donderdag 7 mei 2015
Het Heilig Kruis, het meest leerzame boek!
Sinds de dagen van keizer Constantijn is het Kruis geen teken van smaad, van vloek of afschuw meer; het is een teken van oneindige liefde, van oneindige zegen en hoogste verering. Het is opgericht op gebouwen, op de toppen van de bergen, langs wegen en straten. Het straalt op vlaggen, het bevindt zich in de woonvertrekken van huizen en paleizen, vrouwen dragen het als een kostbaar kleinood aan een ketting om de hals, het schittert op de borst van de soldaten en vorsten en siert hun kroon. In welke vorm men het ook mag zien, moge het voor de christenen een boek zijn, dat hen de meest verheven, de meest troostvolle maar ook de meest vruchtbare onderrichting geeft.
Wat zegt het boek van het Kruis?
Het zegt u, dat God u oneindig bemint; want aan dit teken van smaad, aan dit werktuig van kwelling en pijn, liet Hij zijn geliefde Zoon voor u sterven! Het zegt u wat uw ziel waard Hem waard is; want aan het Kruis heeft de Zoon van God uw ziel met zijn Bloed vrijgekocht!
Het zegt u wat de zonde voor een ontzettend groot kwaad is; enkel en alleen de zonde heeft immers dit Kruis op Golgotha opgericht… de zonde heeft de Zoon van God aan dit smadelijke hout geslagen.. Het zegt u dat u met God bent verzoend, als u in Jezus, gekruisigd, gestorven en verrezen, gelooft en volgens dit geloof leeft!
Het zegt u dat u niet moet opgeven als lijden en smart u drukken, want de Zoon van God heeft immers geleden en u een voorbeeld gegeven ter navolging.
Het Kruis nodigt u uit Jezus na te volgen en zegt u dat u door het Kruis de eeuwige vreugde binnengaat.
Het Kuis zegt u dat u in het Kruis al uw vijanden kunt overwinnen, want aan het Kruis heeft Christus overwonnen en voor ieder die in Hem gelooft de kracht verworven in en met het Kruis te overwinnen. Want als de goede moordenaar het paradijs verdiende, waarom zou dan de christen geen vergiffenis verdienen?
Het Kruis zegt u echter ook dat u eens zult wenen van angst wanneer u het Kruis op het einde der wereld op de wolken des hemels ziet aankomen, wanneer u bij leven een vijand van het Kruis bent geweest, wanneer u door uw zonden Christus steeds opnieuw aan het kruis hebt geslagen…
Lees ijverig in het boek van het Kruis, neem in hart en ziel op wat het zegt en volg het na; dan zal het Kruis in uw laatste ogenblik uw troost, uw vreugde, uw zaligheid zijn!
woensdag 6 mei 2015
St Teresa of Avila - Consider our Lord’s life that is the best example
Our Lord is
He by whom all good things come to us; He will teach you.
Consider
His life that is the best example.
What more
can we want than so good a Friend at our side. Who will not forsake us when we
are in trouble and distress, as they do who belong to the world!
Blessed is
he who truly loves Him, and who always has Him near hem!
Let us
consider the glorious St Paul, who seems as if Jesus was never absent from his
lips, as if he had Him deep down in his heart.
After I had
heard this of some great saints given to contemplation, I considered the matter
carefully: I see they walked in no other way. St Francis with the stigmata
proves it, St Anthony of Padua with the Infant Jesus, St Bernard rejoiced in
the sacred humanity; so did St Catherine of Siena and many others.
dinsdag 5 mei 2015
Wat moeten christenen doen als zij worden bespot of onrechtvaardig moeten lijden?
Wat moeten christenen doen als zij worden bespot of
onrechtvaardig moeten lijden?
volgens de
H.Johannes Chrysostomus, kerkvader
“Christus heeft ons overal geleerd geduldig te zijn, met name toen Hij van
her naar der werd gesleept om geoordeeld te worden. Naar de hogepriester Annas
gevoerd, heeft Hij in de grootste gelatenheid geantwoord. Vandaar werd Hij naar
Caïphas, vervolgens naar Pilatus
gesleept en daar ging heel de nacht mee heen…
Dit moeten we
niet alleen lezen, maar ook in ons hart dragen: de doornenkroon, het
spotgewaad, de rietstok, de slagen en vooral de slag in zijn gelaat, de
bespuwingen, de hoon.
Dit alles, dikwijls overwogen, is een geschikt
middel om opkomende toorn te beteugelen. En als we worden bespot en als we
onrechtvaardig moeten lijden, moeten we onmiddellijk zeggen: “De dienaar staat
niet boven de Meester”.
Uit de 84e
homilie op Johannes, geciteerd naar Carl Richstätter SJ, Christusfrömmigkeit, Verlag J. P. Bachem, Köln, 1949. Met dank aan Martina Katholik (Der Katholik und die Welt)
maandag 4 mei 2015
"Christenen in de wereld"
Christenen in de wereld
Uit de ‘Brief van Diognetus’:
De brief aan
Diognetes van een anonieme auteur wordt gedateerd vóór het jaar 200 en is
gericht aan een zekere Diognetus die informatie heeft gevraagd over het
typische karakter en de moraliteit van het christendom. In de collecties van de
geschriften van de Kerkvaders komt deze Brief niet voor.
