zondag 6 april 2025

Introitus 5e Zondag Veertigdagentijd "Iudica me Deus"


Lezingen H. Mis 5e zondag van de veertigdagentijd, jaar C “Ook Ik veroordeel u niet; ga heen en zondig van nu af niet meer.”

Eerste lezing (Jes. 43, 16-21)
Uit de Profeet Jesaja.
Zo spreekt de Heer,
die door de zee een weg legt,
een baan door de onstuimige golven;
en die wagen en paard daarover laat gaan,
leger en strijdmacht, gesloten aaneen,
maar dan gaan ze rusten, staan niet meer op,
uitgeblust zijn ze, uitgedoofd als een vlaspit.
Denk niet meer aan het verleden
en sla geen acht op wat reeds lang voorbij is:
Ik onderneem iets nieuws,
het begin is er al: ziet ge het niet?
Een weg leg Ik door de steppe,
rivieren laat Ik stromen door de woestijn.
De wilde dieren zullen ontzag voor Mij hebben,
de jakhalzen en de struisvogels;
want door de steppe laat Ik beken stromen,
rivieren door de woestijn,
zodat mijn uitverkoren volk zich kan laven:
en dit volk dat Ik mij gevormd heb
zal mijn lof verkondigen!

Tweede lezing (Fil. 3, 8-14)
Uit de brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Filippi.
Broeders en zusters,
Ik beschouw alles als verlies,
want mijn Heer Jezus Christus kennen
gaat alles te boven.
Om Christus heb ik alles prijsgegeven
en houd ik alles voor afval
als het er om gaat Hem te winnen
en één te zijn met Hem.
Ik heb geen eigen gerechtigheid op grond van de wet;
mijn gerechtigheid komt door het geloof in Christus,
ze is een gave van God en steunt op het geloof.
Ik wil Christus kennen,
ik wil de kracht van zijn opstanding gewaarworden
en de gemeenschap met zijn lijden,
ik wil steeds meer op Hem lijken in zijn sterven
om eens te mogen komen tot de wederopstanding uit de doden.
Niet dat ik het al bereikt heb.
Ik ben nog niet volmaakt.
Maar ik streef er vurig naar het te grijpen,
gegrepen als ik ben door Christus Jezus.
Nee, vrienden, ik beeld mij niet in er al te zijn.
Alleen dit:
ik vergeet wat achter me ligt
ik reik naar wat voor me ligt
ik storm af op het doel:
de prijs van Gods heerlijke roeping.
.
Evangelie (Joh. 8, 1-11)
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens
In die tijd begaf Jezus zich naar de Olijfberg.
’s Morgens vroeg verscheen Hij weer in de tempel
en al het volk kwam naar Hem toe.
Hij ging zitten en onderrichtte hen.
Toen brachten de schriftgeleerden en Farizeeën Hem een vrouw
die op overspel was betrapt.
Zij plaatsten haar in het midden en zeiden tot Hem:
“Meester,
deze vrouw is op heterdaad betrapt terwijl ze overspel bedreef.
Nu heeft Mozes ons in de Wet bevolen
zulke vrouwen te stenigen.
Maar Gij,
wat zegt Gij ervan?”
Dit bedoelden ze als een strikvraag
in de hoop Hem ergens van te kunnen beschuldigen.
Jezus echter boog zich voorover
en schreef met zijn vinger op de grond.
Toen zij bij Hem aanhielden met vragen
richtte Hij zich op en zei tot hen:
“Laat degene onder u die zonder zonden is,
het eerste een steen op haar werpen.”
Weer boog Hij zich voorover en schreef op de grond.
Toen zij dit hoorden
dropen zij een voor een af,
de oudsten het eerst,
tot dat Jezus alleen achterbleef met de vrouw
die daar was blijven staan.
Nu richtte Jezus zich op en sprak tot haar:
“Vrouw, waar zijn ze gebleven?
Heeft niemand u veroordeeld?”
Zij antwoordde:
” Niemand, Heer.”
Toen zei Jezus tot haar:
“Ook Ik veroordeel u niet;
ga heen en zondig van nu af niet meer.”
Woord van de Heer.
Wij danken God.

The Conversion of Saint Paul - Bishop Barron Sunday Sermon Q5C

zaterdag 5 april 2025

Stabat Mater Pergolesi = morgen in de Basiliek


Aanstaande zondag 6 april 2025- Concertante muziek in de Basiliek voorafgaand aan de Vespers


 Programma:

1. Wolfgang Amadeus Mozart (1756-1791) Kerksonate in Es [KV 67]

2. Welkom en inleiding

3. Giovanni Battista Pergolesi (1710-1736) Stabat Mater 

4. Wolfgang Amadeus Mozart (1756-1791) Kerksonate in F [KV 224]

zie op deze website ook ook Stabat Mater reeks

Voor tekst en diverse Nederlandse vertalingen, zie Stabat Mater info 

zondag 30 maart 2025

Overweging God is anders - 4QC

Vooral in het verleden zagen zeer veel mensen God nooit zonder angst. In hun verbeelding ziet God somber neer op de aarde en zoekt met scherpe blik naar fouten. Hij controleert en haalt je zakken leeg als een douanier of Hij steekt zijn hand omhoog als een agent: ‘Meneer, u bent in overtreding!’ In hum ogen is God nooit tevreden. Ook als Hij van je houdt, ziet Hij je toch maar staan in je kleinheid , in je alsmaar overtreden van de wet. Zo’n kijk op God stoot af want van zo’n God mag niks. Dan is de God van het evangelie, die Jezus een vader noemde, heel anders. Hij is een God van leven en liefde en al het andere mag je vergeten, toorn, afstand, wraak, … Stel u God voor als een vader die door zijn zoon in de steek is gelaten en geen moment denkt aan wraak maar aan terugzien; die dagelijks met de hand boven de ogen de weg afzoekt en in de verte tuurt. En áls hij dan in de verte zijn kind ziet aankomen hem tegemoet snelt, kust en omhelst en een feest geeft. Waar is hier de zonde? Het verwijt? Waar vraagt de vader om verantwoording? De jongen nam wel het initiatief en ging terug naar zijn vader in het besef dat hij de plank had misgeslagen. Zijn vader heeft hem omhelsd. Afgelopen! Vergeven en vergeten. Het is jammer dat sommige christenen soms zo somber kijken. Ze kijken blijkbaar niet dat gevoel van innerlijke vrijheid dat hun geloof toch kan geven. Misschien beelden zij zich in dat God hun geen echte levensvreugde gunt. Dit, terwijl de Bijbel zegt: ‘Leef in vrijheid’. Natuurlijk spoort de Bijbel niet aan tot ongebondenheid: leef maar raak, doe maar aan, laat je maar gaan bij alles waarheen je gedreven wordt door bepaalde krachten. Maar het leven kan wél van een nieuwe, van een andere vrijheid worden doortrokken. Je bent je ervan bewust dat je door God gedragen wordt, dat je bij Hem geborgen bent. God schenkt ons een nieuw leven, stort Zijn kracht in ons uit. Tenslotte neemt Hij ons van het sterfbed mee naar een ander en gelukkiger leven. Dit leidt tot vertrouwen. Heeft Hij niet gezegd: ‘Wie gelooft in Mij, wie vertrouwt op Mij, die heeft eeuwig leven?’ Wanneer je iets wilt zeggen, heb je niet altijd woorden nodig. Je kunt de deur hard achter je dichtsmijten, op je voorhoofd tikken…. Iedereen begrijpt het. In het levensverhaal van Jezus spelen tekens een belangrijke rol. Mensen drukken hun geloof uit in een teken. Een zieke vrouw raakt de kleren van Jezus aan. Een andere kust de voeten van Jezus. Jezus begrijpt die tekens en zegt: ‘Uw geloof heeft u gered, ga in vrede.’ Jezus zelf gebruikte zelf ook tekens. Hij omhelsde kinderen om hen te zegenen. Hij legde zieken de handen op. In de tekens van brood en wijn geeft God zichzelf. Na de dood van Jezus begonnen tekenen een belangrijke plaats in te nemen in de gemeenschap van zijn volgelingen. Degenen die in God geloofden, maakten dit kenbaar door zich te laten dopen. Hun geloof maakten zij zichtbaar door tekens. Dit doen christenen nog steeds: denk maar eens aan de mis en aan de ziekenzalving. Waar deze tekens gesteld worden, is God aanwezig met zijn hulp, zijn goedheid, vrede en liefde.


