“Aandacht schenken aan de naaste”, verklaarde Paus
Benedictus XVI, “houdt tevens in dan men zich bekommert om zijn geestelijk
welzijn. Ik wil hier graag een aspect van christelijk leven in herinnering
brengen dat in onbruik lijkt te zijn geraakt: de broederlijke terechtwijzing
met het oog op het eeuwige heil. Vandaag zijn wij in het algemeen zeer gevoelig
voor de idee van de liefdadigheid en het zorgen voor het lichamelijk en
materieel welzijn van de ander, maar wij hullen ons bijna geheel in stilzwijgen
wanneer het gaat om onze geestelijke verantwoordelijkheid voor onze broeders en
zusters. Dit was niet het geval in de vroege Kerk of in die gemeenschappen die
waarlijk volwassen zijn in het geloof, die niet alleen bezorgd zijn om de
lichamelijke gezondheid van hun broeders en zusters, maar ook om hun
geestelijke gezondheid en hun uiteindelijke bestemming… Christus zelf gebiedt
ons een broeder terecht te wijzen die een zonde begaat (cf. Mt 18,15)… Wij moeten ten opzichte van
het kwaad niet zwijgen. Ik denk aan al die Christenen die vanuit menselijk
standpunt of uit louter persoonlijke gemakzucht zich aanpassen aan de heersende
mentaliteit in plaats van hun broeders en zusters te waarschuwen tegen een
manier van denken en handelen die tegengesteld zijn aan de waarheid en niet de
weg van het goede volgen. Christelijke vermaning wordt, wat dit betreft, nooit
gemotiveerd door een geest van wederzijdse beschuldiging. Zij wordt altijd
gedreven door liefde en barmhartigheid en komt voort uit een bezorgdheid voor
het welzijn van de ander… Er zal altijd behoefte zijn aan een blik die
liefheeft en vermaant, die kent en begrijpt, die onderscheidt en vergeeft (cf. Lc 22,61), zoals God heeft gedaan en
blijft doen met ieder van ons. Dit “hoeden” van de ander is het
tegenovergestelde van een mentaliteit die, door het leven uitsluitend te
herleiden tot zijn aardse dimensie, niet in staat is het in een eschatologisch
perspectief te zien en iedere morele keuze accepteert in de naam van de
persoonlijke vrijheid. Een samenleving als de onze kan blind worden voor het
lichamelijk lijden en de geestelijke en morele eisen van het leven. Dit mag
niet het geval zijn in een christelijke gemeenschap!
De leerlingen van Heer, met Hem verenigd door de Eucharistie,
leven in een broederschap die hen met elkaar verbindt als leden van één
lichaam. Dit betekent dat de ander een deel van mij is en dat zijn of haar
leven, zijn of haar heil mijn eigen leven en heil aangaan… ons bestaan staat in
verband met dat van de ander, in voor- en tegenspoed. Zowel onze zonden als
onze daden van liefde hebben een sociale dimensie. Deze wederkerigheid ziet men
in de Kerk, het mystiek lichaam van Christus: de gemeenschap doet voortdurend
boete en vraagt om vergeving voor de zonden van haar leden, maar verheugt zich
zeker ook over de voorbeelden van deugd en liefde die in haar midden aanwezig
zijn”.
Boodschap Paus
Benedictus XVI (3 november 2011)