boek Samuël
Arm op aarde, rijk in de hemel.
Hieraan kan ieder zien of hij reeds naar de onderwereld gevoerd en er weer uitgehaald werd: als hij voor de wereld gestorven is en leeft voor de hemel. Want indien hij uitverkoren is, maakt hij vorderingen. Na het vers: ‘De Heer voert naar de onderwereld en Hij haalt er weer uit’ (1 Sam. 2, 6) wordt daarom met betrekking tot deze ware vooruitgang het volgende toegevoegd: ‘De Heer maakt arm en rijk’ (1 Sam. 2, 7).
De rijken van de wereld roemen op hun groot vermogen, omdat ten gevolge van een verheven en onbegrijpelijk oordeel Gods de hemelse goederen voor hen verborgen zijn. De Heer maakt dus armen: doordat Hij namelijk de uitverkorenen de eeuwige goederen voorhoudt, beschouwen zij zichzelf immers als armen, naarmate zij zich verwijderd zien van de ware rijkdom. Daarom ook dat die ene koning die zeer rijk was aan wereldse bezittingen, tot de Heer riep, toen hem door God de ware rijkdom was getoond: ‘Zie om naar mij, heb ontferming, want behoeftig ben ik en arm’ (Ps. 25 (24), 16 - Vulg.). Vandaar dat de profeet Jeremia zegt: ‘Ik ben een man die zijn armoede inziet’ (Klaagl. 3, 1 - Vulg.), waarmee hij in zichzelf de verlichting van een uitverkorene tot uitdrukking brengt.
Voor de Heer dus betekent ‘arm maken’: door de beschouwing van de eeuwige goederen het gemoed der uitverkorenen oproepen al het zichtbare te minachten. Aan wie Hij echter het hoogste openbaart, houdt Hij voor dat deze meest verheven dingen verworven moeten worden tegen de prijs van een langdurig zwoegen. Terecht zegt Hanna dus dat Hij die arm maakt, ook rijk maakt: want wanneer wij van de almachtige God de kennis van de hemelse goederen ontvangen, krijgen wij van Hem zeker ook de kracht om er met de nodige inspanning voor te strijden.