Evangelie
In die tijd sprak Jezus tot zijn leerlingen: Ik ben de goede herder. De goede herder geeft zijn leven voor zijn schapen. Maar de huurling, die geen herder is en geen eigenaar van de schapen, ziet de wolf aankomen, laat de schapen in de steek en vlucht weg; de wolf rooft ze en jaagt ze uiteen. Hij is dan ook maar een huurling en heeft geen hart voor de schapen. Ik ben de goede herder. Ik ken de mijnen en de mijnen kennen Mij, zoals de Vader Mij kent en Ik de Vader ken. Ik geef mijn leven voor de schapen. Ik heb nog andere schapen die niet uit deze schaapstal zijn. Ook die moet ik leiden en zij zullen naar mijn stem luisteren en het zal worden: één kudde, één herder. Hierom heeft de Vader Mij lief, omdat Ik mijn leven geef om het later weer terug te nemen. Niemand neemt Mij het af, maar Ik geef het uit Mijzelf. Macht heb Ik om het te geven en macht om het terug te nemen: dat is de opdracht die Ik van mijn Vader heb ontvangen.
Overweging
Voor de een of ander kan het thema van de Goede Herder op
het eerste gehoor weinig realistisch klinken. Zo kan het herinneringen oproepen
aan een vervlogen romantiek en aan oude liedjes, als dat van die ´grote stille
heide´...
De Bijbel stelt ons Jahweh voor als herder. Dit is niet
verwonderlijk voor het relaas van een herdersvolk, dat bidt : ´De Heer is mijn
herder, niets kom ik tekort ; Hij laat mij weiden op groene velden´. ´Hij is de
herder en wij zijn kudde´.
In Jezus krijgt het herderschap van Jahweh op een unieke
manier gestalte. ´Ik ben de goede herder´. Van geen enkele profeet in de Bijbel
wordt zoiets gezegd. Hij is de verpersoonlijking van Jahweh´s trouw, bij tij en
ontij, persoonlijk weet hebbend van ieders naam en toenaam.
Zijn herderschap geeft allerminst grond voor halfzachte
voorstellingen.
De zorg van de Goede Herder is een strijd, die zich afspeelt
in de wildernis ( vgl. Lc. 14,4 ). Hij verjaagt dieven, rovers en wilde dieren.
Als het moet, laat Hij ze allemaal achter, om dat ene verlorene op te zoeken.
De Goede Herder houdt allen gaande en geeft voedsel voor
onderweg.
Hij biedt een ijzersterke achtergrond om echte menselijkheid
aan te moedigen, zorg te hebben voor mensen, een goed woord te spreken en het
hart te raken met een nieuw gevoel.
In de hedendaagse woestijn van massa´s, in de leegte van de
steden rijst het beeld op van een Gids en herder met dit Goede, Verblijdende
Nieuws : wij mensen zijn geen onbetekenend schroefje in het raderwerk van een
naamloze wereld, geen willekeurig, uitwisbaar nummer. De wereld is niet een
speelbal van onberekenbaar toeval. We zijn niet verkocht en veroordeeld tot een
per slot van rekening zinloos bestaan.
Want God ziet om naar de menigte van mensen, die zich
verloren en angstig voelen, ´als schapen zonder herder´. Hij is Iemand,
die tot ieder van ons zegt : ´je bent uniek, Ik ken je, je kunt op Mij rekenen,
je zult leven´.
Alle mensen zijn geroepen om met anderen om te gaan zoals
God dat doet, door elkaar te dragen, te sterken, te behoeden en vooruit te
helpen.
Gods uitnodigende roep om goede, warme mensen klinkt ook
door in de vraag van de basis van de Kerk : geef ons mensen om tekenen te
stellen van Gods herderlijke nabijheid.
Ondanks de jungle van onze verstedelijkte wereld geschiedt
het herderschap van Jezus, in de oases van hartelijke groepen, in verkondiging
en bediening van Christus´ woord en sacrament, in inzet voor vrede en
gerechtigheid.
Boven alle binnenkerkelijke discussies uit zien we grote
herders, die de Weg kennen en wijzen, die zorgen voor groene weiden en gezonde
kost, die zwaaien met hun staf tegen onderdrukkers, rovers en
verdeeldheidzaaiers, die de menselijke waardigheid verdedigen, met name van de
kleinen en rechtelozen, de armen, gevangenen en ongeneeslijk-zieken.
Deze herderlijke zorg zal het hart en het gezicht van de
Kerk zijn want mensen kunnen pas geloven dat onze God een hart heeft, als zij
een hart ervaren in goede mensen. Zij komen als geroepen.