maandag 8 mei 2023

 

Voordracht ‘de Genade van Overen’

door Willem Wolters van Landgoed Overen, Sint Odiliënberg

gehouden op de vooravond van het Hoogfeest van onze kerkpatronen, de HH. Wiro, Plechelmus en Otgerus


De geschiedenis van het landgoed Overen kan met veel jaartallen en namen van eigenaren verteld worden. Ik denk dat het interessanter is om Overen vanuit het perspectief van een bepaalde tijdsperiode te presenteren. Uiteraard met de opmerking dat ik, als kind van de twintigste eeuw, niet precies kan aanvoelen wat speelde in bijv. de Middeleeuwen. In zijn eeuwenoude geschiedenis veranderden tijden, opvattingen en modes, maar Overen blijft interessant voor eigenaren, pachters en hun omgeving. Kennelijk heeft en geeft Overen iets dat mensen aantrekt. Terwijl die mensen niet altijd goed waren voor het landgoed.

Vandaar de titel van mijn presentatie: de Genade van Overen. Met een knipoog naar dit gezelschap. Het woord genade refereert op de eerste plaats aan onze God die genadig is, niet zozeer omdat wij mensen ons goed gedragen en ons aan zijn wetten houden, maar vooral omdat God ons mensen liefheeft. In het dagelijkse taalgebruik kent het woord genade vele betekenissen, zoals bijvoorbeeld gunst, kwijtschelding, medelijden, pardon enz.

Ik wil proberen een rode draad door mijn verhaal te trekken die aannemelijk maakt dat Overen al achthonderd jaar belangrijk is voor mensen met verschillende perspectieven omdat Overen dat mogelijk maakt. Of Overen van mensen houdt? Ik weet het niet, maar ik weet wel dat mensen die langer met Overen te maken hebben van Overen zijn gaan houden.

Wat zijn die perspectieven door de eeuwen heen? Ik zie er een zevental die soms door elkaar lopen: Voedsel, Aanzien, Belegging, Schuilplek, Landbouw, Natuur en Schoonheid.

De beoogde rode draad in mijn verhaal over Overen aan genade koppelen is gewaagd. Maar ik durf dat alleen te doen omdat er minstens twee deskundigen in de zaal zijn die zowel van historie en van genade hebben: onze pastoor en onze priorin. Ik hoop dat ze aanvullen en corrigeren waar nodig. Iedereen mag mij interrupteren, mits ik de laatste trein naar Maastricht haal.

Het landgoed Overen kwam niet uit de lucht vallen. Het is geen deus ex machina in de historie van deze streek. Daarom voor de goede context van de rest van mijn verhaal korte aandacht voor de omgeving waarin Overen geboren én geschapen is.

Het landschap van Midden-Limburg wordt bepaald door de Maas en kleine zijrivieren, waaronder de ‘Roer’. De Roer heeft een totale lengte van 160 km. Slechts enkele kilometers en maar 4.5% van het stroomgebied liggen in Nederland. Daardoor treedt bij grote waterafvoeren de rivier hoog en ver buiten zijn oevers en overstroomt het laaggelegen rivierdal.

Het Roerdal is een van de oudste riviersystemen in Nederland en, nog interessanter, een van de weinige rivieren in Nederland waar de mens nauwelijks aan gesleuteld heeft. Daarom zijn hier van oudsher afgesneden riviermeanders, oeverwallen, kronkelwaarden, steilranden, terrasranden, steile buitenbochten en grindbanken. En deze structuren worden nog steeds gevormd en weggespoeld. Ten noorden en ten zuiden van St. Odiliënberg is het Roerdal breed en biedt ruimte voor nederzettingen op verhogingen zonder dat zij bij hoogwater weggespoeld worden. In het brede Roerdal kon het riviertje op diverse plaatsen eenvoudig overgestoken worden. Dat deden ook rendieren, gevolgd door rendierjagers. In het Neolithicum (de periode van ca. 7000 jaar tot 3500 jaar geleden) werden de trekkende jagers/verzamelaars langzaam maar zeker verdrongen door boeren/herders die langere tijd op een plek bleven.