De christenen verschillen noch door landstreek noch
door taal noch door levenswijze van de overige mensen. Want zij wonen niet in
aparte steden, hebben geen eigen vreemde taal en leiden geen ongewoon leven.
Hun leer is geen uitvinding van het verstand en van de zorg van zoekende
mensen, zij volgen niet, zoals sommigen, menselijke leerstellingen.
Zij wonen zowel in steden van Grieken als van
niet-Grieken, zoals ieders lot dat meebracht, en volgden de gebruiken in
kleding, voedsel en leven van het land, waar zij wonen. En naar het gevoelen
van allen volgen zij een bewonderenswaardige en ongelofelijke levenswijze. Zij
wonen in hun eigen vaderland, maar als zonder burgerrechten; zij hebben met de
anderen alles gemeenschappelijk als burgers, maar verduren alles als vreemden.
Elk vreemd land is hun vaderland, maar ook elk
vaderland is voor hen een vreemd land.
Zij huwen allen en brengen kinderen voort, maar ze
werpen de vrucht niet weg.
Zij delen hun tafel met allen, maar niet hun bed.
Zij leven in het vlees, maar niet naar het vlees.
Zij wonen op aarde, maar hebben hun burgerrecht in
de hemel.
Zij onderhouden de voorgeschreven wetten, maar
stijgen er door hun levenswijze bovenuit.
Zij beminnen allen, maar allen vervolgen hen.
Zij worden miskend en veroordeeld; zij worden
gedood, maar leven.
Zij zijn bedelaars en maken toch velen rijk.
Zij lijden aan alles gebrek en toch hebben zij
alles in overvloed.
Zij worden veracht, maar die verachting strekt hun
tot roem.
Zij worden belasterd, maar die laster wordt
weerlegd.
Zij worden gesmaad, maar zegenen; zij worden met
minachting behandeld en bewijzen zelf eer. Hoewel zij het goede doen, worden ze
als boosdoeners gestraft.
Terwijl zij gestraft worden, juichen zij als werden
zij ten leven gewekt.
De Joden bestrijden hen als vreemden en de heidenen
vervolgen hen; maar die hen haten kunnen geen reden opgeven voor hun vijandige
gezindheid.
Om het maar eenvoudig te zeggen: wat de ziel is in
het lichaam, dat zijn de christenen in de wereld. De ziel is verspreid over
alle delen van het lichaam; zo zijn het ook de christenen over de steden in de
wereld. De ziel woont wel in het lichaam, maar komt niet voort uit het lichaam;
zo wonen de christenen in de wereld, maar zijn niet van de wereld afkomstig. De
onzichtbare ziel huist in een zichtbaar lichaam; de christen ziet men wel in de
wereld leven, maar hun deugd is onzichtbaar. Het vlees haat en bestrijdt de
ziel, hoewel het van die ziel geen onrecht lijdt, maar omdat het gehinderd
wordt van de wellust te genieten. Ook de wereld haat de christenen, hoewel de
wereld van hen geen onrecht heeft te verduren, maar omdat zij zich tegen de
wellust verzetten.
De ziel bemint het lichaam en zijn ledematen, maar
dit lichaam haat de ziel. De christenen beminnen ook, die hen haten. De ziel is
wel in het lichaam opgesloten, maar zij houdt dat lichaam in stand; zo worden
de christenen in de wereld wel als in een gevangenis vastgehouden, maar zij
houden die wereld in stand. De onsterfelijke ziel woont in een sterfelijk
omhulsel; de christenen verblijven als vreemden in het vergankelijke, maar
verwachten een hemelse onvergankelijkheid. De ziel, die slecht gediend is met
spijs en drank, wordt er toch beter door; zo groeien de christenen dagelijks in
aantal, hoewel ze folteringen doorstaan. In zo’n toestand heeft God ze
geplaatst, die ze niet mogen ontvluchten.
(Nn. 5-6: Funk 1, 317-321)
zaterdag 2 mei 2015
Overweging vijfde zondag van Pasen - "Ik ben de wijnstok"
Vijfde zondag van Pasen
Handelingen 9, 26-31
1 Johannes 3, 18-24
Johannes 15, 1-8
Morgen staan we stil bij de
vierde mei als gedachtenis aan en herdenking van de slachtoffers van oorlog en
geweld, en overmorgen is het Bevrijdingsdag. Vrijheid lijkt echter steeds meer
te versmallen tot: alles moet mogen, en: vooral geen hinder van een ander
hebben. Hoe anders is de vrijheid die Jezus ons brengt! Zijn vrijheid is: vrij
zijn voor God en vrij zijn voor de naaste! Maar een dergelijk leven in
goddelijke vrijheid kan niet zonder symbolen. Symboliek geeft diepte en
betekenis aan dingen die op zichzelf genomen zo plat zijn als een dubbeltje.
Een vlag is niet meer dan een stuk stof, maar door hem halfstok te strijken
verwijst hij ons naar de slachtoffers van oorlog en geweld; en door hem in de
top te hijsen wordt hij een symbool van nationale vrijheid en trots. Een
ambtsketen is maar een stuk metaal, maar hangend om de hals van een
burgemeester verwijst hij ons naar diens status van gezag en bevoegdheid over
anderen. En bloemen zijn niet meer dan kleurrijke natuurproducten, maar wanneer
je ze uit hartelijkheid aanbiedt aan een jubilaris, aan een zieke, aan je man
of je vrouw, zijn ze de uitdrukking van ons respect, ons medeleven of onze
liefde voor degene die ze in ontvangst neemt. U kunt dit zelf met vele
voorbeelden uitbreiden.