The Heavenly Banquet - Bishop Barron Sunday Sermon - 4QC

Lezingen H. Mis 4e zondag van de veertigdagentijd, jaar C Er moet feest en vrolijkheid zijn, omdat die broer van je dood was en levend is geworden.

Eerste lezing (Joz. 5, 9a.10-12)
Uit het boek Jozua.
In die dagen sprak de Heer tot Jozua:
“Vandaag heb Ik de smaad van Egypte van u afgewenteld.”
Terwijl de Israëlieten in Gilgal gelegerd waren,
vierden zij het Paasfeest op de veertiende dag van de maand,
in de avond in de vlakte van Jericho.
En daags na Pasen, juist op die dag,
aten zij ongezuurd brood en geroosterd graan
dat van het land zelf afkomstig was.
De volgende dag hield het manna op;
ze konden nu eten wat het land voortbracht.
Voortaan kregen de Israëlieten geen manna meer;
zij aten gedurende heel het jaar wat Kanaän voortbracht.

Tweede lezing (2 Kor. 5, 17-21)
Uit de tweede brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Korinte.
Broeders en zusters,
wie in Christus is, is een nieuwe schepping:
het oude is voorbij, het nieuwe is al gekomen.
En dit alles komt van God.
Hij heeft ons door Christus met zich verzoend
en ons, apostelen, de dienst van die verzoening toevertrouwd.
Ja God was het
die in Christus de wereld met zich verzoende:
Hij telde de fouten van de mensen niet
en ons gaf Hij de boodschap van de verzoening mee.
Wij zijn dus gezanten van Christus,
God roept u op door ons woord.
Wij smeken u in Christus’ Naam:
laat u met God verzoenen!
Hem die geen zonde heeft gekend
heeft Hij voor ons tot zonde gemaakt,
opdat wij door Hem Gods eigen heiligheid zouden worden.

Evangelie (Lc. 15, 1-3.11-32)
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas.
In die tijd
kwamen de tollenaars en zondaars van allerlei slag bij Jezus
om naar Hem te luisteren.
De Farizeeën en de Schriftgeleerden morden daarover en zeiden:
“Die man ontvangt zondaars en eet met hen.”
Hij hield hun deze gelijkenis voor:
“Een man had twee zonen.
Nu zei de jongste van hen tot zijn vader:
Vader geef mij het deel van het bezit waarop ik recht heb.
En de vader verdeelde zijn vermogen onder hen.
Niet lang daarna pakte de jongste zoon alles bij elkaar
en vertrok naar een ver land.
Daar verkwistte hij zijn bezit in een losbandig leven.
Toen hij alles opgemaakt had
kwam er een verschrikkelijke hongersnood over dat land
en hij begon gebrek te lijden.
Nu ging hij in dienst bij een der inwoners van het land
die hem het veld instuurde om varkens te hoeden.
En al had hij graag zijn buik willen vullen
met de schillen die de varkens aten,
niemand gaf ze hem.
Toen kwam hij tot nadenken en zei:
Hoeveel dagloners van mijn vader hebben eten in overvloed,
en ik verga hier van de honger.
Ik ga weer naar mijn vader
en ik zal hem zeggen:
Vader, ik heb misdaan tegen de hemel en tegen u;
maar neem mij aan als een van uw dagloners.
Hij ging dus op weg naar zijn vader.
Zijn vader zag hem al in de verte aankomen
en hij werd door medelijden bewogen;
hij snelde op hem toe
viel hem om de hals en kuste hem hartelijk.
Maar de zoon zei tot hem:
Vader, ik heb misdaan tegen de hemel en tegen u;
ik ben het niet meer waard uw zoon te heten.
Doch de vader gelastte zijn knechten:
Haalt vlug het mooiste kleed en trekt het hem aan,
steekt hem een ring aan zijn vinger en trekt hem sandalen aan.
Haalt het gemeste kalf en slacht het; laten we eten en feestvieren,
want deze zoon van mij was dood en is weer levend geworden,
hij was verloren en is teruggevonden.
Ze begonnen dus feest te vieren.
Intussen was zijn oudste zoon op het land.
Toen hij echter terugkeerde en het huis naderde
hoorde hij muziek en dans.
Hij riep een van de knechten
en vroeg wat dat te betekenen had.
Deze antwoordde:
Uw broer is thuisgekomen
en uw vader heeft het gemeste kalf laten slachten
omdat hij hem gezond en wel heeft teruggekregen.
Maar hij werd kwaad en wilde niet naar binnen.
Toen zijn vader naar buiten kwam en bij hem aandrong
gaf hij zijn vader ten antwoord:
Al zoveel jaren dien ik u en nooit heb ik uw geboden overtreden,
toch hebt gij mij nooit een bokje gegeven
om eens met mijn vrienden feest te vieren.
En nu die zoon van u is gekomen
die uw vermogen heeft verbrast met slechte vrouwen,
hebt ge voor hem het gemeste kalf laten slachten.
Toen antwoordde de vader:
jongen, jij bent altijd bij me
en alles wat van mij is, is ook van jou.
Maar er moet feest en vrolijkheid zijn,
omdat die broer van je dood was en levend is geworden,
verloren was en teruggevonden.”


Introitus Laetare Jerusalem



dinsdag 25 maart 2025

Icoon van de Aankondiging van Christus 25 maart


Op deze icoon zien we de aartsengel Gabriël die Maria de Blijde Boodschap brengt. Maria houdt een spoel in de hand met een rode draad. Volgens de Traditie werkt ze aan het voorhangsel van de tempel. Vanaf de ‘mandorla’ of halve cirkel bovenin loopt een straal naar haar en daarin zien we een kleinere cirkel met een duif. Dit verbeeldt dat de Heilige Geest over haar komt en het Woord van God in haar een mens van vlees en bloed wordt (Joh. 1,14). Ze wordt de moeder van Jezus, de Moeder  van de Zoon van God (Lc. 1,35), de Moeder Gods.

