Voordracht ‘de Genade van Overen’
door Willem Wolters van Landgoed Overen, Sint Odiliënberg
gehouden op de vooravond van het Hoogfeest van onze kerkpatronen, de HH. Wiro, Plechelmus en Otgerus
De geschiedenis van het landgoed Overen kan met veel jaartallen en namen van eigenaren verteld worden. Ik denk dat het interessanter is om Overen vanuit het perspectief van een bepaalde tijdsperiode te presenteren. Uiteraard met de opmerking dat ik, als kind van de twintigste eeuw, niet precies kan aanvoelen wat speelde in bijv. de Middeleeuwen. In zijn eeuwenoude geschiedenis veranderden tijden, opvattingen en modes, maar Overen blijft interessant voor eigenaren, pachters en hun omgeving. Kennelijk heeft en geeft Overen iets dat mensen aantrekt. Terwijl die mensen niet altijd goed waren voor het landgoed.
Vandaar de titel van mijn
presentatie: de Genade van Overen. Met een knipoog naar dit gezelschap. Het
woord genade refereert op de eerste plaats aan onze God die genadig is, niet
zozeer omdat wij mensen ons goed gedragen en ons aan zijn wetten houden, maar
vooral omdat God ons mensen liefheeft. In het dagelijkse taalgebruik kent het
woord genade vele betekenissen, zoals bijvoorbeeld gunst, kwijtschelding,
medelijden, pardon enz.
Ik wil proberen een rode draad
door mijn verhaal te trekken die aannemelijk maakt dat Overen al achthonderd
jaar belangrijk is voor mensen met verschillende perspectieven omdat Overen dat
mogelijk maakt. Of Overen van mensen houdt? Ik weet het niet, maar ik weet wel
dat mensen die langer met Overen te maken hebben van Overen zijn gaan houden.
Wat zijn die perspectieven door
de eeuwen heen? Ik zie er een zevental die soms door elkaar lopen: Voedsel, Aanzien, Belegging, Schuilplek, Landbouw, Natuur en Schoonheid.
De beoogde rode draad in mijn
verhaal over Overen aan genade koppelen is gewaagd. Maar ik durf dat alleen te
doen omdat er minstens twee deskundigen in de zaal zijn die zowel van historie en
van genade hebben: onze pastoor en onze priorin. Ik hoop dat ze aanvullen en
corrigeren waar nodig. Iedereen mag mij interrupteren, mits ik de laatste trein
naar Maastricht haal.
Het landgoed Overen kwam niet uit
de lucht vallen. Het is geen deus ex machina in de historie van deze streek.
Daarom voor de goede context van de rest van mijn verhaal korte aandacht voor
de omgeving waarin Overen geboren én geschapen is.
Het landschap van Midden-Limburg
wordt bepaald door de Maas en kleine zijrivieren, waaronder de ‘Roer’. De Roer
heeft een totale lengte van 160 km. Slechts enkele kilometers en maar 4.5% van
het stroomgebied liggen in Nederland. Daardoor treedt bij grote waterafvoeren
de rivier hoog en ver buiten zijn oevers en overstroomt het laaggelegen rivierdal.
Het
Roerdal is een van de oudste riviersystemen in Nederland en, nog interessanter,
een van de weinige rivieren in Nederland waar de mens nauwelijks aan gesleuteld
heeft. Daarom zijn hier van oudsher afgesneden riviermeanders, oeverwallen,
kronkelwaarden, steilranden, terrasranden, steile buitenbochten en grindbanken.
En deze structuren worden nog steeds gevormd en weggespoeld. Ten noorden en ten
zuiden van St. Odiliënberg is het Roerdal breed en biedt ruimte voor
nederzettingen op verhogingen zonder dat zij bij hoogwater weggespoeld worden. In
het brede Roerdal kon het riviertje op diverse plaatsen eenvoudig overgestoken
worden. Dat deden ook rendieren, gevolgd door rendierjagers. In het
Neolithicum (de periode van ca. 7000 jaar tot 3500 jaar geleden) werden de
trekkende jagers/verzamelaars langzaam maar zeker verdrongen door
boeren/herders die langere tijd op een plek bleven.