In de liturgie van de Kerk en in
ons geloofsleven is het niet anders. We gebruiken allerlei zaken en voorwerpen
als tekens en symbolen om te verwijzen naar een hogere, diepere werkelijkheid.
En het mooie is dat het vaak de meest voor de hand liggende dingen zijn en dat
ze nauwelijks uitleg behoeven. Ik noem maar water, brood, wijn, zout, olie,
kaarsen, kleuren en getallen. Ze behoeven vrijwel geen uitleg; zonder een woord
te zeggen spreken ze voor zichzelf. Ze zijn zo helder als glas omdat ze uit
zichzelf klaar–blijkelijk zijn; ze zijn voor iedereen verstaanbaar omdat ze
vanzelf–sprekend zijn. Zo is groen als kleur het teken van hoop, verwachting en
geduld, en drukt het getal zeven volheid en voleinding uit. De heilige Schrift,
de bijbel, staat vol met deze symbolische toepassingen, en Jezus, als
wetsgetrouwe Jood en levend vanuit de traditie van Wet en Profeten, van tempel
en synagoge, hanteert symbolen en vergelijkingen met een meesterhand. Hij neemt
zijn voorbeelden uit het dagelijkse leven en daarbij toont Hij zich een goed
observator, iemand die goed om zich heen kijkt. Het bijzondere aan Hem is dat Hem
dingen opvallen waaraan wij gewoonlijk voorbijgaan. Zo heeft Hij gekeken naar
het huishouden van zijn moeder, denk maar aan door het oog van een naald gaan;
naar de werkplaats van zijn vader: je
gaat geen huis bouwen op los zand. Hij heeft gekeken naar de landbouw en de
veeteelt: vogels die zaaien noch maaien, of de wolf in schaapskleren. Hij heeft gekeken naar de visserij op het Meer
van Galilea en naar de handel en het verkeer in grote steden als Caesarea en
Jeruzalem. Wanneer Hij 12 apostelen uitkiest is dat niet om dat het wel een
aardig getal is, maar om als symbool te verwijzen naar de twaalf stammen van
Israël die Hij als een eenheid om zich heen verzamelt. Ja, de voorbeelden zijn
door Jezus uit het leven gegrepen en aldus tracht Hij ons iets duidelijk te
maken over wie God is, over wie Hij zelf is, en over de medemensen als onze
naasten. Zo is Hem van huis uit het voorbeeld van de wijn en de wijnstok bekend.
In Genesis 9 wordt de aartsvader Noach een landbouwer genoemd die als eerste
mens op aarde een wijngaard aanlegde, en wordt in één adem de bedwelmende
kracht van de wijn vermeld. Maar al is dronkenschap een gevaar, toch wordt ook
de lof van de wijn bezongen. Wijn maakt het leven vrolijk, zegt Prediker
(10,19), en de jonge bruid in Hooglied zingt dat de liefde van haar minnaar
kostelijker is dan de mooiste wijn (1,2). Bij de Profeten wordt God vergeleken
met een wijngaardenier die alle moeite doet om de mooiste druiven te kweken, en
staat de wijngaard symbool voor het volk van Israël dat niet op tijd de
verwachte oogst opbrengt (Jesaja 5). En in de Joodse traditie van Jezus´ tijd
werd de leer van de Tora vergeleken met de wijnstok uit Psalm 80,12 die zich
uitstrekt van de Zee tot aan de Grote Rivier de Eufraat.
Zo komt Jezus er toe om zichzelf
de wijnstok te noemen die door zijn Vader is aangelegd. Zoals de wijnstok diep
in grond wortelt, soms wel 10 tot 15 meter,
om de mineralen en andere bouwstoffen naar boven te halen, en die door
te geven aan de ranken, zo is van alles wat Jezus zegt en doet, God, zijn
Vader, de diepste grond. En zoals de ranken en de druiven aan de wijnstok de
levenssappen onttrekken, zo ontlenen wij aan Hem onze levenskracht, onze
levenswijsheid, onze levensvoleinding. Pas door een proces van snoeien en
groeien komen wij tot bloeien. Door jaar in jaar uit trouw te blijven aan de
leer en de weg van Jezus gaan wij vruchten dragen die God aangenaam zijn en die
ook bijdragen aan het welzijn van de medemensen. Uit de ervaring van het Joodse
volk weet Jezus dat wijnstokken lang niet altijd goede vruchten dragen. Het is een verhaal van ontrouw en afval, van
een slechte opbrengst door slechte pachters. Daarom spreekt Hij over zichzelf
niet zo maar als over een wijnstok maar als over de ware wijnstok. Waar
betekent hier in bijbelse zin: betrouwbaar, een wijnstok die de vruchten
opbrengt die van hem verwacht wordt. In Hem wordt de verbondenheid met God
beleefd en bewaarheid. Hij staat
geworteld in goede grond, in God zelf. En als wij op Jezus geënt zijn en met Hem
verbonden blijven, stromen zijn levenssappen in ons uit, zijn levensgeest, zijn
Geest die ons bezielt, in leven houdt en ons zekerheid geeft dat wij thuis
horen bij God. Ik wil besluiten met een strofe uit een 17e-eeuws kerklied:
Gij zijt de
wijnstok van het leven,
in duizend
ranken uitgebreid,
het leven,
ons in U gegeven,
draagt goede
vruchten op zijn tijd.