De geboorte van Johannes de Doper

De Evangelist Lucas begint met de vermelding dat hij alles nauwkeurig heeft onderzocht en overtuigt ons dat alles betrouwbaar is wat ooggetuigen van Jezus aan hem hebben overgebracht. Hij schrijft eerst dat de engel Gabriël aan de priester Zacharias verschijnt. Hij is door het lot gekozen om het wierookoffer in de tempel te brengen. Gabriël deelt hem mee dat zijn gebed verhoord is: zijn vrouw zal hem een zoon schenken die zij Johannes moeten noemen (Lc. 1,13). De engel voorspelt dat Zacharias het zal uitjubelen en dat velen zich over zijn geboorte zullen verblijden. 

Nog in de schoot van zijn moeder zal hij met de Heilige Geest vervuld worden. Johannes zal velen terugbrengen tot God. Maar Zacharias twijfelt aan zijn woorden omdat hij en zijn vrouw Elisabet in zijn ogen te oud zijn om nog kinderen te krijgen. Omdat hij de woorden van de engel niet geloofd heeft, zal hij niet meer kunnen praten volgens de engel. Tot de dag waarop vervuld wordt wat Gabriël hem heeft aangekondigd. En na een tijd raakt Elisabet na zo lang wachten zwanger. Ze houdt het verborgen tot haar vijfde maand.

De Boodschap van Gabriël

Elisabet is afkomstig uit de stam van Aäron, de eerste hogepriester uit het Oude Testament. Lucas schrijft dat als ze zes maanden in verwachting is, de engel Gabriel ook naar Nazareth wordt gezonden waar Maria woont. De engel Gabriël staat voor Gods Aanschijn (Lc. 1, 19) en hij is met Michaël en Rafaël één van de drie aartsengelen. Op de icoon draagt hij een staf wat verwijst naar zijn goddelijk gezag. Net als de rechter engel van de Triniteitsicoon draagt hij een groen gewaad, de kleur van het leven en van de heilige Geest. 

Op sommige iconen van de aankondiging staat hij zelfs twee keer afgebeeld als uitdrukking van zijn verwondering om Maria's schoonheid en zuiverheid. Ze is verloofd met Jozef en zoals heel het volk in die tijd leven ze in de verwachting van de komst van de Messias, de vervulling van de Schriften: Zie uw Koning komt tot u (Zach. 9,9). Gabriël begroet haar met de woorden: Verheug u Begenadigde, de Heer is met u (Lc. 1,28). Maria schrikt op van zijn woorden en probeert ze te begrijpen. De engel stelt haar daarop gerust: Vrees niet Maria, want gij hebt genade gevonden bij God.

Maria’s Ja-Woord

Op de icoon zien we Maria op een speciale stoel met een rood kussen zitten. Het verwijst naar de troon van Koning David en het toont Maria’s koninklijke waardigheid aan. Ze houdt een spoel in de handen en weeft een rode draad. Volgens de Traditie werkt ze mee aan het voorhangsel in de tempel voor het Heiligste der heiligen. Gabriël kondigt haar aan dat ze een Zoon ter wereld zal brengen, die Zij Jezus moet noemen (Lc. 1,31). De engel verklaart haar: Aan zijn koningschap zal nooit een einde zal komen. 

Ze vraagt hoe dit dan gebeuren zal, want ze heeft nog geen man.

Volgens de overlevering is Maria op jonge leeftijd in de tempel aan God opgedragen. Dit feest vieren we op 21 november. De engel antwoordt haar dan: De kracht van de Allerhoogste zal u overschaduwen. In het Oude Testament lezen we ook over de wolk van Gods Aanwezigheid die de tempel vervult. De ‘mandorla’ vertegenwoordigt de geopende Hemel. Gabriël brengt haar ook op de hoogte van de wonderbare zwangerschap van haar nicht Elisabet. Dan stemt Maria in: Zie de dienstmaagd van de Heer, mij geschiede naar Uw Woord (Lc. 1,38). Op sommige iconen zien we deze straal naar Maria’s oor gaan, Maria luistert heel haar leven naar God.


Introitus Zondag Advent IV en Maria Boodschap Rorate Caeli (Gregoriaans)


Liturgia Horarum 25 maart Maria Boodschap

Liturgia horarum 25 maart
Uit een brief van de heilige paus Leo de Grote († 461)
Het sacrament van onze verzoening.
Gods majesteit heeft onze nietswaardigheid aangenomen, zijn kracht onze zwakheid, zijn eeuwigheid onze sterfelijkheid. En om de schuld te delgen die op ons menselijk bestaan drukt, heeft de onkwetsbare natuur zich verenigd met onze aan lijden onderworpen natuur. Dit heeft tot gevolg gehad dat één en dezelfde Middelaar tussen God en de mensen, de mens Jezus Christus, enerzijds wel, maar anderzijds niet kon sterven, hetgeen aan onze genezing ten goede kwam.
De ware God is aldus geboren in de ongeschonden en volmaakte natuur van een ware mens, volledig in het bezit van het zijne, volledig in het bezit van het onze.
Het onze noemen wij wat de Schepper vanaf het begin in ons geschapen heeft en wat Hij heeft aangenomen om te herstellen. Het kwaad dat de bedrieger heeft aangericht en de bedrogen mens heeft toegelaten, heeft geen invloed gehad op de Verlosser. Ook al heeft Hij willen delen in de zwakheden van de mensen, daarom heeft Hij nog geen aandeel aan onze zonden gehad. Hij heeft het bestaan van een slaaf op zich genomen zonder de smet van de zonde. Hij heeft het menselijke verrijkt, zonder het goddelijke te verarmen. Want die ontlediging waardoor de Onzichtbare zich zichtbaar heeft getoond en de Schepper en Heer van alle dingen een sterveling heeft willen worden, was een neerbuigen uit barmhartigheid en niet een verlies van macht. Daarom is Hij die in goddelijke majesteit de mens heeft geschapen, dezelfde als Hij die het bestaan van een slaaf op zich heeft genomen en mens is geworden.
De Zoon van God treedt dus deze wereld, ver beneden Hem, binnen, Hij daalt af van zijn troon in de hemel, maar Hij doet geen afstand van zijn heerlijkheid bij de Vader. Hij werd voortgebracht in een nieuwe orde, door een nieuwe geboorte.
In een nieuwe orde: want van nature onzichtbaar, is Hij bij ons zichtbaar geworden; hoewel ongrijpbaar, wilde Hij tastbaar worden; Hij die vóór alle tijden bestaat, begon in de tijd te zijn. De Heer van het heelal nam het bestaan van een slaaf op zich, terwijl Hij zijn onmetelijke majesteit verhulde. God die niet lijden kan, heeft het niet beneden zijn waardigheid geacht een mens te worden die lijden kan; Hij die onsterfelijk is, heeft zich willen onderwerpen aan de wetten van de dood.
Want Hij die waarlijk God is, is ook waarlijk mens en in deze eenheid is volstrekt geen bedrog; menselijke kleinheid en goddelijke grootheid gaan hier samen.
Want zoals God niet veranderd wordt door zijn barmhartigheid, zo gaat de mens niet ten onder door die waardigheid. In onderlinge verbondenheid doen beide naturen elk afzonderlijk datgene wat haar eigen is: het Woord doet wat eigen is aan het Woord, en het vlees doet wat eigen is aan het vlees.
Van deze beiden schittert het een door wonderen, het ander bezwijkt onder het aangedane leed. En zoals het Woord zijn gelijkheid aan de Vader niet verliest, zo verliest het vlees het eigene van ons mens-zijn niet.
Steeds weer moet er gezegd worden: één en dezelfde is waarachtig de Zoon van God en waarachtig Zoon van de mens. Hij is God omdat ‘in het begin het Woord was, en het Woord bij God was en het Woord God was’, Hij is mens omdat ‘het Woord is vlees geworden en onder ons heeft gewoond’ (Joh. l, 1.14).


