“Alma Redemptoris Mater”
(‘Verheven Moeder van de Verlosser’) is een van de vijf Maria-antifonen die in
de Getijden worden gezongen ter afsluiting van de Completen.
Tekst
Alma Redemptoris Mater,
quae pervia caeli porta manes,
et stella maris, succurre cadenti,
surgere qui curat, populo;
tu quae genuisti, natura mirante,
tuum sanctum Genitorem,
Virgo prius ac posterius,
Gabrielis ab ore sumens illud Ave,
peccatorum
miserere.
vertaling
Verheven Moeder van de Verlosser,
die altijd zijt de open deur des hemels
en de sterre der zee,
kom het volk te hulp dat valt en poogt op te
staan.
Gij, die tot verwondering van de natuur,
uw heilige Schepper hebt gebaard
van te voren Maagd en na [het baren],
gij, die uit de mond van Gabriël de groet hebt
vernomen,
ontferm u over ons, zondaars.
Oorsprong
Formeel is
deze antifoon geheel volgens de wetten van de antieke poëzie gedicht. Zes metrisch
dactylische hexameters vormen deze lofzang. Aan het eind van deze bijdrage is
een “technische uitleg” van de dactylische hexameters in het “Alma Redemptoris
Mater” toegevoegd.
De
verschillende eretitels, die wij in deze lofzang aantreffen zijn ontleend aan
teksten van de heilige Ireneüs van Lyon, de heilige Fulgentius van Ruspe
(Afrika), de heilige Epiphanius van Salamis en Sedulius Scotus, terwijl de
Benedictijner monnik, de gelukzalige Hermanus Contractus († 1054) van de abdij
van Reichenau in Zwitserland lange tijd werd gehouden voor de samensteller van
deze antifoon.
Tegenwoordig
neemt men aan dat Hermanus Contractus niet de schrijver is van het “Alma
Redemptoris Mater”, dat men voor het eerst tegenkomt in een 12e-eeuws
liturgisch handschrift, namelijk een antifonarium van het klooster St. Maur-des
Fossés in Parijs.
De
geloofwaardigheid van de zegsman Caesarius von Heisterbach († 1240), die als
eerste Hermanus Contractus als samensteller noemt, waarbij hij zich op verhalen
van de ouden beroept, kan in twijfel worden getrokken. Van horen zeggen weet
hij dat de Reichenauer monnik tijdens een bedevaart naar Rome in de Maria
Maggiore het “Alma Redemptoris Mater” heeft gedicht en het ter plaatse
gedicteerd heeft aan een schrijver. Toen korte tijd later de “Legenda aurea” van
de dominicaan Jacobus Voragine(† 1298), dat het meest gelezen boek van de
Middeleeuwen was, deze dubieuze veronderstelling overnam, twijfelde niemand aan
het auteurschap van Hermanus Contractus. Daarenboven deed zich ook de
autoriteit van Durandus († 1296) gelden, die steunend op de “Legenda aurea” in zijn liturgiewetenschappelijk handboek Hermanus
Contractus aanwees als de samensteller van de antifoon. Wie de werkelijke
auteur is, valt bij de huidige stand van onderzoek niet uit te maken. Zolang
het auteurschap geen uitgemaakte zaak is, kan men gerust aannemen dat Herman
Contractus de schrijver is.
Plaats in het kerkelijk jaar
De antifoon maakt deel uit van de officiële liturgie van de Romeinse ritus. Het “Alma Redemptoris Mater” wordt na de Completen gezongen bij voorkeur vanaf de eerste zondag van de Advent tot Maria Lichtmis. De andere drie voornaamste Maria-antifonen worden volgens liturgisch gebruik in andere perioden gezongen:
“Ave Regina Caelorum”, tussen Maria Lichtmis en de woensdag in de Goede Week
“Regina Caeli” besluit de Completen in de Paastijd
“Salve Regina” wordt gezongen tussen Drievuldigheidszondag en het hoogfeest van Christus Koning.
“Regina Caeli” besluit de Completen in de Paastijd
“Salve Regina” wordt gezongen tussen Drievuldigheidszondag en het hoogfeest van Christus Koning.
Het gebruik
na de Completen met een groet aan Maria de dag te besluiten gaat terug tot de
11e -12e eeuw toen onder invloed van de opbloei van de
Christus- en Mariedevotie enkele nieuwe orden zoals die van de Karthuizers,
Dominicanen, Carmelieten, Camalduenzen en Cisterciënsers een mariale “kleur”
aan hun spiritualiteit gaven.
