zondag 25 januari 2015

Alma Redemptoris Mater - Verheven moeder van de Verlosser


Alma Redemptoris Mater
“Alma Redemptoris Mater” (‘Verheven Moeder van de Verlosser’) is een van de vijf Maria-antifonen die in de Getijden worden gezongen ter afsluiting van de Completen.
Tekst

Alma Redemptoris Mater,
quae pervia caeli porta manes,
et stella maris, succurre cadenti,
surgere qui curat, populo;
tu quae genuisti, natura mirante,
tuum sanctum Genitorem,
Virgo prius ac posterius,
Gabrielis ab ore sumens illud Ave,
peccatorum miserere.

vertaling
 Verheven Moeder van de Verlosser,
 die altijd zijt de open deur des hemels
 en de sterre der zee,
 kom het volk te hulp dat valt en poogt op te staan.
 Gij, die tot verwondering van de natuur,
 uw heilige Schepper hebt gebaard
 van te voren Maagd  en na [het baren],
 gij, die uit de mond van Gabriël de groet hebt vernomen,
 ontferm u over ons, zondaars.

Oorsprong

Formeel is deze antifoon geheel volgens de wetten van de antieke poëzie gedicht. Zes metrisch dactylische hexameters vormen deze lofzang. Aan het eind van deze bijdrage is een “technische uitleg” van de dactylische hexameters in het “Alma Redemptoris Mater” toegevoegd.
De verschillende eretitels, die wij in deze lofzang aantreffen zijn ontleend aan teksten van de heilige Ireneüs van Lyon, de heilige Fulgentius van Ruspe (Afrika), de heilige Epiphanius van Salamis en Sedulius Scotus, terwijl de Benedictijner monnik, de gelukzalige Hermanus Contractus († 1054) van de abdij van Reichenau in Zwitserland lange tijd werd gehouden voor de samensteller van deze antifoon.
Tegenwoordig neemt men aan dat Hermanus Contractus niet de schrijver is van het “Alma Redemptoris Mater”, dat men voor het eerst tegenkomt in een 12e-eeuws liturgisch handschrift, namelijk een antifonarium van het klooster St. Maur-des Fossés in Parijs.
De geloofwaardigheid van de zegsman Caesarius von Heisterbach († 1240), die als eerste Hermanus Contractus als samensteller noemt, waarbij hij zich op verhalen van de ouden beroept, kan in twijfel worden getrokken. Van horen zeggen weet hij dat de Reichenauer monnik tijdens een bedevaart naar Rome in de Maria Maggiore het “Alma Redemptoris Mater” heeft gedicht en het ter plaatse gedicteerd heeft aan een schrijver. Toen korte tijd later de “Legenda aurea” van de dominicaan Jacobus Voragine(† 1298), dat het meest gelezen boek van de Middeleeuwen was, deze dubieuze veronderstelling overnam, twijfelde niemand aan het auteurschap van Hermanus Contractus. Daarenboven deed zich ook de autoriteit van Durandus († 1296) gelden, die steunend  op de “Legenda aurea”  in zijn liturgiewetenschappelijk handboek Hermanus Contractus aanwees als de samensteller van de antifoon. Wie de werkelijke auteur is, valt bij de huidige stand van onderzoek niet uit te maken. Zolang het auteurschap geen uitgemaakte zaak is, kan men gerust aannemen dat Herman Contractus de schrijver is.

Plaats in het kerkelijk jaar
De antifoon maakt deel uit van de officiële liturgie van de Romeinse ritus. Het “Alma Redemptoris Mater” wordt na de Completen gezongen bij voorkeur vanaf de eerste zondag van de Advent tot Maria Lichtmis. De andere drie voornaamste Maria-antifonen worden volgens liturgisch gebruik in andere perioden gezongen:
“Ave Regina Caelorum”, tussen Maria Lichtmis en de woensdag in de Goede Week
Regina Caeli” besluit de Completen in de Paastijd
Salve Regina” wordt gezongen tussen Drievuldigheidszondag en het hoogfeest van Christus Koning.

Het gebruik na de Completen met een groet aan Maria de dag te besluiten gaat terug tot de 11e -12e eeuw toen onder invloed van de opbloei van de Christus- en Mariedevotie enkele nieuwe orden zoals die van de Karthuizers, Dominicanen, Carmelieten, Camalduenzen en Cisterciënsers een mariale “kleur” aan hun spiritualiteit gaven.

