Er zijn andere heiligen van wie wij mogen aannemen dat zij
onmiddellijk na hun sterven tot de aanschouwing Gods werden toegelaten, maar
zij allen hebben het bederf van het graf gekend. Het zuivere lichaam van de
Maagd, uit wie Christus is geboren, was niet aangetast door de gevolgen der
erfzonde. Het kende de begeerlijkheid niet. Wel was het sterfelijk, maar door
Gods wonder niet bederfelijk. De christelijke kunstenaars hebben dit beseft en
trachten uit te beelden in hun kunst door schone en reine voorstellingen van de
Maagd. Heden, bij haar opneming ten hemel, werd haar heilig lichaam, die tempel
van de Heilige Geest, de schoot die het Woord ontving, verheerlijkt, met
goddelijk licht omstraald, ten hemel gevoerd. Onze verlossing is niet volkomen
vóór het lichaam deelt in de glorie. In de leer der apostelen neemt de
verrijzenis des vleses een grote plaats in. Hoe zwaar is ons lichaam getroffen
door de vloek der zonde: begeerlijkheid en vergankelijkheid! Begeerlijkheid
leidt tot zonde en eeuwige dood; vergankelijkheid tot lijden, ziekte en
tijdelijke dood met het bederf van het graf. Zolang wij op aarde zijn, is ons
lichaam aan lijden onderhevig. De christen verdoemt het lichaam niet maar
beschouwt het toch vooral als werktuig en stof van christelijke deugden:
kuisheid, lijdensmoed, apostolische gezindheid, barmhartigheid voor de naaste.
Hij weet dat de paradijselijke orde van het ongerept lichamelijke eerst zal
hersteld worden op het einde der tijden.
Uit W. Grossouw.
Innerlijk Leven