Op de grens van het
landgoed Overen in het Leropperveld hebben in 1991 en 1992 HVR-leden [van
Heemkundevereniging Roerstreek] met archeologen uit Leiden onderzoek gedaan
naar Midden-Neolitische bewoning. Het opgravings-veld werd naar de vader van de
toenmalige pachter genoemd. De 'site
Neliske' leverde een bewijs dat ongeveer 5000 jaar geleden de eerste boeren
zich hebben gevestigd in de Roerstreek. De eerste mensen waren al veel eerder
in de Roerstreek, al ongeveer 15000 jaar geleden. Een heel bijzondere vondst op
site Neliske mag niet onvermeld blijven: een 12000 jaar oude tekening op een
steen van 9 x 5 cm waarmee vuursteen bewerkt werd. Het is de oudste tekening
van Nederland! Het origineel bevindt zich in het Rijksmuseum van Oudheden te
Leiden, een replica is in het museum van de Heemkundevere-niging Roerstreek te
bewonderen.
De Romeinen vonden de rivier de
Roer belangrijk genoeg om een godin (RURA) aan de rivier te wijden. Op de
heuvel waar we nu zijn hebben zij hun goden waaronder misschien ook RURA
vereerd. Dat deden zij niet op iedere heuvel. De omgeving van St. Odiliënberg
is al heel lang bijzonder.
Het is niet vreemd dat in een streek met
vruchtbare gronden, vis en wild mensen zich op hoger gelegen plekken dichtbij
water gingen vestigen. De locatie van het landgoed Overen werd geboren en
geschapen door natuur en mens. Een co-creatie avant la lettre. Dat was toen
heel gewoon. Nu moet dat opnieuw
uitgevonden worden, met heel veel geld. De mens kan zijn leven en omgeving niet
zomaar naar zijn eigen hand zetten. De natuur laat dat nu zien. Misschien volgt
hierna de bewustwording dat dat ook voor religie geldt.
De diverse bewoonde hoger gelegen gebieden aan de Roer gingen een dorp rond deze heuvel vormen, zeker toen daar een abdijkerk aan het einde van de zevende of aan het begin van de achtste eeuw gesticht werd door de Angelsaksische heiligen Wiro, Plechelmus en Odgerus. Overigens denk ik dat het bijzonder is dat in Limburg het geloof zowel vanuit het Oosten (St Servaas) en het Westen (onze heiligen en Willebrord) is gebracht. Een interessant onderwerp voor discussie.
Het is niet vreemd
dat het dorp namen met het woord berg erin kreeg, zoals Bergh (858), Berch
(943), Montis Beatæ Odiliæ (1222) en Udelenberg kreeg. De huidige naam Sint
Odiliënberg wordt gebruikt sinds 1297.
Vanwege de
heiligen, abdij en vruchtbare omgeving moet dit dorp al vroeg de aandacht van
de heersende adel gehad hebben. Zij schonken het in 858 aan het bisschoppelijke
sticht Utrecht. Dat doe je alleen met plaatsen van aanzien.
Vroeger en ook nu nog is een kenmerk van het Roerdal de grote en oude boerderijen.
In de Middeleeuwen groeide Overen van een nederzetting
op een oeverwal uit tot een landgoed met een boerderij en een herenhuis. In
leenregisters en akten passeren vele namen voor Overen de revue, bijvoorbeeld
Overho, Vosloc, Oeveroen, Oueroen, Averen, Overbol, Hooveren, Hooverenbol en
Hoeveren. Zowel deze namen als eeuwenoude kaarten laten zien hoe strategisch
Overen in het landschap lag. Dat gold in het bijzonder voor de locatie op een verhoging aan een oude Roerarm bij
vruchtbare weilanden en akkers, aan een van de doorgaande wegen naar Roermond
en dicht bij de Gulickerweg, een oude heerweg die van Roermond naar Sittard liep.