(Epist. 28 ad Flavianum, 3-4:PL 54, 763-767)

John Henry Newman [1801-1890] Mei-meditaties 16 – Maria Boodschap: Moeder van de Zaligmaker

John Henry Newman [1801-1890]
Mei-meditaties 16 – Maria Boodschap:
Moeder van de Zaligmaker

Hier zoals in onze overweging van gisteren moeten wij begrijpen wat bedoeld wordt als we de Heer Zaligmaker noemen, om dan te kunnen begrijpen waarom die naam genoemd wordt tot het vormen van een der titels die in de Litanie voor Maria gebruikt worden.
De bijzondere naam waaronder de Heer vóór zijn komst bekend was, zagen wij gisteren, was die van Messias of Christus. Zó was Hij bekend aan de Joden. Maar toen Hij zich werkelijk op aarde vertoonde, werd Hij bekend onder drie nieuwe titels: De Zoon van God, de Mensenzoon, en de Zaligmaker. De eerste drukte zijn goddelijke Natuur uit, de tweede zijn menselijke Natuur, de derde zijn persoonlijke functie. De engel die aan Maria verscheen noemde Hem de Zoon van God; de engel die aan Sint Jozef verscheen noemde Hem Jezus, welke naam in onze taal Zaligmaker betekent; ook de engelen die aan de herders verschenen noemden Hem Zaligmaker (Lc 2,11). Maar Hij zelf noemde zich in het bijzonder de Mensenzoon.
Niet alleen engelen noemen Hem Zaligmaker, maar ook de twee grootsten onder de apostelen, de H.Petrus en de H.Paulus in hun eerste preken. De H.Petrus zegt dat Hij is “Leidsman en Zaligmaker” (Hand 5, 31), en de H.Paulus: “onze Zaligmaker Jezus Christus” (Tit 3, 6). En zowel de apostelen als de engelen geven ons de reden op waarom Hij aldus genoemd wordt – omdat Hij ons namelijk verlost heeft uit de macht van de boze geest en uit de schuld en de ellende van onze zonden. Zo zegt de engel tot Sint Jozef: “Gij zult Hem Jesus noemen, want Hij zal zijn volk verlossen van hun zonden” (Mt 1, 21); en de H.Petrus: “God heeft Hem verheven als Leidsman en Zaligmaker om aan Israël bekering te schenken en vergiffenis van zonden” (Hand 5, 21) En van zichzelf zegt Hij: “De Mensenzoon is komen redden was verloren was” (Mt 18, 11).
Laat ons nu nagaan hoe dit onze gedachten over Maria raakt. Het redden van slaven uit de macht van de vijand beduidt een strijd. Omdat de Heer Verlosser, Zaligmaker was, was Hij strijder. Hij kon de gevangenen niet verlossen zonder strijd, zonder persoonlijk te lijden. Wie zijn het nu die een bijzondere afschuw hebben van oorlogen? Een heidens dichter antwoordt. “Oorlogen”, zegt Hij, “worden verafschuwd door Moeders” (Horatius, Od. 1,1,24). Moeders zijn het die vooral te lijden hebben tijdens een oorlog. Ze mogen trots zijn op de eer die haar kinderen verdienen; maar die trots neemt geen stukje weg van de langdurige pijn, de onrust, de spanning, de verlatenheid en de angst, die de moeder van een soldaat ondervindt. Zo ging het ook met Maria. Dertig jaren was zij gezegend geweest met de voortdurende aanwezigheid van haar Zoon – zij had Hem zelfs aan haar onderdanig. Maar het ogenblik brak aan waarop de strijd waarvoor Hij op aarde was gekomen, Hem opeiste. Hij was immers gekomen, niet slechts om de Zoon van Maria te zijn, maar om de Zaligmaker van de mens te  worden; en daarom ging Hij eindelijk van haar scheiden. Toen ondervond zij wat het zeggen wil de moeder van een soldaat te zijn. Hij ging van haar weg; zij zag Hem niet meer; zij trachtte tevergeefs in zijn nabijheid te komen. Jaren lang had Hij in haar armen geleefd, en daarna minstens in haar woning; - Maar nu, volgens zijn eigen woorden “had de Mensenzoon niets meer om er zijn hoofd op neer te leggen” (Mt 8,20). En toen, na enkele jaren, hoorde zij van zijn gevangenneming, zijn zogenaamd proces, van zijn passie. Eindelijk wist zij toen in zijn nabijheid te komen – Wanneer en waar? – Op weg naar Calvarië, en toen Hij aan het kruis hing. En eindelijk kreeg zij Hem weer in haar ramen; ja, maar slechts toen Hij dood was. Het is waar, dat Hij opstond van de doden; maar daardoor kreeg zij Hem nog niet terug, want Hij steeg op ten hemel, en zij kon Hem daar nog niet terstond volgen. Neen, zij bleef nog vele jaren op aarde, onder de zorg, weliswaar, van zijn dierbaarste apostel, de H. Johannes. Maar wat was zelfs de heiligste man in vergelijking met haar eigen Zoon, die tegelijk de Zoon van God was?

