zaterdag 1 augustus 2015

Uit het getijdengebed over de H. Alphonsus Maria de Liguori

Liturgia Horarum – Getijdengebed

Lezing op de Gedachtenis van de H. Alfonsus Maria de Liguori, bisschop en kerkleraar

Uit de werken van de H. Alfonsus Maria de Liguori, bisschop

Over de liefde tot Christus

Heel de heiligheid en volmaaktheid van de ziel is gelegen in de liefde tot Jezus Christus, onze God, ons hoogste Goed en onze Verlosser. Het is de liefde eigen alle deugden te vergaren en te beschermen, die de mens tot de volmaaktheid voeren.

Of verdient God soms niet heel onze liefde? Van eeuwigheid heeft Hij ons bemind. ‘Bedenk, o mens – zo spreekt Hij tot ons – dat Ik de eerste was om u te beminnen. Gij waart nog niet in het licht verschenen noch bestond de wereld, en Ik beminde u al. Zolang Ik besta, bemin Ik u’.

Omdat God wist, dat de mens door weldaden wordt aangelokt, wilde Hij hem door zijn gaven aan de liefde tot Hem binden: ‘Door dezelfde banden, waarmee de mensen zich laten binden, wil Ik hen winnen, om Mij lief te hebben door de banden van de liefde’. Tot dat doel dienden alle gaven, die Hij de mens schonk: toen Hij hem een ziel schonk, als herinnering aan zijn Beeld, begiftigd met verstand en wil; toen Hij hem een lichaam schonk met zintuigen. Voor dat doel schiep Hij ook de hemel en de aarde met een overvloed van gaven gesierd. Uit liefde tot de mens schiep Hij dit alles, opdat al die schepselen de mens zouden dienen, maar ook: opdat de mens, om zoveel weldaden, Hem zou beminnen.

Ook heeft Hij ons niet alleen die schone schepselen willen geven; maar om onze liefde te winnen is Hij zelfs zover gegaan, dat Hij Zichzelf geheel en al aan ons geschonken heeft. De eeuwige Vader ging zover, dat Hij ons zijn Enige Zoon schonk. En toen Hij zag, dat allen dood waren door de zonde en van zijn genade waren beroofd, wat deed Hij toen? Door zijn onmetelijke, ja zoals de Apostel zegt, door zijn al te grote liefde tot ons gedrongen, zond Hij zijn beminde Zoon, die voor ons voldoening gaf en ons, na van de zonde verlost te hebben, tot het leven riep.

Door ons nu zijn Zoon te schenken, die Hij niet ontzag om ons te kunnen vergeven, schonk Hij ons tegelijk ook alle goed: genade, liefde en het paradijs. Want dit alles is zeker minder dan zijn Zoon: Die zelfs zijn eigen Zoon niet heeft gespaard, maar Hem voor ons allen heeft overgeleverd; en zou Hij ons na zulk een gave ook niet al het andere schenken!

(Tract. de praxi amandi Iesum Christum edit. latina, Romæ, 1909, pp. 9-14)