Deze kaarten tonen ook de lanen van het landgoed die tot in de negentiende eeuw
onderdeel waren van de weg van Sint Odiliënberg naar Roermond via het gehucht Lerop,
dat al in 943 als Liethorp werd genoemd. Daarmee was Overen eeuwenlang dominant
aanwezig in zijn directe omgeving.
Al sinds de prehistorie is Overen geen toevallige plek voor menselijke bewoning. En het was niet alleen goed wonen voor mensen. Ook kabouters voelden zich er thuis, althans volgens het Limburgsch sagenboek van J.R.W. Sinninghe. En er is ook een oud verhaal, opgetekend in het Limburgs Sagenboek van Pierre Kemp over De Juffrouw zonder kop. Rond Overen was al vroeg sprake van diversiteit en inclusiviteit.
Sint Odiliënberg telt een aantal landgoederen waarvan er twee, de Vrymerson en Overen, extra bijzonder zijn, omdat zij tot de oudste herengoederen uit de streek behoren en omdat hun eigenaren als lid van de Edele Ridderschap van Roermond aan de vergaderingen van de Staten van het Overkwartier van Gelre mochten deelnemen. Eigenaar van Overen zijn gaf aanzien en een belangrijke maatschappelijke positie. Dat kwam ook tot uitdrukking in zijn gebouwen.
Het landgoed Overen is veel ouder dan de
huidige gebouwen, een boerderij en herenhuis, laten zien. De eerste vermelding van
gebouwen dateert van 1297. Het is niet bekend wanneer het landgoed werd gevormd
en de eerste hoeve en herenhuis zijn gebouwd. Een aanwijzing voor de ouderdom
van het huidige herenhuis is het gebruik van natuursteen bij de grote vensters.
In de hoekpunten van het huis zijn blokken natuursteen verwerkt. Op basis van
deze aanwijzingen wordt gedacht aan een datering van rond 1800. Muurdelen maken waarschijnlijk dat de boerderij veel
ouder is dan het herenhuis.
In de zeventiende eeuw werd Overen een
“stamhuys” genoemd, waarvan de eigenaren al generaties zitting hadden in de Edele
Ridderschap van Roermond in het Overkwartier. Dit voorrecht was niet weggelegd
voor de eigenaren van de meeste grote herengoederen. De vermelding van “stamhuys”
duidt op het bestaan van een herenhuis op Overen in de 16e eeuw. Kaarten uit de
zeventiende en achttiende eeuw laten de plattegrond van een boerderij en herenhuis
zien. Het huidige herenhuis is een groot eenvoudig en rechthoekig bakstenen
gebouw met een verdieping en een mansardekap. De westgevel is iets breder,
waardoor het gebouw L-vormig lijkt. De boerderij is een typische carré hoeve.
Historici kunnen lang twisten over de vraag of een gebouw een kasteel is of niet. Het herenhuis op het landgoed Overen wordt in de volksmond kasteel genoemd. Ook op sommige oude kaarten wordt het als ‘chateau’ vermeld. Een feit is dat Overen een riddermatig goed is. En die status gaf toegang tot het statencollege van het Overkwartier van Gelder, ook wel het kwartier van Roermond genoemd. Leden van het statencollege waren de ridderschap en de steden uit de regio. Het was allesbehalve gemakkelijk om lid van de ridderschap te worden. Leden moesten meerderjarig en katholiek zijn, beschikken over verstandelijke vermogens, van adellijke afkomst en in het bezit van een riddermatig goed zijn. Meestal was een riddermatig goed een kasteel, maar omgekeerd gold dat niet. Er zijn geen of nog geen bewijzen dat het herenhuis of de boerderij op de resten van een kasteel gebouwd zijn. Bij een verbouwing begin jaren vijftig van de vorige eeuw ìs onder het herenhuis een zeer dikke muur aangetroffen, gebouwd van hard en zwart gebakken stenen en van mergelblokken. Een restant van een voormalig kasteel? Onder de boerderij ligt een keldergewelf met mergeldelen. De status van riddermatig goed ging niet verloren als het kasteel werd gesloopt of tot ruïne verviel.