Op de grens van het landgoed Overen in het Leropperveld hebben in 1991 en 1992 HVR-leden [van Heemkundevereniging Roerstreek] met archeologen uit Leiden onderzoek gedaan naar Midden-Neolitische bewoning. Het opgravings-veld werd naar de vader van de toenmalige pachter genoemd. De 'site Neliske' leverde een bewijs dat ongeveer 5000 jaar geleden de eerste boeren zich hebben gevestigd in de Roerstreek. De eerste mensen waren al veel eerder in de Roerstreek, al ongeveer 15000 jaar geleden. Een heel bijzondere vondst op site Neliske mag niet onvermeld blijven: een 12000 jaar oude tekening op een steen van 9 x 5 cm waarmee vuursteen bewerkt werd. Het is de oudste tekening van Nederland! Het origineel bevindt zich in het Rijksmuseum van Oudheden te Leiden, een replica is in het museum van de Heemkundevere-niging Roerstreek te bewonderen.

De Romeinen vonden de rivier de Roer belangrijk genoeg om een godin (RURA) aan de rivier te wijden. Op de heuvel waar we nu zijn hebben zij hun goden waaronder misschien ook RURA vereerd. Dat deden zij niet op iedere heuvel. De omgeving van St. Odiliënberg is al heel lang bijzonder.

Het is niet vreemd dat in een streek met vruchtbare gronden, vis en wild mensen zich op hoger gelegen plekken dichtbij water gingen vestigen. De locatie van het landgoed Overen werd geboren en geschapen door natuur en mens. Een co-creatie avant la lettre. Dat was toen heel gewoon. Nu moet dat  opnieuw uitgevonden worden, met heel veel geld. De mens kan zijn leven en omgeving niet zomaar naar zijn eigen hand zetten. De natuur laat dat nu zien. Misschien volgt hierna de bewustwording dat dat ook voor religie geldt.

De diverse bewoonde hoger gelegen gebieden aan de Roer gingen een dorp rond deze heuvel vormen, zeker toen daar een abdijkerk aan het einde van de zevende of aan het begin van de achtste eeuw gesticht werd door de Angelsaksische heiligen Wiro, Plechelmus en Odgerus. Overigens denk ik dat het bijzonder is dat in Limburg het geloof zowel vanuit het Oosten (St Servaas) en het Westen (onze heiligen en Willebrord) is gebracht. Een interessant onderwerp voor discussie.

Het is niet vreemd dat het dorp namen met het woord berg erin kreeg, zoals Bergh (858), Berch (943), Montis Beatæ Odiliæ (1222) en Udelenberg kreeg. De huidige naam Sint Odiliënberg wordt gebruikt sinds 1297.

Vanwege de heiligen, abdij en vruchtbare omgeving moet dit dorp al vroeg de aandacht van de heersende adel gehad hebben. Zij schonken het in 858 aan het bisschoppelijke sticht Utrecht. Dat doe je alleen met plaatsen van aanzien.

 Vroeger en ook nu nog is een kenmerk van het Roerdal de grote en oude boerderijen.

In de Middeleeuwen groeide Overen van een nederzetting op een oeverwal uit tot een landgoed met een boerderij en een herenhuis. In leenregisters en akten passeren vele namen voor Overen de revue, bijvoorbeeld Overho, Vosloc, Oeveroen, Oueroen, Averen, Overbol, Hooveren, Hooverenbol en Hoeveren. Zowel deze namen als eeuwenoude kaarten laten zien hoe strategisch Overen in het landschap lag. Dat gold in het bijzonder voor de locatie  op een verhoging aan een oude Roerarm bij vruchtbare weilanden en akkers, aan een van de doorgaande wegen naar Roermond en dicht bij de Gulickerweg, een oude heerweg die van Roermond naar Sittard liep. Deze kaarten tonen ook de lanen van het landgoed die tot in de negentiende eeuw onderdeel waren van de weg van Sint Odiliënberg naar Roermond via het gehucht Lerop, dat al in 943 als Liethorp werd genoemd. Daarmee was Overen eeuwenlang dominant aanwezig in zijn directe omgeving.