Laat ons uw
ranken zijn voorgoed,
doorstroom
ons met uw hartebloed.
(uit: Liedboek voor de Kerken, gezang 75,
strofe 11)
Amen.
Dr. Alfons Jaakke, pr.
Collectegebed Vijfde zondag van Pasen - ware vrijheid en het erfdeel in het eeuwig leven
Deus, per quem nobis et redemptio venit et præstatur adoptio,
fílios dilectionis tuæ benignus intende,
ut in Christo credentibus
et vera tribuatur libertas, et hereditas æterna.
God, Gij hebt ons verlost en tot uw geliefde kinderen aangenomen.
Zie in uw goedheid naar allen die Gij als een vader bemint.
Geef hun die in Christus geloven de ware vrijheid en het erfdeel in het eeuwig leven.
Meer letterlijke vertaling
God, door wie zowel de verlossing tot ons komt en onze aanneming tot uw kind wordt verleend,
zie in uw goedheid neer op uw geliefde kinderen
zodat aan hen die in Christus geloven
zowel ware vrijheid als het eeuwige erfdeel worden geschonken.
L i t u r g i s c h e a n t e c e d e n t e n
Bovenstaand collectegebed is hetzelfde als de collecta van de 23e zondag door het jaar. De oratie kwam in voorafgaande edities van het Romeinse Missaal niet voor: de tekst gaat terug op het oude Sacramentarium Gregorianum (522; Hadr 93,4) 9e eeuw, en werd gevonden in een reeks oraties voor de Paastijd:
Deus, per quem nobis et redemptio venit et præstatur adoptio,
respice in opera misericordiæ tuæ,
ut in Christo renatis et æterna tribuatur hereditas et vera libertas.
Bij de liturgiehervorming van Vaticanum II heeft de tekst met enige wijzigingen een plaats gekregen in het Romeinse Missaal, editio typica 1970.
In de editie 2002 van het Romeinse Missaal werd dit collectegebed vervangen door een oratie uit het Sacramentarium Bergomense (Ambrosiaanse traditie, Ms. Bibl. di S. Alessandro in Colonna in Bergamo) 9e eeuw. (1)
O p b o u w e n s t i j l
- Deus: de oratie opent met de aanspreekvorm Deus (vocatief). Het aanspreken van God Zelf benadrukt dat wij door God vrijgekocht en verlost zijn en dat Hij ons als kinderen heeft aangenomen.
- per quem nobis et redemptio venit et præstatur adoptio / door wie zowel verlossing tot ons komt als aanneming tot kind wordt verleend. De relatieve bijzin bevestigt voorafgaande stelling door de vermelding van de grote heilsdaden van God nl. verlossing en aanneming als kinderen.
- Bemerk het mooie chiasme (2) redémptio venit...præstátur adóptio (onderwerp... werkwoord...werkwoord onderwerp op en ook in de afsluitende regel vera libértas...heréditas ætérna adjectief...substantief...substantief...adjectief). De hier gebezigde woordenschat lijken afkomstig te zijn uit patristieke bronnen voor dit gebed (b.v. in Hilarius van Poitiers, Tract. de Trinitate 6,4; Ambrosius van Milaan, Epist. 9.65,5).
- Het dubbele et...et benadrukt Gods overvloedige goedheid in zijn heilswerken. God blijft zijn gaven schenken.
- fílios dilectiónis tuæ benígnus inténde / zie in uw goedheid neer op uw geliefde kinderen:
dit is de bede, het verzoek, in het midden van de oratie.
De oorspronkelijke tekst uit het SG vraagt dat God in zijn goedheid moge neerzien op beide werken van zijn barmhartigheid (redemptio en adoptio), concreet: naar zijn geliefde kinderen als naar een nieuwe schepping (opera). Hier wilde het Missale Romanum van paus Paulus VI blijkbaar duidelijker spreken en verving ópera misericórdiæ tuæ door fílios dilectiónis tuæ : de kinderen van uw liefde.
Bij de kinderen die God uit liefde heeft verwekt denkt men aan 1 Joh 3,1: "Hoe groot is de liefde die de Vader ons betoond heeft! Wij worden kinderen van God genoemd, en we zijn het ook".
- ut in Christo credéntibus / zodat aan hen die in Christus geloven
et vera tribuatur libertas, et hereditas æterna.
God, Gij hebt ons verlost en tot uw geliefde kinderen aangenomen.
Zie in uw goedheid naar allen die Gij als een vader bemint.
Geef hun die in Christus geloven de ware vrijheid en het erfdeel in het eeuwig leven.
Meer letterlijke vertaling
God, door wie zowel de verlossing tot ons komt en onze aanneming tot uw kind wordt verleend,
zie in uw goedheid neer op uw geliefde kinderen
zodat aan hen die in Christus geloven
zowel ware vrijheid als het eeuwige erfdeel worden geschonken.
