maandag 1 januari 2018

Liturgia Horarum H. Gregorius van Nazianze - Laten wij Christus in de armen dienen.

Uit een preek van de heilige Gregorius, bisschop van Nazianze († 390)

Laten wij Christus in de armen dienen.

Er staat geschreven: ‘Zalig de barmhartigen, want zij zullen barmhartigheid ondervinden’ (Mt. 5, 7). Bij de zaligsprekingen komt de barmhartigheid niet op de laatste plaats. Er staat ook: ‘Gelukkig wie zorg heeft voor zwakken en armen’ (Ps. 41 (40), 2) en ‘Goed gaat het de mens die weggeeft en leent’ (Ps. 112 (111), 5) en ‘Altijd is hij mild en vrijgevig’ (Ps. 37 (36), 26). Laten wij ons deze zaligspreking eigen maken, laten wij ernaar streven zorgvolle mensen genoemd te worden en laten wij onze goedheid tonen.
Laat ook de nacht uw barmhartigheid niet onderbreken. Zeg niet: ‘Ga heen, kom morgen maar eens terug’ (Spr. 3, 28). Laat er niets tussen uw voornemen en het uitvoeren van uw weldaad komen. Hier geldt immers alleen: menslievendheid duldt geen uitstel. ‘Deel uw brood met de hongerigen, neem arme zwervers op in uw huis’ (Jes. 58, 7), en doe het van harte. Paulus zegt: ‘Als ge barmhartigheid bewijst, doe het met blijmoedigheid’ (Rom. 12, 8). En uw weldaad zal u dubbel vergolden worden, indien ge snel en bereidwillig handelt. Immers, wat met smart of uit drang tot stand komt, is niet aantrekkelijk en heeft geen glans.
Over weldaden moeten wij ons verheugen en niet treuren. Er staat geschreven: ‘De riemen van het juk losmaken en verdrukten bevrijden’ (Jes. 58, 6). Dat betekent toch: wij moeten kleingeestigheid en bekrompenheid uit ons midden bannen, alle twist en gemopper. Wat gebeurt er dan? Iets groots en wonderlijks! Hoe bijzonder is het loon hiervoor! ‘Dan straalt uw licht als de dageraad en is uw wonde spoedig geheeld’ (Jes. 58, 8). Wie verlangt er niet naar licht en genezing?
Gij, christenen, broeders en zusters in Christus, medeërfgenamen, als gij naar mij wilt luisteren: laten wij, zolang als de tijd er nog is, Christus bezoeken, laten wij Christus verzorgen, laten wij Christus kleden, laten wij Christus gastvrij ontvangen, laten wij Christus eren. Niet alleen door Hem aan tafel uit te nodigen, zoals sommigen (vgl. Mc. 2, 15). Niet alleen met balsem, zoals Maria (vgl. Joh. 12, 13), niet alleen met een graf, zoals Jozef van Arimatea (vgl. Joh. 19, 38), niet alleen met benodigdheden voor de begrafenis, zoals Nikodemus die van Christus hield in de nachtelijke verborgenheid, niet alleen met goud, wierook en mirre, zoals de Wijzen deden vóór allen die wij hier genoemd hebben (vgl. Mt. 2, 11). Aangezien de Heer van het heelal echter barmhartigheid en geen offers wil (vgl. Hos. 6, 6) en medelijden het offer van tienduizenden vette lammeren overtreft (vgl. Dan. 3, 40), laten wij Hem dat medelijden, die barmhartigheid bewijzen in de behoeftigen en de verschoppelingen van deze aarde, opdat zij ons, wanneer wij van hier heengaan, opnemen in de eeuwige woningen, in Christus, onze Heer, aan wie de eer is tot in alle eeuwen. Amen.