O heilige Maria, Moeder van onze Zaligmaker, wij zijn in onze overwegingen nu plotseling overgegaan van de Blijde naar de Droevige Geheimen, van de Boodschap van de Engel Gabriel naar de Zeven Smarten. Daarover zullen dan de volgende overwegingen gaan, die wij over u houden.

zondag 23 maart 2025

You Can’t Grasp—or Hide From—God - Bishop Barron Sunday Sermon 3Q-C

Lezingen H. Mis 3e zondag van de veertigdagentijd, jaar C Misschien draagt hij het volgend jaar vrucht

Eerste lezing (Ex. 3, 1-8a.13-15)
Uit het boek Exodus.
In die dagen
hoedde Mozes de kudde van zijn schoonvader Jitro,
de priester van Midjan.
Eens dreef hij de kudde tot ver in de woestijn
en kwam hij bij de berg van God, de Horeb.
Toen verscheen hem de engel van de Heer,
in een vuur dat opvlamde uit een doornstruik.
Mozes keek toe
en zag dat de doornstruik in lichter laaie stond
en toch niet verbrandde.
Hij dacht:
“Ik ga er op af om dat vreemde verschijnsel te onderzoeken.
Hoe komt het dat die doornstruik niet verbrandt?”
De Heer zag hem naderbij komen om te kijken.
En vanuit de doornstruik riep God hem toe:
“Mozes.”
“Hier ben ik,” antwoordde hij.
Toen sprak de Heer:
“Kom niet dichterbij. Doe uw sandalen uit,
want de plaats waar gij staat is heilige grond.”
En Hij vervolgde: “Ik ben de God van uw vader,
de God van Abraham, de God van Isaäk en de God van Jacob.”
Toen bedekte Mozes zijn gezicht want hij durfde niet naar God
op te zien.
De Heer sprak:
“Ik heb de ellende van mijn volk in Egypte gezien,
de jammerklachten om zijn onderdrukkers gehoord;
ja, Ik ken zijn lijden.
Ik daal af om mijn volk te bevrijden uit de macht van Egypte.”
Maar Mozes sprak opnieuw tot God.
“Als ik nu bij de Israëlieten kom en hun zeg:
De God van uw vaderen zendt mij tot u,
en zij vragen: Hoe is zijn naam?
Wat moet ik dan antwoorden?”
Toen sprak God tot Mozes:
“Ik ben die is.”
En ook: “Dit moet gij de Israëlieten zeggen:
De Heer, de God van uw vaderen,
de God van Abraham, de God van Isaäk en de God van Jacob,
zendt mij tot u.
Dit is mijn Naam voor altijd.
Zo moet men Mij aanspreken, alle geslachten door.”

Tweede lezing (1 Kor. 10, 1-6.10-12)
Uit de eerste brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Korinte.
Broeders en zusters,
gij moet goed weten
dat onze vaderen wel allen onder de wolk zijn geweest,
allen door de zee zijn getrokken,
allen zijn zij door wolk en zee in Mozes gedoopt,
allen aten zij hetzelfde geestelijke voedsel,
allen dronken dezelfde geestelijke drank,
– want zij dronken uit de geestelijke rots die met hen meeging
en die rots was de Christus –
maar in de meesten van hen heeft God geen welbehagen gehad;
immers: zij werden neergeveld in de woestijn.
Deze gebeurtenissen zijn een les voor ons
opdat wij niet zoals zij, slechte dingen zouden begeren.
Mort ook niet tegen God, zoals sommigen onder hen:
zij zijn gedood door de verderver.
Wat hun overkwam had een diepe zin
en het werd te boek gesteld als een waarschuwing voor ons,
tot wie het einde der tijden gekomen is.
Daarom, wie meent te staan
moet oppassen dat hij niet valt.
bij.

Evangelie (Lc. 13, 1-9)
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas.
In die tijd waren er bij Jezus enkele mensen
die Hem vertelden wat er gebeurd was met de Galileeërs,
van wie Pilatus het bloed
met dat van hun offerdieren had vermengd.
Daarop zei Jezus:
“Denkt ge, dat onder alle Galileeërs
alleen deze mensen zondaars waren
omdat zij dat lot ondergaan hebben?
Volstrekt niet, zeg Ik u.
Maar als gij u niet bekeert,
zult ge allen op een dergelijke manier omkomen.
Of die achttien die gedood werden
doordat de toren bij de Silóam op hen viel:
denkt ge dat die alleen schuldig waren
onder alle mensen die in Jeruzalem woonden?
Volstrekt niet, zeg Ik u.
Maar als gij niet tot bekering komt,
zult ge allen op eenzelfde wijze omkomen.
” Toen vertelde Hij de volgende gelijkenis:
“Iemand had een vijgenboom die in zijn wijngaard geplant stond.
Hij kwam zoeken of er vrucht aan zat, maar vond niets.
Toen zei hij tot de wijngaardenier:
Al sinds drie jaar kom ik aan deze vijgenboom vruchten zoeken
maar ik vind er geen.
Hak hem om! Waartoe put hij nog de grond uit?
Maar de man gaf hem ten antwoord:
Heer laat hem dit jaar nog staan;
laat mij eerst de grond er omheen omspitten
en er mest op brengen.
Misschien draagt hij het volgend jaar vrucht;
zo niet, dan kunt ge hem omhakken.”

Ons geweten klaagt ons aan. Maar: horen we het nog?


Overweging bij het Collectegebed van de 3e zondag Veertigdagentijd 

Het behoort tot de goede gewoonten in de liturgische vieringen, dat de gelovigen de gebeden van de Kerk, door de priester uitgesproken, met het ‘Amen’ bekrachtigen en besluiten. Amen betekent: Zo zij het, ik zeg ja op dit gebed, ik maak het mij eigen.
Dit kan voor sommigen wel eens moeilijk zijn. Als we kijken naar de inhoud van het Collectegebed,  dat tegelijk de oratie van het Getijdengebed van de derde zondag van de Vasten is, bidt de priester namens de gelovigen: ‘(…) inclinamur conscientia nostra’, we gaan onder onze fouten gebukt, met andere woorden: ons geweten klaagt ons aan. Is dat werkelijk zo? Niet ieder christen voelt zich ieder moment een zondaar. En niet in iedere H. Mis klaagt ons geweten ons aan. Hoe dan ’ja’ en ‘amen’ zeggen op deze oratie?
Missale Romanum, 1970
Deus, omnium misericordiarum et totius bonitatis auctor,
qui peccatorum remedia
in ieiuniis, orationibus et eleemosynis demonstrasti,
hanc humilitatis nostræ confessionem propitius intuere,
ut, qui inclinamur conscientia nostra,
tua semper misericordia sublevemur.
Nederlandse vertaling, 1979
God, alle goedheid en barmhartigheid vindt haar oorsprong in U:
Gij leert ons dat vasten, gebed en vrijgevigheid middelen tegen de zonde zijn.
Zie genadig naar ons, zwakke mensen, die onze schuld belijden;
onder onze fouten gaan wij gebukt,
maar wil ons in uw barmhartigheid telkens weer oprichten.