De regeling van bovengenoemde liturgische periodes voor de vier Maria-antifonen werd vastgelegd in het posttridentijnse Romeinse Brevier van Pius V (1568) gaat terug en bleef gelden tot aan de liturgische hervorming van Vaticanum II.

Sindsdien is men “vrij” om na de Completen alle Maria-antifonen (ook het “Sub tuum praesidium”) te  zingen, behalve in de Paastijd want dan is het Regina Caeli verplicht.
Terzijde zij opgemerkt dat de antifoon “Sub tuum praesidium” afwijkt van de vier andere antifonen die gekoppeld zijn aan de dagsluiting. Het thema van de Boodschap van de Engel Gabriel aan Maria ontbreekt namelijk in deze antifoon.

“Alma Redemptoris Mater”: een Maria-antifoon voor de Advent en Kersttijd

De antifoon “Alma Redemptoris Mater” is een bijzonder geschikte antifoon voor de Advent en Kersttijd. In de openingszin wordt Maria begroet als “Redemptoris Mater” (Moeder van de Verlosser), als de Vrouw ook die de “Redemptor gentium” (de Verlosser van de volkeren), zoals de Ambrosiaanse adventshymne Christus noemt, ter wereld bracht.  

De Moeder van God wordt aangesproken als “Alma Redemptoris Mater”, hetgeen meestal vertaald wordt met “Verheven Moeder van de Verlosser”.  Het begrip “Alma mater” betekent letterlijk “voedende of zorgende moeder”. In het oude Rome werd de term “Alma Mater” gebruikt voor de moedergodin Demeter, in de Middeleeuwen verwees de term “Alma Mater” naar de Maagd Maria.
Het beeld van Maria als de open hemelpoort (cf. Gen 28,17) is eveneens zeer passend in de Advent en Kersttijd waarin de Menswording centraal staat. Rijker ontvouwd komt het gelijke motief voor in de beroemde sequenz “Ave praeclara maris stella”. Daar noemt de onbekende dichter Maria “Dei Porta” (Poort van God): gij die, ongeopend, het ware Licht, de Zon der Gerechtigdheid zelf als Mens de wereld binnenleidt. Terwijl het adjectief “non aperta” (ongeopend) op het wonder van de ongeschonden maagdelijkheid van de Moeder van Christus zinspeelt, beklemtoont de antifoon “Alma Redemptoris Mater”, dat de poort, waardoor de hemel op aarde neerdaalde, nu voor altijd ook een open toegang tot de hemel blijft, in de zin van “per Mariam ad Christum” (door Maria naar Christus).
Hier herinnert de Kerk Maria, de heilige Moeder van de Verlosser, eraan dat zij door het geestelijk moederschap over ons op te nemen de wijd openstaande deur van de hemel is geworden. Zij is immers de uitdeelster van alle genaden, die ons naar onze bestemming moeten leiden. 

De volgende titel voor Maria in deze antifoon is “Sterre der Zee”  en sluit goed bij het voorgaande aan.
De titel "Sterre der Zee" is in de katholieke eredienst terechtgekomen door de verklaring van de naam "Maria" door de heilige Hiëronymus. Hij deelde de Hebreeuwse naam "Maryam" op in "Mar" en "Yam," wat in het Latijn neerkomt op "Stilla Maris" oftewel "druppel der Zee." Dit werd verbasterd tot "Stella Maris" oftewel "Sterre der Zee."
De heilige Bernardus (1090-1153)werd geïnspireerd door de titel “Maria, Stella Maris”. De tekst van de hymne “Ave Maris Stella” (Gegroet, Sterre der Zee) zou door hem  zijn geschreven.
Bernardus had een bijzondere devotie tot de heilige maagd Maria. Veel van zijn preken gaan over haar rol als voorspreekster. Hij wordt dan ook herdacht als groot marioloog, niet omdat hij uitvoerig schreef over Onze Lieve Vrouw, maar omdat hij haar essentiële rol in de Kerk begreep, en Haar als het perfecte model presenteerde van het monastieke leven en van elke andere vorm van christelijk leven.
Met betrekking tot de titel “Maria, Stella Maris” schrijft hij:  “Gij dus, wie gij ook zijt in deze wereld, eerder zwalpend op de golven in noodweer en wind, dan stappend op vaste grond, als gij niet wilt opgeslorpt worden door de storm: kijk niet weg van de fonkelende ster. Als de wind van de bekoringen opkomt, als er struikelblokken van tegenspoed liggen: kijk naar de ster, roep Maria aan . . .  Bij gevaar, angst, gevaarlijke situaties: denk aan Maria, roep Maria aan . . . Als gij Haar volgt zijt gij zeker dat ge niet verdwaalt; als ge Haar aanroept, zult ge niet wanhopen; als ge aan Haar denkt, zult ge u niet vergissen. Als Zij u ondersteunt, zult ge niet vallen; als Zij u beschermt, moet ge niet vrezen; als Zij u leidt, zult ge niet moe worden; met haar hulp zult ge het einde halen” (H. Bernardus van Clairvaux, In Laudibus Virginis Matris, 2,17)

