Op de eerste vrije liturgische dag, meestal de maandag (dit jaar de dinsdag) na de sluiting van het paasoctaaf wordt het feest van het Glorierijke Graf van onze Heer Jezus Christus te Jeruzalem gevierd. Dit feest wordt vanaf 1586 gevierd als “afsluiting” van het eigenlijke Paasfeest. De liturgische teksten van de H. Mis van dit feest verwijzen op mystieke wijze naar het paradoxale leven "in het graf" in afwachting van de overwinning van het leven op de dood: "de plaats van de wonderbare tent" (offertorium) is het door Christus' Lichaam geheiligde graf, waar wij verlangen te wonen (secreta) om met Hem begraven te sterven aan de wereld en voor Hem alleen te leven (postcommunio).
Na de Hoogmis wordt het Allerheiligste aanbeden tot aan de Vespers. De spirituele achtergrond daarvan is gelegen in de devotie tot het in het tijd en ruimte overstijgende verlossingsmysterie: de daadwerkelijke Verrijzenis, heeft plaats gevonden op een bepaald moment van de geschiedenis, op een bepaalde plaats: die vierkante meter waarop het lichaam van Christus rustte. Dat heel concrete gebeuren betreft dezelfde Christus, die nu bij ons aanwezig is in de Eucharistische Gestalte, waarin "de overwinning en de triomf van Zijn dood tegenwoordig worden gesteld", en tevens door dank te brengen aan God "voor Zijn onuitsprekelijke gave" (2 Kor 9,15) in Christus Jezus, "tot lof van zijn heerlijkheid" (Ef 1,12), door de kracht van de Heilige Geest. Het besef van deze Paasgenade zet aan tot “sprakeloze aanbidding” in dank en stille vreugde.
In de meditatie “Overgave” bespreekt Moeder Josépha Haeck crss (1883-1961) de deugd van overgave in het licht van de de spiritualiteit van de Reguliere Orde van het Heilig Graf.
Overgave
Waar is er meer beperktheid dan in een graf? Wie zich ooit levend laat begraven, kan slechts vrijwillig afzien van het leven, omdat er geen uitkomst meer is. Levend begraven zijn betekent zoveel als: zich neerleggen in de dood. Wij zijn levend begraven.
Wij zijn het grote Graf ingetreden, waar God zelf onbewogen lag in de dood.
Overgegeven was Hij in de handen der mensen, die Hem afnamen van het kruis. Overgegeven aan zijn heilige Moeder. Overgegeven aan die Hem balsemden. Overgegeven aan die Hem wegdroegen onder de steenrots.
Maar in dat alles: overgegeven aan God, die Hem aanvaardde als zijn welbeminde Zoon. Overgegeven aan God, dat is: aan zijn Vader met zijn vaderlijk recht over Hem. Overgegeven in gehoorzaamheid, want zó past het de Zoon tegenover de Vader.
Eén Wil met de Vader.
Eén werk met de Vader.
Maar dan ook het werk der opstanding:
Een nieuwe geboorte uit de zuivere, ongedeerde, verzegelde rots, gelijk eens uit de maagdenschoot van Maria. Zó slaat de beperktheid van het H. Graf om in een oneindige stroom van leven.
Ziet, gehoorzaam is Hij geworden tot de dood, ja, tot de dood van het kruis: daarom heeft God Hem verheven en Hem een naam gegeven, die boven alle namen is . . .
Dit is onze overwinning: onze overgave aan God in gehoorzaamheid. En God zal ons geven:
Verborgen manna en een nieuwe naam . . .