Er zijn twee mogelijkheden: enerzijds kunnen we deze oratie van de Kerk heel bewust tot God richten mèt en voor degenen die dit werkelijk aangaat, want wellicht zijn het niet weinigen die hun zondigheid als een drukkende last beleven alsook de aanklacht van hun geweten. Mèt en voor hen kunnen we God vragen om bevrijding uit deze nood. Het is overbodig te zeggen dat we onszelf daarbij ten zeerste in acht moeten nemen voor elke zelfgerechtigheid.
De andere mogelijkheid is dat wij ons zelf, ondanks ons ‘goed geweten’ óók met een dergelijk gebed kunnen identificeren. Met de apostel Paulus kunnen we zeggen: “Al ben ik mij van niets bewust, daarom ga ik nog niet vrijuit”( 1 Kor 4,4). De bidder in het Oude Testament roept al tot God: “Spreek mij vrij van schuld, waarvan ik me niet bewust ben” (Ps 19, 13). Ook wie niet door zijn geweten wordt aangeklaagd, weet goed dat hij geen heilige is. Ons geweten bespeurt best wat in een van de morgengebeden van de Kerk wordt geformuleerd: “Blik diep in mijn hart en bezie mijn hele leven: nog veel kwaad ligt diep in mij verborgen, wat slechts uw licht aan het licht kan brengen”. Aan veel wat niet goed was willen we niet graag herinnerd worden en verdringen we maar het liefst. En hoeveel goed, dat we hadden kunnen doen en hadden moeten doen, hebben we nagelaten… De zonden, die Jezus, volgens  Mattheus 25, 41-46, oordeelt, zijn vooral zonden van verzuim (“Want Ik had dorst en gij hebt Mij niet te drinken gegeven” – Mt 25, 42b) ). De zonden van nalatigheid worden juist gemakkelijk over het hoofd gezien.
Uiteindelijk komt het neer op de vraag: Waaraan of op Wie oriënteer ik mijn geweten?  Laat ik het opvoeden en vormen door het woord van God dat tot ons komt en wordt uitgelegd binnen de geloofsovertuiging van de Kerk?
De stem van God leren we horen en begrijpen, wanneer we ons openen voor Hem. Dat zegt mijn verstand en als ik mijn geweten ernstig neem, zal het me niet zwaar vallen mij tegenover God en de Kerk als zondaar te bekennen. En dit gemakkelijker naar de mate ik dieper van de barmhartigheid en goedheid van God overtuigd ben. God heeft zich ons als zondaars aangetrokken en laat ons niet vallen.
Wanneer de oratie van de derde Vastenzondag over ons geweten spreekt, attendeert het ons op een kostbare gave. Ons geweten is als een kompas dat ons laat weten of de richting juist is. De oratie geeft ook de mogelijkheid aan van een koerscorrectie als we zijn vastgelopen. Vasten, gebed en aalmoezen zijn bijbelse middelen, die vergeving en genezing beloven en ons van ongewenste bindingen aan de zonde kunnen bevrijden. Deze oeroude middelen brengen in- en uitwendige vrede en bewerken dat leven met God en voor de mensen opnieuw als rijkdom wordt ervaren.
Gewetensonderzoek is een goede oefening voor de nederigheid.
Dikwijls komen daarbij zaken aan het licht die ons doen vrezen of ons de moed ontnemen. Als we slap zijn in onze houding of ons geloof, zal de duivel, die oude vijand van onze zielen, de “vader van de leugen” ons rauw confronteren met onze lelijkheid en ons aanzetten alle hoop te laten varen nog een goed moreel leven te kunnen leiden, of in het uiterste geval, gered te worden.
Of, minder dramatisch vlak, we kunnen ook slap zijn in onze voornemens voor de Veertigdagentijd waarbij één enkele dag een vrije val naar beneden kan veroorzaken zodat we de vlag strijken en opgeven.
Daarom is de “vastendiscipline” zo belangrijk.
Door gedisciplineerd vast te houden aan een voornemen ook al breekt het ons nog zo op, leren we onze begeerten te besturen, ons geweten te onderzoeken, boete te doen en het “vlees” te laten ondervinden wat deugd is.
In combinatie met zelftucht (discipline) zullen erkenning van zonden en tekorten ons doen “buigen”, om met ootmoedig vertrouwen een beroep te doen op de barmhartigheid van Christus die de prijs voor onze verlossing heeft betaald.

zaterdag 15 maart 2025

When the Eternal Breaks Through - Bishop Barron Sunday Sermon - 2Q-C

Lezingen H. Mis 2e zondag van de veertigdagentijd, jaar C - Zij zagen zijn heerlijkheid.


 Eerste lezing
: Gen. 15, 5-12.17-18

In die dagen leidde God Abram naar buiten en zei:

“Kijk naar de hemel en tel de sterren, als ge kunt.”

En Hij verzekerde hem:

“Zo talrijk wordt uw nageslacht.”

Abram geloofde de Heer en deze rekende hem dat

als gerechtigheid aan.

Toen zei God tot hem:

“Ik ben de Heer, die u uit Ur in Chaldea heb geleid

om u dit land in bezit te geven.”

Abram vroeg:

“Heer God, hoe kan ik weten dat ik het inderdaad zal krijgen?”

Hij zei tot hem:

“Haal een driejarige koe, een driejarige bok,

een driejarige ram, een tortel en een jonge duif.”

Abram haalde dit alles, sneed de dieren middendoor,

en legde de stukken tegenover elkaar;

alleen de vogels sneed hij niet door.

Er kwamen roofvogels op de dode dieren af,

maar Abram joeg ze weg.

Bij zonsondergang viel Abram in een diepe slaap;

hevige angst en duisternis overviel hem.

Toen de zon was ondergegaan,

en het helemaal donker was geworden,

zag Abram een rokende oven en een vurige fakkel

die tussen de stukken doorging.

Op die dag sloot de Heer een verbond met Abram.

Hij zei:

“Aan uw nakomelingen schenk Ik dit land,

vanaf de beek van Egypte tot aan de grote rivier, de Eufraat.”


Tweede lezing: Fil. 3, 17-4, 1 of 3, 20-4, 1

Broeders en zusters,

( Volgt mij na en houdt hen voor ogen

die zich gedragen naar het voorbeeld dat ik u gegeven heb.

Want ik heb er u al vaak over gesproken

en moet het nu onder tranen herhalen:

velen leiden een leven dat hen indeelt

bij de vijanden van Christus’ kruis.

Zij zijn op weg naar de ondergang,

hun buik is hun God,

in hun schande stellen zij hun eer,

zij hebben hun zinnen gezet op het aardse.

Maar) ons vaderland is in de hemel

en uit de hemel verwachten wij onze verlosser,

de Heer Jezus Christus.

Hij zal ons armzalig lichaam herscheppen

en het gelijkvormig maken aan zijn verheerlijkt lichaam,

met dezelfde kracht

die Hem in staat stelt het heelal aan zich te onderwerpen.

Daarom, mijn beminde broeders en zusters, naar wie ik zo verlang,

mijn vreugde en mijn kroon,

houdt aldus stand in de Heer, mijn geliefden.


Evangelie: Lc. 9, 28b-36

In die tijd nam Jezus

Petrus, Johannes en Jacobus met zich mee

en besteeg de berg Tabor om er te bidden.

Terwijl Hij in gebed was veranderde zijn gelaat van aanblik

en werden zijn kleren verblindend wit.

En zie, twee mannen waren met Hem in gesprek;

het waren Mozes en Elia

die in heerlijkheid verschenen waren,

en zij spraken over zijn heengaan

dat Hij in Jeruzalem zou voltrekken.

Petrus en zijn metgezellen waren intussen door slaap overmand.

Klaar wakker geworden zagen zij zijn heerlijkheid

en de twee mannen die bij Hem stonden.

Toen dezen van Hem heen wilde gaan zei Petrus tot Jezus:

“Meester, het is goed dat wij hier zijn.

Laten wij drie tenten bouwen,

een voor U, een voor Mozes en een voor Elia.”