De antifoon “Alma Redemptoris Mater” is een smeekbede waarmee de zwakke mens die gemakkelijk valt, de hulp vraagt van Maria die door het verhevenste van alle wonderen als Maagd haar Schepper baarde. Beknopter en mooier dan in de uitdrukking “Virgo prius ac posterius” kon dit mysterie niet worden uitgedrukt.

In het laatste deel van de antifoon wordt het thema van de Menswording van Christus nog uitdrukkelijker naar voren gebracht dan eerder in de antifoon met de woorden: “tu quae genuisti, natura mirante,  tuum sanctum Genitorem,” (Gij die tot verwondering van de natuur Uw heilige Schepper hebt gebaard). De Boodschap van de Engel Gabriel aan Maria, waarmee de antifoon sluit, behoort tenslotte van oudsher tot de motiefwereld van de Advent. Zo spreekt eigenlijk alles ervoor om in de Advent en Kersttijd het dagelijkse getijdengebed te besluiten met deze antifoon.

Gebruikte literatuur
ANDREAS HEINZ: Die marianischen Schlussantiphonen im Stundengebet. Opgenomen in het  verzamelwerk: MARTIN KLÖCKNER, HEINRICH RENNINGS: Lebendiges Stundengebet, Vertiefung und Hilfe; Herder Freiburg im Breisgau, 1989, p.342-367

Aanhangsel

Dactylische hexameters in de antifoon “Alma Redemptoris Mater”

De antifoon “Alma Redemptoris Mater” bestaat uit hexameters: 6 versvoeten, waarvan de laatste altijd incompleet is.
Eén versvoet kan een dactylus (met 3 lettergrepen:lang-kort-kort) of een spondee (met 2 lettergrepen:lang-lang) bevatten.
Een klinker kan van nature lang zijn of lang worden, indien gevolgd door 2 of meer medeklinkers.
Het accent ligt in elke versvoet op de eerste syllabe en die is altijd lang (hierbeneden aangegeven door: / ;
Het teken _ betekent: lange lettergreep; ^ betekent: korte lettergreep.

 /    ^   ^ |  /       _ | /    _  |  /      _    |  /   ^^|   /  ^
Alma Re|dempto|ris Ma|ter, quae|pervia|caeli

  /   ^    ^|   /    _ |   /   ^     ^|  /    _   |   /  ^   ^ |  /   ^
porta ma|nes, et|stella ma|ris, suc|curre ca|denti,

   /  ^  ^|   /   _ |  /      ^   ^| /   _ |     /     ^   ^|/  ^
surgere|qui cu|rat, popu|lo; tu|quae genu|isti,

   / _|  /  _ |  /    ^    ^| /      _    |  /       ^  ^|  / ^
natu|ra mi|rante, tu|um sanc|tum Geni|torem,

   /   ^    ^| /  _ |   /   ^ ^| /      ^   ^|/  ^ ^  | / ^
Virgo pri|us ac|posteri|us, Gabri|elis ab|ore

  /    _    | / ^   ^|   /    _  |  / _ |  /       ^ ^|  /  ^
sumens|illud A|ve, pec|cato|rum mise|rere.
r.5 Virgo prius
Muta cum liquida: wanneer een muta ((b, p; c, k, qu, g; d, t) gevolgd wordt door een liquida (m-n-l-r), voert dit in de Latijnse metriek niet tot lengte door positie (al zijn er weer uitzonderingen op deze uitzondering).
r. 5: van Gabrielis zou de ‘a’ lang worden doordat er 2 medeklinkers volgen. Het betreft echter een (voor het Latijn) vreemde eigennaam. Omdat die naam anders niet gebruikt kan worden, mag deze lettergreep als kort worden beschouwd. 

Met vriendelijke dank aan de heer J. Verlinden, classicus, Heel