Met de Kerstliturgie leidt de Kerk ons binnen in het grote mysterie van de Menswording. Kerstmis is namelijk niet alleen de verjaardag van Jezus’ geboorte – dat is het ook, maar er is meer – het is de viering van een mysterie dat de mensengeschiedenis getekend heeft en blijft tekenen: God zelf is onder ons komen wonen. Hij heeft zich tot één van de onzen gemaakt heeft; het is een mysterie dat ons geloof aanbelangt en ons leven; een mysterie dat wij concreet meemaken in de liturgische vieringen, vooral in de heilige Mis.
Men zou zich kunnen afvragen: hoe is het mogelijk dat ik deze gebeurtenis nu beleef, al ligt ze zo ver in de tijd? Hoe kan ik met vrucht deelhebben aan de geboorte van Gods Zoon die meer dan tweeduizend jaar geleden heeft plaatsgehad? In de heilige Nachtmis van Kerstmis herhalen wij dit refrein uit de antwoordpsalm: “Vandaag is ons een Verlosser geboren”. (Ps 95,1)
Het bijwoord van tijd, “vandaag”, komt meerdere keren terug in alle vieringen van Kerstmis en verwijst naar de gebeurtenis van Jezus’ geboorte en naar het heil dat de menswording van Gods Zoon komt brengen. In de liturgie overstijgt zo een gebeurtenis de beperkingen van tijd en ruimte en wordt zij actueel, present; de uitwerking ervan blijft duren, ondanks de opeenvolging van dagen, jaren en eeuwen. Door aan te duiden dat Jezus vandaag geboren wordt, doet de liturgie geen inhoudsloze uitspraak maar benadrukt zij dat deze geboorte heel de geschiedenis omvat en doordringt, dat zij ook vandaag een realiteit blijft waar wij juist in de liturgie toegang toe hebben. Voor ons, gelovigen, is de viering van Kerstmis de hernieuwing van onze zekerheid dat God werkelijk bij ons aanwezig is, dat Hij nog “vlees” is en niet slechts veraf: hoewel Hij bij de Vader is, is Hij dicht bij ons. In dit Kind van Bethlehem is God dichtbij gekomen: wij kunnen Hem nu ontmoeten, in een “vandaag” zonder avondschemering.
Toespraak Algemene Audiëntie op 21 december 2011, bron: rkdocumenten