Maar hij wist niet wat hij zei.

Terwijl hij zo sprak, kwam er een wolk die hen overschaduwde.

Toen de wolk hen omhulde, werden zij door vrees bevangen.

Uit de wolk klonk een stem die sprak:

“Dit is mijn Zoon, de Uitverkorene,

luistert naar Hem.”

Terwijl de stem weerklonk

bemerkten zij dat Jezus alleen was.

Zij zwegen erover

en verhaalden in die tijd aan niemand iets

van wat zij gezien hadden.


Twee Thabormeditaties op de Zondag van de Gedaanteverandering van de Heer Tweede zondag van de Veertigdagentijd "Schitterend als de zon".


Tweede zondag van de Veertigdagentijd:
ZONDAG VAN DE GEDAANTEVERANDERING VAN DE HEER
Twee Thabormeditaties


Van de berg Thabor naar Calvarië
“Elias en Mozes verschenen hen. Zij onderhielden zich met Jezus; zij verschenen in heerlijkheid en spraken over zijn heengaan dat Hij in Jeruzalem zou voltrekken. Terwijl zij zo spraken kwam er een wolk die hen overschaduwde. Uit de wolk riep hen een stem toe: Dit is mijn geliefde Zoon, luistert naar Hem!” (cf Mc 9,4; 9,6 ss.; Lc 9,31 ss.)
Waarom spraken Mozes en Elias op dit vreugdevolle moment over het lijden van Jezus? Het antwoord is: “God zendt ons zijn vertroostingen opdat we worden gesterkt voor het lijden dat ons wacht”. Vanaf de Thaborberg zullen we met des te grotere kracht de Calvarieberg kunnen opgaan. Bevinden we ons echter op de Calvarieberg, dan bemoedigt ons de ervaring van de Thaborberg. Zo heeft immers Christus ook tijdens zijn lijden aan de heerlijkheid gedacht. Ten overstaan van de Hoge Raad sprak Hij van zijn terugkeer in pracht en heerlijkheid, tegenover Pilatus sprak Hij over zijn koninkrijk, aan het kruis verzekerde Hij de goede moordenaar: “Nog heden zult je met Mij zijn in het Paradijs”. Thabor en Calvarië liggen dicht bij elkaar. Boven beide bergen staat de goedheid van God, boven beide de eeuwige vreugde.
Hoe heeft deze vreugde de apostel Petrus op de Thaborberg geraakt? “Meester”, riep hij, “het is goed hier te zijn, laat ons hier drie tenten bouwen, voor U een, voor Mozes een en voor Elias een” (Mc 9,5).
Welke vreugde moet wel tintelend door Uw heiligen in de hemel stromen, wanneer slechts een enkele straal de heilige Petrus van zijn stuk bracht. Nauwelijks waren de leerlingen uitgesproken, of een lichtende wolk bedekte hen en klonk er een stem uit de hemel. De eeuwige Vader bevestigde zo het getuigenis dat Hij Jezus reeds bij zijn Doopsel had gegeven. Hier wordt tegelijk geopenbaard dat de aanneming tot kind van God met het doopsel begint en met de verheerlijking wordt voltooid.
Ik dank U,  hemelse Vader, dat U mij uw eniggeboren Zoon als Leraar hebt gegeven.
U zegt mij naar Hem te luisteren. Wil mij uw Geest schenken om steeds dieper in zijn leer door te dringen, zijn woorden te begrijpen, en wat het belangrijkste is, ze in daden om te zetten. Amen.

Schitterend als de zon
“Zijn gelaat schitterde als de zon en zijn kleren glansden als het licht” (Mt 17,3). De Verlosser liet op de berg Thabor toe, dat de goddelijke heerlijkheid van zijn ziel, die Hij altijd had verborgen, zijn lichaam doorstraalde. Zijn gelaat was als vuur en zijn kleren waren wit als sneeuw. Zo werd de belofte vervuld die Hij zijn apostelen had gedaan: “Voorwaar, Ik zeg u: Van hen die hier aanwezig zijn zullen sommigen de dood niet ervaren, voordat zij de Mensenzoon in zijn koninklijke macht zien komen” (cf Mk 9,1).
Mijn ziel, Hem die u bemint, straalt als de zon “onder duizenden is Hij te kennen. Als goud is zijn hoofd, als kostbaar goud” (Hooglied 10). Hij was immers de schoonste onder de kinderen der mensen. Verheug u over zijn glorie, bewonder zijn pracht, bemin zijn kracht en vind in Hem uw welgevallen. Dank Hem in diepe deemoed, omdat Hij die zichzelf ontdeed van alle heerlijkheid, het bitterste lijden op zich nam om u in de heerlijkheid van God binnen te voeren. 
Barmhartige Verlosser, of U zich nu in heerlijkheid openbaart of in diepste armoede, of in macht of in onmacht, altijd is uw liefde dezelfde liefde. Hetzelfde geldt ook voor het lijden en de vreugde die U ons overzendt. In vreugdevolle tijden ervaren we de voorsmaak van de beloofde vergelding, in lijden zien wij ons uitgenodigd en aangespoord uw voorbeeld te volgen, om de zielen van onze medemensen en ook onze eigen ziel voor de eeuwige pijn te bewaren. Heel mijn roem, liefdevolle Verlosser, moet gelegen zijn in de navolging van U, met inbegrip van de vernederingen van uw sterfelijk leven. Wanneer U mij de eer schenkt, verborgen voor de wereld voor U ootmoedig en vergeten hier te leven, wil ik daarmee tevreden zijn, zoals de heilige  Petrus op de berg Thabor. Met hem wil ik zeggen: “Heer, het is goed hier te zijn!” (Mt 17,4).

Overweging: Samen met God de bergen en dalen van ons leven tegemoet treden. (2Q-C)


Het zal voor velen van ons heel herkenbaar zijn dat onze stemming nog wel eens wisselt. Lang niet altijd kunnen we aanwijzen waar hem dat in zit. Het ene moment voel je je tevreden en het volgende moment maakt zich een bedrukt gevoel van je meester. Met verbazing bemerken we dit.

Soms maakt het ons zelfs van streek. Het is vaak een onbegrijpelijk en grillig gebeuren waar we geen greep op lijken te hebben. Dit maakt ons regelmatig boos en we gaan proberen dat eerdere gevoel terug te laten komen.

Eigenlijk willen we alleen maar leven met een goed gevoel. We willen tevreden, opgewekt, enthousiast en gelukkig zijn, maar niet bezorgd, bang, down, somber en chagrijnig. En zo vechten we tegen deze gevoelens. Dit is bij voorbaat al een heilloze strijd, het wordt alleen maar erger.

Dit doet me denken aan Petrus als hij met Christus op de berg der verheerlijking is en getuige mag zijn van een geweldig schouwspel.

Volgens het evangelie zegt Petrus : ´Heer, het is goed, dat wij hier zijn ; indien Gij het wilt, zal ik hier drie tenten opslaan´.

