishout op de schouders dragen. Doch plotseling voelde hij zich
aan de poort tegengehouden, en kon niet verder gaan. Over dat onverwacht
voorval ontrust, merkte de patriarch, die aan zijne zijde ging, hem op, dat
zijne prachtige kleeding niet overeen kwam met den nederigen toestand, waarin
de Zoon Gods het kruis door Jeruzalems straten droeg. “Gij draagt dien tooi,
zeide hij, en J e s u s C h r i s t u
s was in een ar moedig kleed gehuld; op
uw hoofd prijkt een luisterrijke kroon, en C h r i s t u s droeg eene kroon van
doornen; gij zijt geschoeid, en
C h r i s t u
s ging blootvoets”. Dadelijk legt H e r
a c l i u s zijn purper gewaad, kroon en
schoeisel af en volgde den optogt in nederigen dosch. Men bragt het kruis ter
plaatse, waar het voormaals bewaard geworden was; het was nog in de zilveren
kas gesloten, en de zegels waren nog ongeschonden, zoo als zij vóór de
ontvoering geweest waren. Het werd er uitgehaald en vol eerbied aan het volk
getoond. Die plegtiche overbrenging had plaats den 14 September 629, en van
toen af werd het feest van Kruisverheffing, wat men vroeger al vierde, nog
beroemder, niet alleen in de oostersche maar ook in de westersche kerken.