 Al sinds de prehistorie is Overen geen toevallige plek voor menselijke bewoning. En het was niet alleen goed wonen voor mensen. Ook kabouters voelden zich er thuis, althans volgens het Limburgsch sagenboek van J.R.W. Sinninghe. En er is ook een oud verhaal, opgetekend in het Limburgs Sagenboek van Pierre Kemp over De Juffrouw zonder kop. Rond Overen was al vroeg sprake van diversiteit en inclusiviteit.

 Sint Odiliënberg telt een aantal landgoederen waarvan er twee, de Vrymerson en Overen, extra bijzonder zijn, omdat zij tot de oudste herengoederen uit de streek behoren en omdat hun eigenaren als lid van de Edele Ridderschap van Roermond aan de vergaderingen van de Staten van het Overkwartier van Gelre mochten deelnemen. Eigenaar van Overen zijn gaf aanzien en een belangrijke maatschappelijke positie. Dat kwam ook tot uitdrukking in zijn gebouwen.

Het landgoed Overen is veel ouder dan de huidige gebouwen, een boerderij en herenhuis, laten zien. De eerste vermelding van gebouwen dateert van 1297. Het is niet bekend wanneer het landgoed werd gevormd en de eerste hoeve en herenhuis zijn gebouwd. Een aanwijzing voor de ouderdom van het huidige herenhuis is het gebruik van natuursteen bij de grote vensters. In de hoekpunten van het huis zijn blokken natuursteen verwerkt. Op basis van deze aanwijzingen wordt gedacht aan een datering van rond 1800. Muurdelen  maken waarschijnlijk dat de boerderij veel ouder is dan het herenhuis.

In de zeventiende eeuw werd Overen een “stamhuys” genoemd, waarvan de eigenaren al generaties zitting hadden in de Edele Ridderschap van Roermond in het Overkwartier. Dit voorrecht was niet weggelegd voor de eigenaren van de meeste grote herengoederen. De vermelding van “stamhuys” duidt op het bestaan van een herenhuis op Overen in de 16e eeuw. Kaarten uit de zeventiende en achttiende eeuw laten de plattegrond van een boerderij en herenhuis zien. Het huidige herenhuis is een groot eenvoudig en rechthoekig bakstenen gebouw met een verdieping en een mansardekap. De westgevel is iets breder, waardoor het gebouw L-vormig lijkt. De boerderij is een typische carré hoeve.

 Historici kunnen lang twisten over de vraag of een gebouw een kasteel is of niet. Het herenhuis op het landgoed Overen wordt in de volksmond kasteel genoemd. Ook op sommige oude kaarten wordt het als ‘chateau’ vermeld. Een feit is dat Overen een riddermatig goed is. En die status gaf toegang tot het statencollege van het Overkwartier van Gelder, ook wel het kwartier van Roermond genoemd. Leden van het statencollege waren de ridderschap en de steden uit de regio. Het was allesbehalve gemakkelijk om lid van de ridderschap te worden. Leden moesten meerderjarig en katholiek zijn, beschikken over verstandelijke vermogens, van adellijke afkomst en in het bezit van een riddermatig goed zijn. Meestal was een riddermatig goed een kasteel, maar omgekeerd gold dat niet. Er zijn geen of nog geen bewijzen dat het herenhuis of de boerderij op de resten van een kasteel gebouwd zijn. Bij een verbouwing begin jaren vijftig van de vorige eeuw ìs onder het herenhuis een zeer dikke muur aangetroffen, gebouwd van hard en zwart gebakken stenen en van mergelblokken. Een restant van een voormalig kasteel? Onder de boerderij ligt een keldergewelf met mergeldelen. De status van riddermatig goed ging niet verloren als het kasteel werd gesloopt of tot ruïne verviel.

Hoewel nu slechts een klein gedeelte van het gebouw wordt bewoond was tot ver in de negentiende eeuw een groter deel woning en diende slechts de helft als schuur.