Hoewel nu slechts een klein gedeelte van het
gebouw wordt bewoond was tot ver in de negentiende eeuw een groter deel woning en
diende slechts de helft als schuur.
Onder het woongedeelte en de schuur van het
herenhuis lagen vier kelders, waarvan er één - gewelfd - onder het huidige
woongedeelte nog geheel in tact is. Een van de drie gewelven onder het schuurgedeelte
was verbonden met een ongeveer
In het woongedeelte is bij de grote vensters
hardsteen zichtbaar. Ook de hoekstenen van het huis zijn uitgevoerd in
natuursteen. Op basis van de detaillering van de vensters is een datering rond
1800 waarschijnlijk. Het huis wordt op de kaart ‘Kartenaufnahme der Rheinlande
durch Tranchot und v. Müffling 1803-
Op
een kaart uit het begin van de achttiende eeuw staan formele tuinen afgebeeld,
conform de toen heersende mode.
Waren deze fraaie tuinen werkelijkheid in de
achttiende en negentiende eeuw of waren het de wensdromen van de toenmalige
eigenaren? Rond het herenhuis zijn geen restanten van deze tuinen aangetroffen.
Het ligt niet
voor de hand om een onbelangrijk landgoed te verfraaien met bijzondere tuinen
of daartoe plannen te maken. Overen was waarschijnlijk een bezit met aanzien.
Een lange reeks van regionaal belangrijke adelijke families was eigenaar van Overen. Als een bezit veel aanzien gaf noemden zij zichzelf hiernaar.
In 1361was voor het eerst sprake van de
familienaam Overen: Godefridus van Utewic noemt zich ook Van Overen.
Omstreeks 1418 kwam Overen in het bezit van
Guillaume van Baerle, waarschijnlijk via zijn vrouw Elisabeth van Paerlo. Hij
en zijn kinderen gaan zich Van Overen noemen.
In de 18e eeuw duikt een
niet-adellijke eigenaar van Overen op. Ondernemer Jan Franςois de Bors ging
zich snel De Bors d’Overen noemen. Hij was keizerlijk postmeester, een ambt met
veel aanzien en grote inkomsten. Zijn nazaten trouwden met adellijke families
uit de regio. Overen gaf hen aanzien en was een goede belegging.
De maatschappelijke positie verviel toen de Franse revolutie ook de Nederlanden binnenkwam en de privileges voor adel en geestelijkheid afschaften. Priesters moesten trouw zweren aan de Franse Republiek en zijn idealen. Pastoor Melchior Vreën weigerde dat en dook onder op Overen. Vanuit zijn schuilplaats nam hij de biecht af en droeg missen op bij het Mariakapelletje in het bos. Legers trokken bij voorkeur door riviervalleien en veroorzaakten dan aan de bewoners veel overlast of erger. Toen is Overen vast een schuilplaats geweest, zolas ook in de WOII.
In de Franse tijd
werd Overen gewoon privaat bezit. Maar de economische positie van het landgoed bleef,
omdat Overen landbouwkundig heel rendabel was.
De economische en
landbouwkundige betekenis blijkt bijvoorbeeld uit een acte van 28 december
1297 waarin de toenmalige eigenaren van Overen een jaarlijkse rente in tarwe en
haver aan het altaar van de Heilige Maria Magdalena te Sint Odiliënberg
schenken.
Overen was eeuwenlang een waardevol bezit. Dat
blijkt bijvoorbeeld uit de belasting die de toenmalige heer van Overen in 1369
moest betalen. Acht pond was toen het hoogste bedrag in de verre omtrek.
Een andere indicatie is ook de inning
van de ‘huizenschat’
in St.