L i t u r g i s c h e a n t e c e d e n t e n
Bovenstaand collectegebed is hetzelfde als de collecta van de 23e zondag door het jaar. De oratie kwam in voorafgaande edities van het Romeinse Missaal niet voor: de tekst gaat terug op het oude Sacramentarium Gregorianum (522; Hadr 93,4) 9e eeuw, en werd gevonden in een reeks oraties voor de Paastijd:
Deus, per quem nobis et redemptio venit et præstatur adoptio,
respice in opera misericordiæ tuæ,
ut in Christo renatis et æterna tribuatur hereditas et vera libertas.
Bij de liturgiehervorming van Vaticanum II heeft de tekst met enige wijzigingen een plaats gekregen in het Romeinse Missaal, editio typica 1970.
In de editie 2002 van het Romeinse Missaal werd dit collectegebed vervangen door een oratie uit het Sacramentarium Bergomense (Ambrosiaanse traditie, Ms. Bibl. di S. Alessandro in Colonna in Bergamo) 9e eeuw. (1)
O p b o u w e n s t i j l
- Deus: de oratie opent met de aanspreekvorm Deus (vocatief). Het aanspreken van God Zelf benadrukt dat wij door God vrijgekocht en verlost zijn en dat Hij ons als kinderen heeft aangenomen.
- per quem nobis et redemptio venit et præstatur adoptio / door wie zowel verlossing tot ons komt als aanneming tot kind wordt verleend. De relatieve bijzin bevestigt voorafgaande stelling door de vermelding van de grote heilsdaden van God nl. verlossing en aanneming als kinderen.
- Bemerk het mooie chiasme (2) redémptio venit...præstátur adóptio (onderwerp... werkwoord...werkwoord onderwerp op en ook in de afsluitende regel vera libértas...heréditas ætérna adjectief...substantief...substantief...adjectief). De hier gebezigde woordenschat lijken afkomstig te zijn uit patristieke bronnen voor dit gebed (b.v. in Hilarius van Poitiers, Tract. de Trinitate 6,4; Ambrosius van Milaan, Epist. 9.65,5).
- Het dubbele et...et benadrukt Gods overvloedige goedheid in zijn heilswerken. God blijft zijn gaven schenken.
- fílios dilectiónis tuæ benígnus inténde / zie in uw goedheid neer op uw geliefde kinderen:
dit is de bede, het verzoek, in het midden van de oratie.
De oorspronkelijke tekst uit het SG vraagt dat God in zijn goedheid moge neerzien op beide werken van zijn barmhartigheid (redemptio en adoptio), concreet: naar zijn geliefde kinderen als naar een nieuwe schepping (opera). Hier wilde het Missale Romanum van paus Paulus VI blijkbaar duidelijker spreken en verving ópera misericórdiæ tuæ door fílios dilectiónis tuæ : de kinderen van uw liefde.
Bij de kinderen die God uit liefde heeft verwekt denkt men aan 1 Joh 3,1: "Hoe groot is de liefde die de Vader ons betoond heeft! Wij worden kinderen van God genoemd, en we zijn het ook".
- ut in Christo credéntibus / zodat aan hen die in Christus geloven
Het voegwoord ut leidt de finale of doelaanwijzende slotzin in welke in de coniuntivus staat : ut.... et vera... tribuatur.. æterna. Deze finale bijzin bevat nog een betrekkelijke bijzin : in Christo credentibus.
Het geloof is noodzakelijk om als kinderen deel te krijgen aan de gemeenschap met de Vader, Zoon en H.Geest en is voorwaarde voor het ontvangen van het eeuwig leven.
(vgl. Katechismus van de Katholieke Kerk [KKK], nrs. 161,163).
De originele versie dacht als gebed in het Paasoctaaf wel bijzonder aan de pasgedoopten (renatis – waarbij voor de "opnieuw geborenen" om erfschap en vrijheid werd gebeden. In de collecta van de 5e zondag van Pasen heeft men deze verengde toepassing op de pasgedoopten (de opnieuw geborenen) vervangen en staat er credentibus, aan hen die in Christus geloven.
et vera tribuátur libértas, et heréditas ætérna / zowel ware vrijheid als het eeuwige erfdeel worden geschonken.
De oratie vraagt voor hen die geloven de ware vrijheid van de kinderen van God, de kinderen "van de vrije vrouw" die "Christus voor die vrijheid heeft bevrijd" (Gal 4,31; vgl. 5,1). Als tweede goed wordt gebeden om het eeuwige erfgoed (erfenis van het eeuwige leven, de zalige Godsaanschouwing en het delen in het trinitaire leven van Vader. Zoon en H.Geest). Libertas en hereditas staan in de nominatief in verbinding met de passieve werkwoordsvorm tribuatur. Zoals boven gezegd ook in de slotzin een mooi chiasme en opnieuw de versterking et...et.
Als we de Lewis & Short dictionnaire raadplegen begrijpen we wat deze oratie werkelijk zegt. Præsto (præstiti, præstatum) betekent in feite "staan voor of ervoor staan". Het werkwoord heeft echter een breed scala aan betekenissen, inclusief "vervullen, handhaven, verrichten, uitvoeren" en betekenissen daar omheen, hetgeen præsto enigszins verwarrend maakt. Souter, auteur van een ander Latijns woordenboek zegt dat præsto rond de tweede eeuw "lenen" betekende (zoals het Franse "prêter") en vanaf de vierde eeuw "aanbieden". Cassiodorus (3) en andere auteurs gebruiken præsto voor "helpen, bijstaan, geven, verlenen". A.Blaise suggereert het Franse "accorder" (toestaan) wanneer het God betreft.