Onder het woongedeelte en de schuur van het herenhuis lagen vier kelders, waarvan er één - gewelfd - onder het huidige woongedeelte nog geheel in tact is. Een van de drie gewelven onder het schuurgedeelte was verbonden met een ongeveer 14 meter lange, 1,70 meter hoge en 1 meter brede gang. Deze gewelfkelder is afgebroken, maar de bakstenen gang is behouden en leidt nog steeds naar een put van ongeveer 4,5 meter diep die ongeveer 14 meter buiten het herenhuis ligt. De drie afgebroken kelders onder het schuurgedeelte hadden bakstenengewelven. De middelste kelder van de drie beschikte over nissen om wijnflessen op te slaan. 

In het woongedeelte is bij de grote vensters hardsteen zichtbaar. Ook de hoekstenen van het huis zijn uitgevoerd in natuursteen. Op basis van de detaillering van de vensters is een datering rond 1800 waarschijnlijk. Het huis wordt op de kaart ‘Kartenaufnahme der Rheinlande durch Tranchot und v. Müffling 1803-1820’ afgebeeld in de huidige hoofdvorm. Een tekening uit het begin van de negentiende eeuw laat deze vorm ook zien, met aan de zuidkant fraaie tuinen in Engelse landschapsstijl.  Ook is er een tekening uit het begin van de negentiende eeuw van vader of zoon Van Afferden die het huis in zijn huidige aangezicht laat zien.

Op een kaart uit het begin van de achttiende eeuw staan formele tuinen afgebeeld, conform de toen heersende mode.

Waren deze fraaie tuinen werkelijkheid in de achttiende en negentiende eeuw of waren het de wensdromen van de toenmalige eigenaren? Rond het herenhuis zijn geen restanten van deze tuinen aangetroffen.

Het ligt niet voor de hand om een onbelangrijk landgoed te verfraaien met bijzondere tuinen of daartoe plannen te maken. Overen was waarschijnlijk een bezit met aanzien.

 Een lange reeks van regionaal belangrijke adelijke families was eigenaar van Overen. Als een bezit veel aanzien gaf noemden zij zichzelf hiernaar.

In 1361was voor het eerst sprake van de familienaam Overen: Godefridus van Utewic noemt zich ook Van Overen.

Omstreeks 1418 kwam Overen in het bezit van Guillaume van Baerle, waarschijnlijk via zijn vrouw Elisabeth van Paerlo. Hij en zijn kinderen gaan zich Van Overen noemen.  

In de 18e eeuw duikt een niet-adellijke eigenaar van Overen op. Ondernemer Jan Franςois de Bors ging zich snel De Bors d’Overen noemen. Hij was keizerlijk postmeester, een ambt met veel aanzien en grote inkomsten. Zijn nazaten trouwden met adellijke families uit de regio. Overen gaf hen aanzien en was een goede belegging.

 De maatschappelijke positie verviel toen de Franse revolutie ook de Nederlanden binnenkwam en de privileges voor adel en geestelijkheid afschaften. Priesters moesten trouw zweren aan de Franse Republiek en zijn idealen. Pastoor Melchior Vreën weigerde dat en dook onder op Overen. Vanuit zijn schuilplaats nam hij de biecht af en droeg missen op bij het Mariakapelletje in het bos. Legers trokken bij voorkeur door riviervalleien en veroorzaakten dan aan de bewoners veel overlast of erger. Toen is Overen vast een schuilplaats geweest, zolas ook in de WOII.

In de Franse tijd werd Overen gewoon privaat bezit. Maar de economische positie van het landgoed bleef, omdat Overen landbouwkundig heel rendabel was.

De economische en landbouwkundige betekenis blijkt bijvoorbeeld uit een acte van 28 december 1297 waarin de toenmalige eigenaren van Overen een jaarlijkse rente in tarwe en haver aan het altaar van de Heilige Maria Magdalena te Sint Odiliënberg schenken.