Odiliënberg 1679:
De schat liep op van 1
rijksdaalder voor de timmer van een keuterboer tot
3 of 4 rijksdaalders voor een grotere boerderij. Voor een pachthoeve werd al
gauw meer betaald. Zo betaalden de Jezuïeten voor hun boerderij op 't Sittert 5
en voor de hoeve op Hoosden 12 rijksdaalders. Overen werd met 18 rijksdaalders
het hoogst aangeslagen.
Overen
en Hoosden waren tot 1645 in bezit van de familie Van Baerle. Daarna werd
Hoosden aan de Jezuïeten geschonken.
Het
was goed boeren op Overen. Een pachter kon zich veroorloven bestuursta-ken op
zich te nemen, zoals Maes Janssen, die in 1690 vermeld wordt als burgemeester
van Sint Odiliënberg.
In de negentiende kwam een einde aan een lange reeks adellijke eigenaren van Overen. De erfgenamen d’Alcantara verkochten het landgoed in 1878 aan Jean Renier Meuwissen. Hij was een rijke molenaar uit Echt en liet zich in 1882, 79 jaar oud, te Sint Odiliënberg inschrijven als rentenier. In een advertentie in de streekkrant Maas- en Roerbode van 10 november 1888 riep Meuwissen boeren op zich te melden als nieuwe pachter. Volgens deze advertentie was Overen ‘35 hectaren best Weiland en 58 hectaren puik Akkerland’ groot. In 1890 vertrok Meuwissen weer naar Echt en overleed daar in 1891. Meuwissen was een voorvader van de bekende huisarts Meuwissen in de Roerstreek die vlak voor het begin van WOII noodlottig om het leven kwam.
In 1890 verkocht Meuwissen het landgoed
Overen, dan groot ruim 110 hectare, voor 80.500, -
gulden aan
de heer Chrétien Louis Joseph Berger, koopman en grondeigenaar woonachtig in
Venlo en een kleinzoon van de in Limburg bekende P.J. Berger die vanuit Venlo
een bloeiende bank en handelsonder-neming, waaronder een scheepvaartonderneming
op de Maas (‘de Bergerboten’), had gesticht. Deze familie verkocht Overen in
1983 aan de pachters Wolters.
Voor de ondernemers Meuwissen en Berger was
het landgoed een goede belegging. Het maatschappelijke aanzien was
ondergeschikt geworden. Het belang van de economische functie bleek
bijvoorbeeld uit de investeringen die Berger doet. Hij liet een nieuwe koeien-
en varkensstal te bouwen en het woonhuis, de paardenstal en de kelders
herstellen. Hij deelde het landgoed op en verpachtte het aan tien verschillende
pachters.
Het was goed boeren op Overen want pachter Timmermans stichtte rond 1895
een zuivelfabriek voor eigen
gebruik, de eerste in de
gemeente. Bijzonder was dat zowel het melken als het verwerken van de melk
mechanisch gebeurde. Verhalen gaan dat het indertijd goed
toeven was op Overen. In de kelder van de pachter lag wijn.
In een Limburger Koerier
uit 1931 staat het volgende: “De boerderij die op een opzettelijk daarvoor
aangelegde hoogte is gebouwd, en dan ook nooit last had van ’t hooge water,
zelfs niet in 1926, heeft een landerijen- en weideomvang van plm. 60 H.A. en
behoort thans aan eene familie Berger te Den Haag. Het is een belangrijk
bedrijf, en de Heer A. Timmermans, die met sijne ijverige echtgenoote, kinderen
en dienstpersoneel deze boerderij op voorbeeldige wijze weet te beheeren kan er
zich tevens op beroepen in den streken den stoot te hebben gegeven aan ’t
machinaal melken, welke melkmachine (Westfalia) thans in veel groote
boerenbedrijven in gebruik is.”
