maandag 14 januari 2019

De Liturgie is uitwendige en inwendige eredienst


Encycliek Mediator Deo et hominum - Paus Pius XII (1947)

De Liturgie is uitwendige en inwendige eredienst

1. Uitwendige eredienst.

In haar hele omvang nu moet de eredienst, die de Kerk aan God brengt, tegelijk uitwendig en inwendig zijn. Uitwendig, want dit vordert de natuur van de mens, die uit ziel en lichaam bestaat; eveneens, omdat God het zo beschikt heeft, "dat wij, nu wij God op zichtbare wijze kennen, door Hem tot de liefde voor het onzichtbare worden opgevoerd".<Missale Romanum, Prefatie van Kerstmis]> Bovendien, al wat uit de ziel voortkomt, wordt natuurlijkerwijze door de zintuigen tot uiting gebracht. En ook, de goddelijke eredienst gaat niet slechts de enkelingen aan, maar ook de menselijke collectiviteit en moet dus sociaal wezen, hetgeen onmogelijk het geval kan zijn dan alleen als er, ook in het godsdienstige, uiterlijke banden en uiterlijke tekenen bestaan. Ten slotte openbaart en verheldert dit op een bijzondere wijze de eenheid van het mystieke Lichaam; het doet zijn heilige vurigheid toenemen; versterkt zijn krachten en maakt zijn werking dagelijks intenser. "Ofschoon immers de ceremonies op zich geen enkele volmaaktheid, geen enkele heiligheid bevatten, zijn het toch uitwendige daden van godsdienstigheid, die, als tekens, de ziel opwekken tot verering van het heilige, de geest verheffen tot de bovennatuurlijke dingen, de godsvrucht voeden, de liefde doen ontbranden, het geloof doen groeien, de devotie versterken, de eenvoudigen onderrichten, de eredienst opluisteren, de godsdienst in stand houden en de ware gelovigen van de schijngelovigen en van de andersdenkenden onderscheiden." 

2. Het hoofdbestanddeel van de Liturgie is de inwendige eredienst.
Het hoofdbestanddeel van de goddelijke eredienst moet inwendig zijn. Men moet immers altijd in Christus leven, zich geheel aan Hem overgeven, opdat in Hem en met Hem en door Hem aan de hemelse Vader de verschuldigde eer gegeven wordt. De heilige Liturgie nu vordert, dat die twee bestanddelen innig verbonden zijn. Dat blijft zij zelf met alle kracht herhalen, zo dikwijls zij een of andere uitwendige daad van eredienst voorschrijft. Zo bijvoorbeeld spoort zij ons met betrekking tot het vasten aan, "dat hetgeen onze onderhouding van het vasten uiterlijk te kennen geeft, inderdaad in ons innerlijke wordt uitgewerkt." 2 Is het anders, dan wordt de godsdienst ongetwijfeld een inhoudsloze ritus en een leeg formalisme. Gij weet echter, eerbiedwaardige broeders, de goddelijke Meester acht degenen, die menen God te eren alleen met goed samengestelde en welluidend klinkende woorden en met theatrale houdingen en die zich wijs maken, dat zij heel goed voor hun eeuwig heil kunnen zorgen, zonder de verouderde ondeugden met wortel en tak uit hun ziel te rukken, Zijn heilige tempel onwaardig en wil hen er uitgeworpen zien. 3 4 De Kerk wil dus, dat alle gelovigen zich aan de voeten van de Verlosser werpen om Hem hun verering en hun liefde te betuigen; zij verlangt vurig, dat de menigten, naar het voorbeeld van de kinderen, die Jezus bij Zijn intocht te Jeruzalem met blijde toejuichingen tegemoet gingen, hun hymnen zingen en de Koning van de koningen en de hoogste Gever van alle weldaden met lofgezangen en dankliederen begeleiden; zij verlangt, dat van hun lippen nu eens smeekbeden, dan weer vreugde- en dankgebeden klinken, om, gelijk de apostelen bij het meer van Tiberias daardoor de hulp van Zijn goedheid en macht te kunnen ondervinden, of, zoals Petrus op de berg Thabor, in het licht en de vervoering van de zalige beschouwing zich zelf en al het hunne aan de eeuwige God over te laten.

Daarom dwalen degenen, die de heilige Liturgie houden voor een alleen maar uiterlijk en zinnelijk waarneembaar onderdeel van de goddelijke eredienst, of voor een mooi ceremonieel, geheel van het ware begrip en de juiste opvatting er van af. Niet minder dwalen degenen, die haar beschouwen als een loutere samenvatting van wetten en voorschriften, waardoor de kerkelijke hiërarchie het verrichten van de godsdienstige plechtigheden regelt.