De regeling
van bovengenoemde liturgische periodes voor de vier Maria-antifonen werd
vastgelegd in het posttridentijnse Romeinse Brevier van Pius V (1568) gaat
terug en bleef gelden tot aan de liturgische hervorming van Vaticanum II.
Sindsdien is
men “vrij” om na de Completen alle Maria-antifonen (ook het “Sub tuum praesidium”) te zingen, behalve in de Paastijd want dan is het
Regina Caeli verplicht.
Terzijde zij opgemerkt dat de antifoon “Sub tuum
praesidium” afwijkt van de vier andere antifonen die gekoppeld zijn aan de
dagsluiting. Het thema van de Boodschap van de Engel Gabriel aan Maria
ontbreekt namelijk in deze antifoon.
“Alma Redemptoris Mater”: een Maria-antifoon voor de Advent en
Kersttijd
De antifoon “Alma Redemptoris Mater” is een bijzonder geschikte
antifoon voor de Advent en Kersttijd. In de openingszin wordt Maria begroet als
“Redemptoris Mater” (Moeder van de Verlosser), als de Vrouw ook die de “Redemptor
gentium” (de Verlosser van de volkeren), zoals de Ambrosiaanse adventshymne
Christus noemt, ter wereld bracht.
De Moeder van God wordt aangesproken als
“Alma Redemptoris Mater”, hetgeen meestal vertaald wordt met “Verheven Moeder
van de Verlosser”. Het begrip “Alma
mater” betekent letterlijk “voedende of zorgende moeder”. In het oude Rome werd
de term “Alma Mater” gebruikt voor de moedergodin Demeter, in de Middeleeuwen
verwees de term “Alma Mater” naar de Maagd Maria.
Het beeld
van Maria als de open hemelpoort (cf. Gen 28,17) is eveneens zeer passend in de
Advent en Kersttijd waarin de Menswording centraal staat. Rijker ontvouwd komt
het gelijke motief voor in de beroemde sequenz “Ave praeclara maris stella”.
Daar noemt de onbekende dichter Maria “Dei Porta” (Poort van God): gij die,
ongeopend, het ware Licht, de Zon der Gerechtigdheid zelf als Mens de wereld
binnenleidt. Terwijl het adjectief “non aperta” (ongeopend) op het wonder van
de ongeschonden maagdelijkheid van de Moeder van Christus zinspeelt,
beklemtoont de antifoon “Alma Redemptoris Mater”, dat de poort, waardoor de
hemel op aarde neerdaalde, nu voor altijd ook een open toegang tot de hemel
blijft, in de zin van “per Mariam ad Christum” (door Maria naar Christus).
Hier
herinnert de Kerk Maria, de heilige Moeder van de Verlosser, eraan dat zij door
het geestelijk moederschap over ons op te nemen de wijd openstaande deur van de
hemel is geworden. Zij is immers de uitdeelster van alle genaden, die ons naar
onze bestemming moeten leiden.
De volgende
titel voor Maria in deze antifoon is “Sterre der Zee” en sluit goed bij het voorgaande aan.
De titel "Sterre der Zee" is in de katholieke
eredienst terechtgekomen door de verklaring van de naam "Maria" door
de heilige Hiëronymus. Hij deelde de Hebreeuwse naam "Maryam" op in
"Mar" en "Yam," wat in het Latijn neerkomt op "Stilla
Maris" oftewel "druppel der Zee." Dit werd verbasterd tot
"Stella Maris" oftewel "Sterre der Zee."
De heilige Bernardus (1090-1153)werd geïnspireerd door de titel “Maria, Stella Maris”.
De tekst van
de hymne “Ave Maris Stella” (Gegroet, Sterre der Zee) zou door hem zijn geschreven.
Bernardus
had een bijzondere devotie tot de heilige maagd Maria. Veel van zijn preken
gaan over haar rol als voorspreekster. Hij wordt dan ook herdacht als groot
marioloog, niet omdat hij uitvoerig schreef over Onze Lieve Vrouw, maar omdat
hij haar essentiële rol in de Kerk begreep, en Haar als het perfecte model
presenteerde van het monastieke leven en van elke andere vorm van christelijk
leven.