Vader Leonard Timmermans overleed in 1932. Zoon Alphons had steeds meer moeite het bedrijf rendabel te voeren. In 1936 werd de pacht opgezegd. Daarmee kwam een eind aan de pachterdynastie Timmermans op Overen. Er was grote belangstelling om Overen te pachten. Naar verluidt waren er 63 gegadigden. Willem Wolters, eigenaar van een kleine boerderij in Ool, in de toenmalige gemeente Herten, was een van de geïnteresseerden. Vanaf Pasen 1938 mocht hij zich pachter van Overen noemen. Voor gebouwen en landerijen, 60 hectaren groot, was de pachtsom 2600 gulden per jaar, een groot bedrag in die tijd. Het zat de nieuwe pachter evenwel niet mee: gebouwen en landerijen waren verwaarloosd en de Tweede Wereldoorlog brak uit.
Op 26 januari 1945 bliezen Duitse soldaten de
parochiekerk van St. Odiliënberg op. Veel inventaris ging verloren, maar het
reliekschrijn van de stichters van de kerk, Wiro, Plechelmus en Otgerus, werd
door paters Redemptoristen gered. En begraven onder een haverkist in de
paardenstallen van Overen. Daardoor was Overen ook enkele maanden een
schuilplaats voor de heiligen.
Tijdens
de Tweede Wereldoorlog zochten leden van de familie Berger uit Den Haag en vele
anderen een goed heenkomen op Overen, zowel op de boerderij als in het
herenhuis. Ondanks alle voorzorgen werden onderduikers door Duitse soldaten
ontdekt. Willem Wolters kon altijd erger voorkomen door te vertellen over zijn
eigen militaire dienst ten tijde van de Eerste Wereldoorlog of de Duitsers om te kopen met geld, varkens en
kippen.
Op
het einde van de Tweede Wereldoorlog kwam Roermond en zijn omgeving in de
vuurlinie te liggen. De Duitsers bevalen dat Lerop uiterlijk op 27 januari
moest evacueren. De inwoners moesten naar Brüggen in Duitsland lopen en werden
vandaar per trein naar Friesland getransporteerd. Een barre tocht. Gevaarlijk
ook want de trein werd door vliegtuigen beschoten. Afgelopen donderdag was in
de basiliek de uitvaart van Jan Meuwissen, een zoon van de bekende huisarts,
die de evacuatie in januari 1945 meemaakte. Het transport was een traumatische
ervaring voor hem.
Pachter
Willem Wolters van Overen wachtte de verplichte evacuatie naar Noord-Nederland
niet af. Hij vluchtte overhaast met familie, zes koeien, een stier en drie jonge
drachtige werkpaarden naar het zuiden. Het werd een gevaarlijke nachtelijke tocht
door het moeras van Overenbroek naar de boerderij Postberg en vandaar naar de
geallieerden in Echt. Onderweg werden zij beschoten, maar het Duitse vuur trof
geen doel. Willem Wolters ging drie dagen later terug om het achtergelaten vee,
waaronder de oudere werkpaarden, te voeren. De Duitsers arresteerden hem en beschuldigden
hem van verraad, hoewel hij een lange witte baard had laten groeien om er oud
en onschuldig uit te zien. Ook het valse persoonsbewijs waaruit zou moeten
blijken dat hij veel ouder was hielp niet. Hij werd op transport naar Brüggen
gezet. Op weg naar het bos, waar hij dacht geëxecuteerd te worden, kwam hij de Duitse
foerage officier Spiess tegen. Spiess kwam regelmatig melk en eieren op Overen kopen.
Hij beval Willem Wolters vrij te laten en verschafte hem de papieren om naar
Friesland af te reizen. In Friesland ontmoette hij geëvacu-eerde broers en hun
familie. Het verhaal gaat dat Willem Wolters altijd optimistisch was over een
snelle bevrijding van Limburg en Nederland. Op een kaart werd met vlaggetjes de
opmars van de geallieerden vanuit Zuid-Nederland naar het Noorden nauwkeurig
bijgehouden. Bij terreinwinst was de uitspraak van Willem Wolters ‘die vlag
omhoog!’ legendarisch. In april kwam de familie Wolters terug op Overen en trof
van de achtergelaten levende have nog slechts een kip en een varken aan. De
rest was geslacht door Duitse soldaten. De familie verkeerde in de
veronderstelling dat Willem Wolters omgekomen was en had in Echt een requiemmis
laten opdragen. Pas in het voorjaar kwam het eerste bericht dat hij nog leefde.