Overen was eeuwenlang een waardevol bezit. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de belasting die de toenmalige heer van Overen in 1369 moest betalen. Acht pond was toen het hoogste bedrag in de verre omtrek.

Een andere indicatie is ook de inning van de ‘huizenschat’ in St. Odiliënberg 1679:

De schat liep op van 1 rijksdaalder voor de timmer van een keuterboer tot 3 of 4 rijksdaalders voor een grotere boerderij. Voor een pachthoeve werd al gauw meer betaald. Zo betaalden de Jezuïeten voor hun boerderij op 't Sittert 5 en voor de hoeve op Hoosden 12 rijksdaalders. Overen werd met 18 rijksdaalders het hoogst aangeslagen.  

Overen en Hoosden waren tot 1645 in bezit van de familie Van Baerle. Daarna werd Hoosden aan de Jezuïeten geschonken.

Het was goed boeren op Overen. Een pachter kon zich veroorloven bestuursta-ken op zich te nemen, zoals Maes Janssen, die in 1690 vermeld wordt als burgemeester van Sint Odiliënberg.

 In de negentiende kwam een einde aan een lange reeks adellijke eigenaren van Overen. De erfgenamen d’Alcantara verkochten het landgoed in 1878 aan Jean Renier Meuwissen. Hij was een rijke molenaar uit Echt en liet zich in 1882, 79 jaar oud, te Sint Odiliënberg inschrijven als rentenier. In een advertentie in de streekkrant Maas- en Roerbode van 10 november 1888 riep Meuwissen boeren op zich te melden als nieuwe pachter. Volgens deze advertentie was Overen ‘35 hectaren best Weiland en 58 hectaren puik Akkerland’ groot. In 1890 vertrok Meuwissen weer naar Echt en overleed daar in 1891. Meuwissen was een voorvader van de bekende huisarts Meuwissen in de Roerstreek die vlak voor het begin van WOII noodlottig om het leven kwam.

In 1890 verkocht Meuwissen het landgoed Overen, dan groot ruim 110 hectare, voor 80.500, - gulden aan de heer Chrétien Louis Joseph Berger, koopman en grondeigenaar woonachtig in Venlo en een kleinzoon van de in Limburg bekende P.J. Berger die vanuit Venlo een bloeiende bank en handelsonder-neming, waaronder een scheepvaartonderneming op de Maas (‘de Bergerboten’), had gesticht. Deze familie verkocht Overen in 1983 aan de pachters Wolters.

Voor de ondernemers Meuwissen en Berger was het landgoed een goede belegging. Het maatschappelijke aanzien was ondergeschikt geworden. Het belang van de economische functie bleek bijvoorbeeld uit de investeringen die Berger doet. Hij liet een nieuwe koeien- en varkensstal te bouwen en het woonhuis, de paardenstal en de kelders herstellen. Hij deelde het landgoed op en verpachtte het aan tien verschillende pachters.

Het was goed boeren op Overen want pachter Timmermans stichtte rond 1895 een zuivelfabriek voor eigen gebruik, de eerste in de gemeente. Bijzonder was dat zowel het melken als het verwerken van de melk mechanisch gebeurde. Verhalen gaan dat het indertijd goed toeven was op Overen. In de kelder van de pachter lag wijn.

In een Limburger Koerier uit 1931 staat het volgende: “De boerderij die op een opzettelijk daarvoor aangelegde hoogte is gebouwd, en dan ook nooit last had van ’t hooge water, zelfs niet in 1926, heeft een landerijen- en weideomvang van plm. 60 H.A. en behoort thans aan eene familie Berger te Den Haag. Het is een belangrijk bedrijf, en de Heer A. Timmermans, die met sijne ijverige echtgenoote, kinderen en dienstpersoneel deze boerderij op voorbeeldige wijze weet te beheeren kan er zich tevens op beroepen in den streken den stoot te hebben gegeven aan ’t machinaal melken, welke melkmachine (Westfalia) thans in veel groote boerenbedrijven in gebruik is.”