Het begrip adoptio komt ook aan de orde bij de uitleg van de oratie van de 19e zondag door het jaar. Hereditas kan zijn "erfdom, erfgoed" of de erfenis zelf, het vaderlijk erfdeel.
Op grond van het feit dat wij in eenheid met Christus onze gemeenschappelijke menselijke natuur bezitten, werd de weg naar het goddelijk kindschap door de Vader in Christus voor ons geopend. Christus is van nature de Zoon van de Vader, wij zijn zonen en dochters door de genade. Onze aanneming door de genade is "volmaakt" (adoptio perfecta) omdat deze volkomen is. Perfecta komt van perfício, "tot een eind of conclusie brengen, afmaken, voltooien". Vanuit Gods gezichtspunt is onze adoptie volmaakt omdat Hij zijn merkteken op ons legt, speciaal in het Doopsel en Vormsel. Aangezien God niet door tijd is beperkt en er voor Hem geen onderscheid in verleden of toekomst bestaat, ziet Hij volmaakt de resultaten van ieder gave van aanneming. Vanuit ons gezichtspunt zal adoptie pas voltooid zijn wanneer wij Hem van aangezicht tot aangezicht zien. Vanwege het Doopsel is het stempel van de Vader in ons voor eeuwig verzegeld. De H.Geest brengt ons in deze wonderbaarlijke aanneming de Vader en de Zoon wanneer Hij zijn rechtmatige plaats in onze ziel inneemt, waardoor Hij de volmaakte gemeenschap, zelfs verwantschap schept in onze ziel.
Het collectegebed (en de oratie in het Getijdengebed) van vandaag is gebaseerd op de beeldspraak van adoptie in het Nieuwe Testament. Het vloeit eveneens voort uit de oude Romeinse wettelijke concepten van het vrijlaten van slaven en het adopteren van erfgenamen. Onze adoptie door God haalt ons uit de slavernij en geeft ons een nieuwe status als vrije leden van de Kerk en als zonen en dochters. Het Doopsel verleent deze vrijheid, lidmaatschap en adoptie. Zelfs natuurlijke kinderen van een vader in Rome hadden zijn erkenning nodig voordat zij met recht als zijn wettelijke kinderen en erfgenamen konden worden beschouwd. Adoptie kon dezelfde rechten en privileges verlenen. De Romeinse adoptio verwijderde een persoon uit de ene familie en plaatste hem in een andere, terwijl adrogatio de mensen niet wettelijk onder het gezag van een ouder in een familie plaatste doch onder het gezag van een paterfamilias (Griekse genitief), de meester van het huis. In het Latijn is een familia een huis en alles wat daartoe behoort: een familie-landgoed, een familiebezit.
De gedoopten zijn niet langer aan Satan onderworpen, maar vallen nu onder het nieuwe meesterschap van God. In Rome was er ook een vorm van Aadoptie@ door benoeming tot erfgenaam met het recht de naam aan te nemen van degene die het erfgoed vermaakte. Dit was echter geen complete adoptie in de volste zin: men werd erfgenaam van de naam en van het bezit van de vader zonder de andere volmachten van een paterfamilias totdat deze door de magistratuur waren bevestigd enz. Zelfs na het Doopsel kan onze status verdiept worden in het Vormsel. Vroegere slaven konden worden bevrijd, doch dat maakte hen nog niet tot Romeinse burgers met de grotere rechten. Door het Doopsel worden wij burgers van de hemel, leden van de (familie)-gemeenschap van de Kerk. Wij zijn niet enkel vrij, maar krijgen eveneens de kans op de eeuwige zaligheid. In het oude Rome kon een slaaf burger worden door bepaalde vormen van vrijlating (manumissio) uit de slavernij: door adoptie, door militaire dienst of op grond van een speciale concessie aan een gemeenschap of territorium. In zekere zin hebben wij dit alles ondergaan: door zijn hand (manus) op ons te leggen zijn wij bevrijd. We zijn tot zonen en dochters van een hemelse Vader gemaakt. Nu zijn we soldaten in de strijdende Kerk. Door het lidmaatschap van de gemeenschap van de Kerk, een heilig en priesterlijk Volk, krijgen we privileges en verplichtingen. God heeft ons als zijn eigen kinderen erkend met een volmaakte adoptie. Dit is ware vrijheid en waar erfschap, dat niets uitsluit en in zeker zin ons nog vrijgeviger en overvloediger geeft dan wij gehad zouden hebben voordat wij door zonde onder de heerschappij van de duivel vielen.
Het is een moeilijk te begrijpen mysterie: wij zijn reeds zonen en dochters in een volmaakt kindschap door adoptie, maar dat kindschap is nog niet compleet: het laatste essentiële onderdeel ontbreekt nog, en dat is volharding in geloof en gehoorzaamheid gedurende ons hele leven en hun bekrachtiging in de dood en het bijzonder oordeel. Door veel vallen en opstaan komen wij tot de volmaaktheid van de adoptie, waaraan wij nu nog op een onvolmaakte volmaakte wijze deelhebben.
Deze prachtige oratie in het voorjaar en verderop gedurende de Tijd door het jaar bevat vriendelijke aanmaningen ons te herinneren wie wij zijn, en daardoor aan wat wij te doen hebben.