Op een zomeravond zat de familie voor de boerderij toen zij uit de verte een
bekende stem hoorden: Zet de pap klaar, ik kom thuis!
De
geallieerde opmars vanuit Zuid-Limburg vorderde eind 1944 moeizaam. Lag de
frontlijn eind september 1944 ten noorden van Sittard, begin december stonden
de troepen nog ten zuiden van Susteren. De ‘Roerdriehoek’, het Duitse bruggenhoofd
tussen Maas en de Roer, werd met succes door de Duitsers verdedigd. Operatie
‘Blackcock’ moest de Duitse tegenstand breken en begin februari 1945 was het
gebied ten oosten van de Maas tot aan de Roer stevig in handen van de
geallieerden, mét uitzondering van een kleine driehoek ten zuiden van Roermond
die het landgoed Overen, Linnerveld, Linnerbos en Lerop omvatte. Op Overen
wisselden Duitsers en geallieerden elkaar zevenmaal af!
Tot
1 maart 1945 bleef de kleine driehoek een soort niemandsland. Zie het boek
‘Tussen twee vuren’ van A.P.M. Cammaert. De boerderijen in de directe omgeving van
Overen werden verwoest. De granaten die Overen troffen ontploften echter niet
en de gebouwen bleven miraculeus gespaard. Uit dankbaarheid voor het behoud van
Overen en zijn bewoners liet Willem Wolters in 1946 in de scherpe bocht van de
Leropperweg tegenover de ingang van de laan naar Overen een kruis plaatsen,
waarop staat:
Wees gegroet
O Kruis
Onze enige hulp
Ter dankbare
herinnering aan
Gods zichtbare
bescherming
in bange
oorlogsdagen
Ook in de huidige tijd werd Overen geen
rampspoed bespaard. In oktober 2005 werd de oostelijke vleugel, waarin paarden-
en runderstallen, van de boerderij door brand totaal verwoest. Het woonhuis kon
ternauwernood worden gered. Het duurde een jaar voordat deze vleugel, in
vrijwel oorspronkelijke staat, uitstekend werd herbouwd. De oude zolders en authentieke
spanten gingen helaas definitief verloren. Deze brand was een schok voor
landgoed en omgeving, maar Overen richtte zich op en produceerde als van
oudsher.
Het landbouwkundig uitbaten van Overen staat in de eenentwintigste eeuw onder grote druk. Regelgeving, hoge kosten en lage opbrengstprijzen hollen de economische functie uit. De natuur an sich en de schoonheid ervan krijgen meer aandacht van overheid en burger. Het landgoed Overen herbergt veel natuur van de oevers van Roer via weilanden met poelen en akkerranden tot en met het Overenbroek.
De flora en fauna van de broekweilanden en
het broekbos ten westen van Overen en van het aanpalende landgoed Hoosden worden
als erg waardevol beschouwd.
In 2003-2004 zijn in het Overenbroek, dat ten onrechte Hoosderbroek wordt genoemd, poelen aangelegd, weilanden gedeeltelijk afgegraven en sluizen aangebracht om verdroging te stoppen en natuurontwikkeling nieuwe kansen te geven.
De natuurwaarden van het landgoed Overen en
van zijn omgeving zullen de mogelijkheden van de landbouwkundige exploitatie
van het landgoed gaan bepalen.
In de loop der eeuwen is het landgoed Overen vanuit verschillende perspectieven heel interessant voor mensen geweest. Dat hebben deze mensen niet altijd voldoende gewaardeerd. De natuur leert ons dat we slechts rentmeesters van onze omgeving zijn. Vanuit ons geloof wisten we dat al. Maar desondanks hebben we nog veel genade nodig, ook van het landgoed Overen.
Willem Wolters
Sint Odiliënberg
Zondag 7 mei 2023