 Vader Leonard Timmermans overleed in 1932. Zoon Alphons had steeds meer moeite het bedrijf rendabel te voeren. In 1936 werd de pacht opgezegd. Daarmee kwam een eind aan de pachterdynastie Timmermans op Overen. Er was grote belangstelling om Overen te pachten. Naar verluidt waren er 63 gegadigden. Willem Wolters, eigenaar van een kleine boerderij in Ool, in de toenmalige gemeente Herten, was een van de geïnteresseerden. Vanaf Pasen 1938 mocht hij zich pachter van Overen noemen. Voor gebouwen en landerijen, 60 hectaren groot, was de pachtsom 2600 gulden per jaar, een groot bedrag in die tijd. Het zat de nieuwe pachter evenwel niet mee: gebouwen en landerijen waren verwaarloosd en de Tweede Wereldoorlog brak uit.

Op 26 januari 1945 bliezen Duitse soldaten de parochiekerk van St. Odiliënberg op. Veel inventaris ging verloren, maar het reliekschrijn van de stichters van de kerk, Wiro, Plechelmus en Otgerus, werd door paters Redemptoristen gered. En begraven onder een haverkist in de paardenstallen van Overen. Daardoor was Overen ook enkele maanden een schuilplaats voor de heiligen.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog zochten leden van de familie Berger uit Den Haag en vele anderen een goed heenkomen op Overen, zowel op de boerderij als in het herenhuis. Ondanks alle voorzorgen werden onderduikers door Duitse soldaten ontdekt. Willem Wolters kon altijd erger voorkomen door te vertellen over zijn eigen militaire dienst ten tijde van de Eerste Wereldoorlog  of de Duitsers om te kopen met geld, varkens en kippen.

Op het einde van de Tweede Wereldoorlog kwam Roermond en zijn omgeving in de vuurlinie te liggen. De Duitsers bevalen dat Lerop uiterlijk op 27 januari moest evacueren. De inwoners moesten naar Brüggen in Duitsland lopen en werden vandaar per trein naar Friesland getransporteerd. Een barre tocht. Gevaarlijk ook want de trein werd door vliegtuigen beschoten. Afgelopen donderdag was in de basiliek de uitvaart van Jan Meuwissen, een zoon van de bekende huisarts, die de evacuatie in januari 1945 meemaakte. Het transport was een traumatische ervaring voor hem.

Pachter Willem Wolters van Overen wachtte de verplichte evacuatie naar Noord-Nederland niet af. Hij vluchtte overhaast met familie, zes koeien, een stier en drie jonge drachtige werkpaarden naar het zuiden. Het werd een gevaarlijke nachtelijke tocht door het moeras van Overenbroek naar de boerderij Postberg en vandaar naar de geallieerden in Echt. Onderweg werden zij beschoten, maar het Duitse vuur trof geen doel. Willem Wolters ging drie dagen later terug om het achtergelaten vee, waaronder de oudere werkpaarden, te voeren. De Duitsers arresteerden hem en beschuldigden hem van verraad, hoewel hij een lange witte baard had laten groeien om er oud en onschuldig uit te zien. Ook het valse persoonsbewijs waaruit zou moeten blijken dat hij veel ouder was hielp niet. Hij werd op transport naar Brüggen gezet. Op weg naar het bos, waar hij dacht geëxecuteerd te worden, kwam hij de Duitse foerage officier Spiess tegen. Spiess kwam regelmatig melk en eieren op Overen kopen. Hij beval Willem Wolters vrij te laten en verschafte hem de papieren om naar Friesland af te reizen. In Friesland ontmoette hij geëvacu-eerde broers en hun familie. Het verhaal gaat dat Willem Wolters altijd optimistisch was over een snelle bevrijding van Limburg en Nederland. Op een kaart werd met vlaggetjes de opmars van de geallieerden vanuit Zuid-Nederland naar het Noorden nauwkeurig bijgehouden. Bij terreinwinst was de uitspraak van Willem Wolters ‘die vlag omhoog!’ legendarisch. In april kwam de familie Wolters terug op Overen en trof van de achtergelaten levende have nog slechts een kip en een varken aan. De rest was geslacht door Duitse soldaten. De familie verkeerde in de veronderstelling dat Willem Wolters omgekomen was en had in Echt een requiemmis laten opdragen. Pas in het voorjaar kwam het eerste bericht dat hij nog leefde. Op een zomeravond zat de familie voor de boerderij toen zij uit de verte een bekende stem hoorden: Zet de pap klaar, ik kom thuis!

