De Allerheiligste Drieëenheid,
XVIIe eeuw, toegeschreven aan
Francisco Caro. Olieverf op
linnen, 125 x 125 cm
Museo del Prado. Madrid
Eerste lezing
Uit de Eerste brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen
van Korinte 2, 1-16
Het grote mysterie van Gods wijsheid
Broeders en zusters, toen ik,
Paulus, u het getuigenis van God kwam verkondigen, deed ik dat niet met vertoon
van welsprekendheid of geleerdheid. Ik had mij voorgenomen u geen enkele
wetenschap te brengen dan die van Jezus Christus en zijn kruis. Bovendien
voelde ik mij toen zwak, nerveus en angstig. Het woord dat ik u verkondigde,
had niets te danken aan de overredingskracht van de ‘wijsheid’, maar het
getuigde van de kracht van de Geest: uw geloof moest niet steunen op menselijke
wijsheid maar op de kracht van God.
Toch spreken wij onder de
volmaakten over wijsheid, maar dat is niet de wijsheid van deze wereld of van
de machten die deze wereld beheersen wier ondergang op handen is. Wij
verkondigen Gods wijsheid die verborgen was, het geheime plan, door God van
alle eeuwigheid ontworpen en bestemd voor onze verheerlijking. Geen van de
machthebbers van deze wereld heeft ervan geweten. Als zij ervan geweten hadden,
zouden zij de Heer der heerlijkheid niet gekruisigd hebben. Dit zijn de dingen
waarvan de Schrift zegt: geen oog heeft ze gezien, geen oor heeft ze gehoord,
geen mens kan het zich voorstellen, al wat God bereid heeft voor die Hem
liefhebben.
Maar aan ons heeft God het
geopenbaard door de Geest. Want de Geest van God doorgrondt alles, zelfs de
diepste geheimen van God. Ook onder ons, mensen, wordt iemands wezen alleen
gekend door zijn eigen geest. Zo kent alleen de Geest van God het wezen van
God.
Wij hebben echter niet de
geest van de wereld ontvangen, maar de Geest die van God komt. Hij doet ons
inzien al wat God ons in zijn genade gegeven heeft. En daarover spreken wij,
niet met woorden ontleend aan menselijke wijsheid, maar onderricht door de
Geest, geestelijke gaven uitleggend aan geestelijke mensen. Een ongeestelijke
mens aanvaardt niet wat komt van de Geest van God; het is dwaasheid voor hem,
hij is niet in staat deze dingen te vatten, want ze kunnen alleen beoordeeld
worden in het licht van de Geest. Een geestelijke mens kan alles beoordelen,
maar niemand oordeelt over hem. ‘Wie kent de gedachte van de Heer? Wie kan Hem
raad geven?’ Maar onze gedachte is de gedachte van Christus.
Tweede lezing
Uit de Brieven van de H.
Athanasius, bisschop
Licht, glans en genade in de Drieëenheid en dóór de Drieëenheid
Het zal niet zonder nut
zijn de oude traditie, de leer en het geloof van de katholieke Kerk te
onderzoeken, die de Heer heeft overgeleverd, die de Apostelen hebben gepreekt
en die de Vaders hebben bewaard. Want daarop is de Kerk gegrondvest. Als iemand
dáár ontrouw aan wordt, kan hij om geen reden nog langer christen zijn of
genoemd worden.
Derhalve is de Drieëenheid
heilig en volmaakt, die in de Vader en de Zoon en de heilige Geest wordt
erkend. Zij bezit niets wat haar vreemd is of wat van buiten haar komt. Zij
bestaat niet uit Schepper en schepsel, maar bezit de volle macht om te scheppen
en te vormen; ook gelijkt Zij alleen op Zichzelf en is enig in haar natuur, één
ook in haar kracht en haar werking. Want de Vader doet alles door het Woord in
de Heilige Geest, en op die wijze wordt de eenheid van de Drieëenheid bewaard.
Zo wordt er in de Kerk één God verkondigd, die is Boven alles en door alles en in alles. Boven alles namelijk als
Vader, als Beginsel en Bron, door alles,
namelijk door zijn Woord, en tenslotte in
alles, in zijn Heilige Geest.
Wanneer de heilige Paulus
aan de Korinthiërs schrijft over geestelijke onderwerpen, brengt hij alles
terug tot de ene God en Vader als tot het Hoofd, en zegt dat op deze manier: Er is verscheidenheid van genadegaven, maar
het is dezelfde Geest. Er is verscheidenheid in de uitingen van kracht, maar
het is dezelfde God, die alles in allen tot stand brengt.
Want wat de Geest aan
elkeen schenkt, komt van de Vader door middel van zijn Woord. Alles toch, wat
van de Vader is, is ook van de Zoon. Vandaar, hetgeen door de Zoon in de Geest
wordt geschonken, waarlijk gaven zijn van de Vader. En zo ook, als de Geest in
ons is, is ook het Woord, van Wie wij die Geest ontvangen, in ons, en in het
Woord is ook de Vader, en zo wordt dus gezegd: Wij, Ik en de Vader, zullen komen en ons verblijf bij hem nemen.
Want waar het licht is, daar is ook de glans ervan; en waar die glans is, daar
is tegelijk zijn uitwerking en de glanzende genade.
Ditzelfde leert Paulus in
zijn Tweede Brief aan de Korinthiërs met deze woorden: De genade van onze Heer
Jezus Christus, de liefde van God en de gemeenschap van de Heilige Geest zij
met u allen. Want de genade en de gave, die in de Drieëenheid wordt gegeven,
wordt door de Vader gegeven dóór de Zoon in de Heilige Geest. Want zoals uit de
Vader door de Zoon genade wordt gegeven, zo kan er in ons geen mededeling van
die gave zijn dan in de Heilige Geest. Als wij dus aan deze Geest deelachtig
zijn, bezitten wij ook de liefde van de Vader, de genade van de Zoon en de
mededeling van diezelfde Geest.
(Ep. 1 ad
Serapionem, 28-30: PG 26, 594-595. 599)
Dit is de Nederlandse vertaling uit Liturgia Horarum zoals wij die vanmorgen in het Latijn hebben gebeden.
Dit is de Nederlandse vertaling uit Liturgia Horarum zoals wij die vanmorgen in het Latijn hebben gebeden.
Boven een voorstelling van de
H. Drieëenheid, toegeschreven aan de schilder Francisco Caro (1627-1667). Het
mysterie van de drie goddelijke Personen van de ene God is ons niet vreemd
vanaf het moment dat de Drieëne God in zijn geheimnisvol raadsbesluit de wereld
heeft geschapen en na de zondeval de verlossing van de mensen heeft bewerkt. Beide
heilsdaden zijn te zien op deze voorstelling binnen de driehoekige compositie
die in het centrum de wereldbol toont, ondersteund door de engelen en gezegend
door de H. Drieëenheid. Bovendien draagt de Zoon het kruis, waardoor en waarop
de verlossing van de mens is gerealiseerd.