Het geloof is noodzakelijk om als kinderen deel te krijgen aan de gemeenschap met de Vader, Zoon en H.Geest en is voorwaarde voor het ontvangen van het eeuwig leven.
(vgl. Katechismus van de Katholieke Kerk [KKK], nrs. 161,163).
De originele versie dacht als gebed in het Paasoctaaf wel bijzonder aan de pasgedoopten (renatis – waarbij voor de "opnieuw geborenen" om erfschap en vrijheid werd gebeden. In de collecta van de 5e zondag van Pasen heeft men deze verengde toepassing op de pasgedoopten (de opnieuw geborenen) vervangen en staat er credentibus, aan hen die in Christus geloven.
et vera tribuátur libértas, et heréditas ætérna / zowel ware vrijheid als het eeuwige erfdeel worden geschonken.
De oratie vraagt voor hen die geloven de ware vrijheid van de kinderen van God, de kinderen "van de vrije vrouw" die "Christus voor die vrijheid heeft bevrijd" (Gal 4,31; vgl. 5,1). Als tweede goed wordt gebeden om het eeuwige erfgoed (erfenis van het eeuwige leven, de zalige Godsaanschouwing en het delen in het trinitaire leven van Vader. Zoon en H.Geest). Libertas en hereditas staan in de nominatief in verbinding met de passieve werkwoordsvorm tribuatur. Zoals boven gezegd ook in de slotzin een mooi chiasme en opnieuw de versterking et...et.
Als we de Lewis & Short dictionnaire raadplegen begrijpen we wat deze oratie werkelijk zegt. Præsto (præstiti, præstatum) betekent in feite "staan voor of ervoor staan". Het werkwoord heeft echter een breed scala aan betekenissen, inclusief "vervullen, handhaven, verrichten, uitvoeren" en betekenissen daar omheen, hetgeen præsto enigszins verwarrend maakt. Souter, auteur van een ander Latijns woordenboek zegt dat præsto rond de tweede eeuw "lenen" betekende (zoals het Franse "prêter") en vanaf de vierde eeuw "aanbieden". Cassiodorus (3) en andere auteurs gebruiken præsto voor "helpen, bijstaan, geven, verlenen". A.Blaise suggereert het Franse "accorder" (toestaan) wanneer het God betreft.
Het begrip adoptio komt ook aan de orde bij de uitleg van de oratie van de 19e zondag door het jaar. Hereditas kan zijn "erfdom, erfgoed" of de erfenis zelf, het vaderlijk erfdeel.
Op grond van het feit dat wij in eenheid met Christus onze gemeenschappelijke menselijke natuur bezitten, werd de weg naar het goddelijk kindschap door de Vader in Christus voor ons geopend. Christus is van nature de Zoon van de Vader, wij zijn zonen en dochters door de genade. Onze aanneming door de genade is "volmaakt" (adoptio perfecta) omdat deze volkomen is. Perfecta komt van perfício, "tot een eind of conclusie brengen, afmaken, voltooien". Vanuit Gods gezichtspunt is onze adoptie volmaakt omdat Hij zijn merkteken op ons legt, speciaal in het Doopsel en Vormsel. Aangezien God niet door tijd is beperkt en er voor Hem geen onderscheid in verleden of toekomst bestaat, ziet Hij volmaakt de resultaten van ieder gave van aanneming. Vanuit ons gezichtspunt zal adoptie pas voltooid zijn wanneer wij Hem van aangezicht tot aangezicht zien. Vanwege het Doopsel is het stempel van de Vader in ons voor eeuwig verzegeld. De H.Geest brengt ons in deze wonderbaarlijke aanneming de Vader en de Zoon wanneer Hij zijn rechtmatige plaats in onze ziel inneemt, waardoor Hij de volmaakte gemeenschap, zelfs verwantschap schept in onze ziel.
Het collectegebed (en de oratie in het Getijdengebed) van vandaag is gebaseerd op de beeldspraak van adoptie in het Nieuwe Testament. Het vloeit eveneens voort uit de oude Romeinse wettelijke concepten van het vrijlaten van slaven en het adopteren van erfgenamen. Onze adoptie door God haalt ons uit de slavernij en geeft ons een nieuwe status als vrije leden van de Kerk en als zonen en dochters. Het Doopsel verleent deze vrijheid, lidmaatschap en adoptie. Zelfs natuurlijke kinderen van een vader in Rome hadden zijn erkenning nodig voordat zij met recht als zijn wettelijke kinderen en erfgenamen konden worden beschouwd. Adoptie kon dezelfde rechten en privileges verlenen. De Romeinse adoptio verwijderde een persoon uit de ene familie en plaatste hem in een andere, terwijl adrogatio de mensen niet wettelijk onder het gezag van een ouder in een familie plaatste doch onder het gezag van een paterfamilias (Griekse genitief), de meester van het huis. In het Latijn is een familia een huis en alles wat daartoe behoort: een familie-landgoed, een familiebezit.
