Uit een preek van de heilige priester Antonius van Padua († 1231)
Een taal is pas echt levend, als de daden spreken.
Wie van de heilige Geest vervuld wordt, spreekt ‘in vreemde talen’ (Hand. 2, 4). De verschillende talen zijn de verschillende manieren waarop wij voor Christus getuigen: nederigheid, armoede, geduld en gehoorzaamheid. Zo’n taal spreken wij, als wij deze deugden in ons leven voor anderen zichtbaar maken.
Een taal is pas echt levend,
als de daden spreken. Wij zijn vol mooie woorden, maar zonder daden, en
daarom door de Heer vervloekt, zoals Hijzelf de vijgeboom heeft
vervloekt, waaraan Hij geen vruchten vond, maar enkel bladeren. ‘Voor
een verkondiger’, zegt Gregorius, ‘is het een grondbeginsel dat hijzelf
doet wat hij verkondigt. Het is zinloos de kennis van de wet te
verspreiden, als men door zijn handelen dit onderricht tenietdoet.’
Maar de apostelen ‘begonnen te spreken naargelang de Geest hun te vertolken gaf’ (Hand. 2, 4).
Gelukkig wie spreekt zoals de Geest hem ingeeft en niet volgens zijn
eigen stemming. Want er zijn mensen die zeggen wat hun eigen geest hun
ingeeft, of die de woorden van anderen stelen en ze als hun eigen
woorden aanbieden en aan zichzelf toeschrijven. Over dergelijke mensen
zegt de Heer bij Jeremia: ‘Ik verzeker u: Ik zal de profeten die mijn
woorden van elkaar stelen - godsspraak van de Heer. Ik zal de profeten
die al wat over hun lippen komt, als orakels beschouwen - godsspraak van
de Heer. Ik zal de profeten die mijn volk misleiden met hun zogenaamde
dromen, met hun leugens en hun woordenvloed - godsspraak van de Heer. Ik
heb hen niet gezonden. Ik heb hun geen opdracht gegeven. Zij zijn voor
dit volk van geen enkel nut - godsspraak van de Heer’ (Jer. 23, 30-32).
Laten
wij dus spreken zoals de heilige Geest het ons ingeeft, en Hem nederig
en toegewijd vragen dat Hij zijn genade in ons stort, zodat wij op
Pinksteren de vijftig dagen vol maken door de volmaakte beheersing van
onze vijf zintuigen te vermenigvuldigen met het onderhouden van de tien
geboden. Mogen wij vervuld worden van een diepe geest van berouw en
ontstoken door vurige tongen van lofprijzing. Dan zullen wij als
brandende toortsen in de heerlijkheid van de heiligen de drieëne God
mogen aanschouwen.