Collectegebed
Tweede zondag na Kerstmis
Omnipotens sempiterne Deus, fidelium splendor animarum, dignare mundum gloria tua implere benignus, et cunctis populis appare per tui luminis claritatem.
Almachtige eeuwige God, Gij verlicht het hart van uw gelovigen; vervul in uw liefde de wereld van uw heerlijkheid, en openbaar Uzelf aan alle volken door uw stralend licht.
Het collectegebed van deze zondag is afkomstig uit de Gregoriaanse traditie (Sacramentarium Gregorianum, [Hadrianum 18,3] 9e eeuw, ed. Lietzmann 1921.
Het wordt beheerst door diverse toespelingen op het licht: splendor, gloria, luminis claritas.
De begrippen splendor en gloria vormen een verbinding door hun vindplaats in de Brief aan de Hebreeën, waar Christus “splendor gloriæ” – afstraling van de heerlijkheid - van God wordt genoemd (Hebr 1,3).
Ook in de teksten van het goddelijk officie van deze dag – zoals in de liturgie van heel de kersttijd -vindt men als een lichtende draad door de verschillende getijden heen de lichtmotieven, soms met de antithese duisternis, terug:
Natus est nobis Deus de Deo, lumen de lumine, quod erat in principio (Antifoon 3, Ie Vespers met verwijzing naar het Credo en het scheppingsverhaal, Gen 1,1-2);
Domine Deus meus, confessionem et decorem induisti, amictus lumine sicut vestimento, alleluia (Ps 103,1) (Ant. 1, Lezingenofficie) Heer, mijn God, met glans en luister hebt Gij U bekleed, U gehuld in een mantel van licht;
Lux orta est iusto – een Licht is opgegaan over de rechtvaardige (Ps 96[97]11) (Ant. 1, Lauden);
Populus gentium qui sedebat in tenebris, vidit lucem magnam (Mt 4,16) – Het volk der heidenen dat gezeten was in duisternis, zag een groot licht (Ant. 3, Lauden);
Illuxit nobis dies redemptionis novæ … - Voor ons is opgegaan de nieuwe dag van de verlossing. (Ant. 1, IIe Vespers).
De oratie van deze dag spreekt vervolgens over de “fidelium splendor animarum” - de glans van de gelovigen;
maar vervolgens bidt de Kerk dat God de hele wereld, dus niet alleen de kleine kring van de gelovigen met zijn heerlijkheid moge vervullen.
Zoals bij de Opdracht van Jezus in de tempel Christus als “gloria plebis Israel” –Glorie van het volk Israel – wordt geprezen en daarboven uit als “lumen ad revelationem gentium” - Licht dat voor de heidenen straalt - , zo geldt dit ook voor deze oratie.
De laatste zin van de oratie lijkt gekleurd te zijn door de oproep aan de Wijzen. “Appare!” (“Verschijn!”): een aandringende epiphanie-roep.
In dit verband heeft de ster haar plaats, die de heidenen naar de kribbe leidt. De “ster van Bethlehem” diende als kompas voor de Wijzen die van verre kwamen. Deze ster zou één van de ontelbare sterren kunnen zijn die God aan Abraham toonde, toen Hij het verbond met Abraham sloot (Gen 15,5-6).Het nageslacht van Abraham zou zo groot zijn, dat het niet meer te tellen was.
Op de achtergrond van het verhaal van het bezoek van de Wijzen aan de kribbe, vraagt de oratie tenslotte: “openbaar Uzelf aan alle volken door uw stralend licht” (claritas = doxa.) Vergelijk ook: “claritas Dei circumfulsit eos” (Lk 2,9) - de glorie van God omstraalde hen [de herders op het veld].
Vertaald en bewerkt uit J. Pascher/W. Dürig, Die Orationen des Missale Romanum Papst Pauls VI. St. Ottien 1981, Dl. 1.
Opmerking; Het feest van de Openbaring des Heren (Driekoningen) viert ons klooster op de dag zelf, te weten op 6 januari (volgens de algemene Romeinse kalender). Het directorium voor de NL Kerkprovincie is op dit punt anders.