De geallieerde opmars vanuit Zuid-Limburg vorderde eind 1944 moeizaam. Lag de frontlijn eind september 1944 ten noorden van Sittard, begin december stonden de troepen nog ten zuiden van Susteren. De ‘Roerdriehoek’, het Duitse bruggenhoofd tussen Maas en de Roer, werd met succes door de Duitsers verdedigd. Operatie ‘Blackcock’ moest de Duitse tegenstand breken en begin februari 1945 was het gebied ten oosten van de Maas tot aan de Roer stevig in handen van de geallieerden, mét uitzondering van een kleine driehoek ten zuiden van Roermond die het landgoed Overen, Linnerveld, Linnerbos en Lerop omvatte. Op Overen wisselden Duitsers en geallieerden elkaar zevenmaal af!

Tot 1 maart 1945 bleef de kleine driehoek een soort niemandsland. Zie het boek ‘Tussen twee vuren’ van A.P.M. Cammaert. De boerderijen in de directe omgeving van Overen werden verwoest. De granaten die Overen troffen ontploften echter niet en de gebouwen bleven miraculeus gespaard. Uit dankbaarheid voor het behoud van Overen en zijn bewoners liet Willem Wolters in 1946 in de scherpe bocht van de Leropperweg tegenover de ingang van de laan naar Overen een kruis plaatsen, waarop staat:

                                        Wees gegroet
                                             O Kruis
                                        Onze enige hulp
                                          Ter dankbare
                                        herinnering aan
                                          Gods zichtbare
                                            bescherming
                                               in bange
                                          oorlogsdagen

 

Ook in de huidige tijd werd Overen geen rampspoed bespaard. In oktober 2005 werd de oostelijke vleugel, waarin paarden- en runderstallen, van de boerderij door brand totaal verwoest. Het woonhuis kon ternauwernood worden gered. Het duurde een jaar voordat deze vleugel, in vrijwel oorspronkelijke staat, uitstekend werd herbouwd. De oude zolders en authentieke spanten gingen helaas definitief verloren. Deze brand was een schok voor landgoed en omgeving, maar Overen richtte zich op en produceerde als van oudsher.

 Het landbouwkundig uitbaten van Overen staat in de eenentwintigste eeuw onder grote druk. Regelgeving, hoge kosten en lage opbrengstprijzen hollen de economische functie uit. De natuur an sich en de schoonheid ervan krijgen meer aandacht van overheid en burger. Het landgoed Overen herbergt veel natuur van de oevers van Roer via weilanden met poelen en akkerranden tot en met het Overenbroek.

De flora en fauna van de broekweilanden en het broekbos ten westen van Overen en van het aanpalende landgoed Hoosden worden als erg waardevol beschouwd.

 In 2003-2004 zijn in het Overenbroek, dat ten onrechte Hoosderbroek wordt genoemd, poelen aangelegd, weilanden gedeeltelijk afgegraven en sluizen aangebracht om verdroging te stoppen en natuurontwikkeling nieuwe kansen te geven.

De natuurwaarden van het landgoed Overen en van zijn omgeving zullen de mogelijkheden van de landbouwkundige exploitatie van het landgoed gaan bepalen.

 In de loop der eeuwen is het landgoed Overen vanuit verschillende perspectieven heel interessant voor mensen geweest. Dat hebben deze mensen niet altijd voldoende gewaardeerd. De natuur leert ons dat we slechts rentmeesters van onze omgeving zijn. Vanuit ons geloof wisten we dat al. Maar desondanks hebben we nog veel genade nodig, ook van het landgoed Overen.

 

Willem Wolters

Sint Odiliënberg

Zondag 7 mei 2023