De gedoopten zijn niet langer aan Satan onderworpen, maar vallen nu onder het nieuwe meesterschap van God. In Rome was er ook een vorm van Aadoptie@ door benoeming tot erfgenaam met het recht de naam aan te nemen van degene die het erfgoed vermaakte. Dit was echter geen complete adoptie in de volste zin: men werd erfgenaam van de naam en van het bezit van de vader zonder de andere volmachten van een paterfamilias totdat deze door de magistratuur waren bevestigd enz. Zelfs na het Doopsel kan onze status verdiept worden in het Vormsel. Vroegere slaven konden worden bevrijd, doch dat maakte hen nog niet tot Romeinse burgers met de grotere rechten. Door het Doopsel worden wij burgers van de hemel, leden van de (familie)-gemeenschap van de Kerk. Wij zijn niet enkel vrij, maar krijgen eveneens de kans op de eeuwige zaligheid. In het oude Rome kon een slaaf burger worden door bepaalde vormen van vrijlating (manumissio) uit de slavernij: door adoptie, door militaire dienst of op grond van een speciale concessie aan een gemeenschap of territorium. In zekere zin hebben wij dit alles ondergaan: door zijn hand (manus) op ons te leggen zijn wij bevrijd. We zijn tot zonen en dochters van een hemelse Vader gemaakt. Nu zijn we soldaten in de strijdende Kerk. Door het lidmaatschap van de gemeenschap van de Kerk, een heilig en priesterlijk Volk, krijgen we privileges en verplichtingen. God heeft ons als zijn eigen kinderen erkend met een volmaakte adoptie. Dit is ware vrijheid en waar erfschap, dat niets uitsluit en in zeker zin ons nog vrijgeviger en overvloediger geeft dan wij gehad zouden hebben voordat wij door zonde onder de heerschappij van de duivel vielen.
Het is een moeilijk te begrijpen mysterie: wij zijn reeds zonen en dochters in een volmaakt kindschap door adoptie, maar dat kindschap is nog niet compleet: het laatste essentiële onderdeel ontbreekt nog, en dat is volharding in geloof en gehoorzaamheid gedurende ons hele leven en hun bekrachtiging in de dood en het bijzonder oordeel. Door veel vallen en opstaan komen wij tot de volmaaktheid van de adoptie, waaraan wij nu nog op een onvolmaakte volmaakte wijze deelhebben.
Deze prachtige oratie in het voorjaar en verderop gedurende de Tijd door het jaar bevat vriendelijke aanmaningen ons te herinneren wie wij zijn, en daardoor aan wat wij te doen hebben.
Christus heeft beide geopenbaard.
(1) Omnipotens sempiterne Deus,
semper in nobis paschale perfice sacramentum
ut, quos sacro baptismate dignatus es renovare,
sub tuae protectionis auxilio multos fructus afferant,
et ad aeternae vitae gaudia pervenire concedas.
Letterlijke vertaling in het Engels:
Almighty eternal God,
perfect in us always the paschal mystery,
so that those whom You deigned to renew by means of sacred baptism,
may under the aid of Your protection bear many fruits,
and that You will grant them to attain unto the joys of eternal life.
(2) Een chiasme of kruisstelling is een repetitio met omkering. Bij deze stijlfiguur worden de overeenkomstige termen van twee formuleringen in omgekeerde volgorde geplaatst om afwisseling te creëren.
(3) Flavius Magnus Aurelius Cassiodorus Senator (Scylaceum (Calabrië), ca. 484/490 ‑ klooster Vivarium bij Scylaceum, ca. 585), gewoonlijk bekend als Cassiodorus, was een Romeins staatsman (praefectus praetorio) en schrijver, tevens rechtsgeleerde en secretaris van Theodorik de Grote, koning van de Ostrogoten.Werken van zijn hand: Chronica. De orthographia. Expositio in psalterium. Complexiones in epistolis apostolorum et actibus eorum et apocalypse. Historia ecclesiastica tripartite. Historia Gothorum, overgeleverd als samenvatting in de Getica. Institutiones Divinarum et Saecularium Litterarum. Variae.
(1) Omnipotens sempiterne Deus,
semper in nobis paschale perfice sacramentum
ut, quos sacro baptismate dignatus es renovare,
sub tuae protectionis auxilio multos fructus afferant,
et ad aeternae vitae gaudia pervenire concedas.
Letterlijke vertaling in het Engels:
Almighty eternal God,
perfect in us always the paschal mystery,
so that those whom You deigned to renew by means of sacred baptism,
may under the aid of Your protection bear many fruits,
and that You will grant them to attain unto the joys of eternal life.
(2) Een chiasme of kruisstelling is een repetitio met omkering. Bij deze stijlfiguur worden de overeenkomstige termen van twee formuleringen in omgekeerde volgorde geplaatst om afwisseling te creëren.
(3) Flavius Magnus Aurelius Cassiodorus Senator (Scylaceum (Calabrië), ca. 484/490 ‑ klooster Vivarium bij Scylaceum, ca. 585), gewoonlijk bekend als Cassiodorus, was een Romeins staatsman (praefectus praetorio) en schrijver, tevens rechtsgeleerde en secretaris van Theodorik de Grote, koning van de Ostrogoten.Werken van zijn hand: Chronica. De orthographia. Expositio in psalterium. Complexiones in epistolis apostolorum et actibus eorum et apocalypse. Historia ecclesiastica tripartite. Historia Gothorum, overgeleverd als samenvatting in de Getica. Institutiones Divinarum et Saecularium Litterarum. Variae.
Abonneren op:
Posts (Atom)