Met
betrekking tot de titel “Maria, Stella Maris” schrijft hij: “Gij dus, wie gij ook zijt in deze wereld,
eerder zwalpend op de golven in noodweer en wind, dan stappend op vaste grond,
als gij niet wilt opgeslorpt worden door de storm: kijk niet weg van de
fonkelende ster. Als de wind van de bekoringen opkomt, als er struikelblokken
van tegenspoed liggen: kijk naar de ster, roep Maria aan . . . Bij gevaar, angst, gevaarlijke situaties: denk
aan Maria, roep Maria aan . . . Als gij Haar volgt zijt gij zeker dat ge niet
verdwaalt; als ge Haar aanroept, zult ge niet wanhopen; als ge aan Haar denkt,
zult ge u niet vergissen. Als Zij u ondersteunt, zult ge niet vallen; als Zij u
beschermt, moet ge niet vrezen; als Zij u leidt, zult ge niet moe worden; met
haar hulp zult ge het einde halen” (H. Bernardus van Clairvaux, In Laudibus Virginis Matris, 2,17)
De antifoon “Alma
Redemptoris Mater” is een smeekbede waarmee de zwakke mens die gemakkelijk
valt, de hulp vraagt van Maria die door het verhevenste van alle wonderen als
Maagd haar Schepper baarde. Beknopter en mooier dan in de uitdrukking “Virgo
prius ac posterius” kon dit mysterie niet worden uitgedrukt.
In het
laatste deel van de antifoon wordt het thema van de Menswording van Christus nog
uitdrukkelijker naar voren gebracht dan eerder in de antifoon met de woorden: “tu
quae genuisti, natura mirante, tuum
sanctum Genitorem,” (Gij die tot verwondering van de natuur Uw heilige Schepper
hebt gebaard). De Boodschap van de Engel Gabriel aan Maria, waarmee de antifoon
sluit, behoort tenslotte van oudsher tot de motiefwereld van de Advent. Zo
spreekt eigenlijk alles ervoor om in de Advent en Kersttijd het dagelijkse
getijdengebed te besluiten met deze antifoon.
Gebruikte
literatuur
ANDREAS HEINZ: Die
marianischen Schlussantiphonen im Stundengebet. Opgenomen in het verzamelwerk: MARTIN KLÖCKNER, HEINRICH
RENNINGS: Lebendiges Stundengebet, Vertiefung und Hilfe; Herder Freiburg im
Breisgau, 1989, p.342-367
Aanhangsel
Dactylische hexameters in de antifoon “Alma Redemptoris Mater”
De antifoon “Alma
Redemptoris Mater” bestaat uit hexameters: 6 versvoeten, waarvan de laatste
altijd incompleet is.
Eén versvoet
kan een dactylus (met 3
lettergrepen:lang-kort-kort) of een spondee
(met 2 lettergrepen:lang-lang) bevatten.
Een klinker
kan van nature lang zijn of lang worden, indien gevolgd door 2 of meer
medeklinkers.
Het accent
ligt in elke versvoet op de eerste syllabe en die is altijd lang (hierbeneden
aangegeven door: / ;
Het teken _
betekent: lange lettergreep; ^ betekent: korte lettergreep.
/ ^ ^
| / _ |
/ _
|
/ _ | / ^^| / ^
Alma Re|dempto|ris Ma|ter, quae|pervia|caeli
/
^ ^| / _
| / ^ ^| / _ | / ^ ^ | / ^
porta ma|nes, et|stella ma|ris, suc|curre ca|denti,
/ ^ ^| / _ | /
^ ^|
/ _ | /
^ ^|/ ^
surgere|qui cu|rat, popu|lo; tu|quae genu|isti,
/ _| / _ | /
^ ^|
/ _ | /
^ ^| / ^
natu|ra mi|rante, tu|um sanc|tum Geni|torem,
/ ^ ^| / _ | / ^ ^| / ^ ^|/ ^ ^ | / ^
Virgo pri|us ac|posteri|us, Gabri|elis ab|ore
/ _ | / ^ ^| / _ | / _ | / ^ ^| / ^
sumens|illud A|ve, pec|cato|rum mise|rere.
r.5 Virgo prius
Muta cum
liquida: wanneer een muta ((b,
p; c, k, qu, g; d, t) gevolgd
wordt door een liquida (m-n-l-r), voert dit in de Latijnse metriek niet tot
lengte door positie (al zijn er weer uitzonderingen op deze uitzondering).
r. 5: van Gabrielis zou de ‘a’ lang worden doordat er 2 medeklinkers volgen. Het
betreft echter een (voor het Latijn) vreemde eigennaam. Omdat die naam anders
niet gebruikt kan worden, mag deze lettergreep als kort worden beschouwd.
Met
vriendelijke dank aan de heer J. Verlinden, classicus, Heel