Petrus wilde dat goede moment vasthouden, het onder een stukje tentzeil vangen. Ook hij moest leren dat je niet op een berg kunt blijven, dat je hoogtepunten niet kunt vasthouden, maar dat je de berg af moet, het dal weer in.

Het leven bestaat uit bergen en dalen en ook uit aangename en minder aangename gevoelens. Ze wisselen elkaar af en horen allemaal bij ons als mens. De kunst van het leven is ook te kunnen leven met gevoelens als somberheid, neerslachtigheid, matheid en dergelijke. Het is geen verdienste om een dag door te komen waarop we ons goed voelen, maar het is een kunst als we een dag doorkomen waarop we ons down voelen.

In Mattheus staat dat Petrus samen met Jezus de berg afdaalde. Daarin ligt een stukje kracht dat ook wij tot onze beschikking hebben: samen met God de bergen en dalen van ons leven tegemoet treden. We zullen ook de mindere gevoelens accepteren die we hebben in ons leven en we mogen ons gesteund weten door Gods liefdevolle aanwezigheid en nabijheid.

 

zondag 9 maart 2025

Three Questions to Ask Yourself During Lent - Bishop Barron Sunday Sermon (V1-C)

Introitus Invocabit me - Eerste Zondag Veertigdagentijd Gregoriaans

Lezingen H. Mis 1e zondag van de veertigdagentijd, jaar C - Gij zult de Heer, uw God, niet op de proef stellen.

Eerste lezing (Deut. 26, 4-10)
Uit het boek Deuteronomium.
In die dagen sprak Mozes tot het volk:
“De priester zal de korf met de eerste veldvruchten
van u aannemen
en hem plaatsen voor het altaar van de Heer, uw God.
Dan moet gij staande voor de Heer, uw God, zeggen:
Mijn vader was een zwervende Arameër.
Hij is met een klein aantal mensen naar Egypte gegaan.
Maar terwijl hij daar als vreemdeling verbleef,
is hij een groot, machtig en talrijk volk geworden.
Toen de Egyptenaren ons slecht behandelden,
ons verdrukten en ons harde slavenarbeid oplegden,
hebben wij tot de Heer, de God van onze vaderen geroepen.
En de Heer heeft ons verhoord en zich onze vernedering,
ons zwoegen en onze verdrukking aangetrokken.
Hij heeft ons uit Egypte geleid met sterke hand,
met opgeheven arm,
onder grote verschrikkingen, tekenen en wonderen.
Hij heeft ons naar deze plaats gebracht
en ons dit land geschonken,
een land van melk en honing.
Daarom breng ik nu de eerste vruchten van de grond,
die Gij,
de Heer, mij heeft geschonken.”
En Mozes voegde eraan toe:
“Dan moet ge die voor de Heer uw God neerleggen
en u voor Hem neerbuigen.”

Tweede lezing (Rom. 10, 8-13)
Uit de brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Rome.
Broeders en zusters,
dit zegt de Schrift:
“Het woord is vlak bij,
het is in uw mond,
het is in uw hart,”
het woord namelijk van het geloof dat wij verkondigen.
Want als uw mond belijdt dat Jezus de Heer is,
en als uw hart gelooft
dat God Hem van de doden heeft opgewekt,
zult gij gered worden.
Het geloof van uw hart brengt de gerechtigheid
en de belijdenis van uw mond brengt het heil.
Zo zegt de Schrift:
“Niemand die in Hem gelooft zal worden teleurgesteld.”
Er bestaat geen verschil tussen Jood en heiden.
Zij hebben allen dezelfde Heer,
rijk aan gaven voor allen die Hem aanroepen.
Want alwie de naam van de Heer aanroept
zal gered worden.

Evangelie (Lc. 4, 1-13)
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas.
In die tijd ging Jezus, vervuld van de heilige Geest,
weg van de Jordaan.
Hij werd door de Geest naar de woestijn gevoerd,
waar Hij veertig dagen verbleef
en door de duivel op de proef werd gesteld.
Gedurende die dagen at Hij niets
en toen ze voorbij waren kreeg Hij honger.
De duivel zei tot Hem:
“Als Gij de Zoon van God zijt,
beveel dan aan die steen daar dat hij in brood verandert.”
Jezus gaf hem ten antwoord:
“Er staat geschreven:
De mens leeft niet van brood alleen.”
Daarop voerde de duivel Hem omhoog
en toonde Hem in een oogwenk alle koninkrijken der wereld.
En de duivel sprak tot Hem:
“Ik zal U alle macht geven over deze heerlijke gebieden
want ze zijn mij geschonken,
en ik geef ze aan wie ik wil.
Als Gij dus in aanbidding voor mij neervalt,
zal dat alles van U zijn.”
Toen antwoordde Jezus hem:
“Er staat geschreven:
de Heer uw God zult gij aanbidden en Hem alleen dienen.”
Daarna bracht de duivel Hem naar Jeruzalem,
plaatste Hem op de bovenbouw van een tempelpoort
en sprak tot Hem:
“Als Gij de Zoon van God zijt,
werp U dan vanaf deze plaats naar beneden;
want er staat geschreven:
Aan zijn engelen zal Hij omtrent U het bevel geven
U te beschermen
en zij zullen U op de handen nemen
opdat Ge uw voet niet zult stoten aan een steen.”
Maar Jezus gaf hem ten antwoord:
“Er is gezegd: Gij zult de Heer, uw God, niet op de proef
stellen.”
Toen gaf de duivel al zijn pogingen om Hem te verleiden op
en hij verwijderde zich van Hem tot de vastgestelde tijd.

zaterdag 1 maart 2025

The Revolution of the Resurrection - Bishop Barron Sunday Sermon (8C)

Overweging op Carnavalszondag - Wie van binnen wijs is, spreekt wijze woorden.

 


Zetel der wijsheid

In deze dagen vieren mensen carnaval. Maar carnaval duurt slechts een paar dagen. Op Aswoensdag is de pret voorbij en dan begint het gewone leven weer. Dan moet je voorzichtig zijn met iedereen te vertellen, wat je op je hart hebt. Twee spreekwoorden zeggen : ´Horen, zien en zwijgen´ en ´Spreken is zilver, maar zwijgen is goud´.

Wij nuchterlingen, laten niet gauw het achterste van onze tong zien, wij houden niet van opscheppers. ´Doe maar gewoon´, zeggen wij dan.

Zwijgen als een graf is ook niet zaligmakend.

Hoe kan een mens spreken om zelf tot haar of zijn recht te komen en ook anderen in hun recht te laten ?

De Bijbel geeft ons advies over het menselijk spreken. Wij worden in dat wijze boek opgeroepen onszelf te beluisteren. Dat kán heel pijnlijk en onthullend voor ons zijn, maar ook zeer leerzaam !

Daar zijn allereerst de babbelaars en kletskousen, die alle laatste nieuwtjes rondbazuinen. Dan volgen roddelaars, kwaadsprekers en lasteraars die anderen kwetsen en verdacht maken. Dan komen de vleiers en huichelaars die zichzelf mooier voordoen dan zij in werkelijkheid zijn en niet te vergeten de fantasten en leugenaars die hun eigen hersenspinsels voor waar aanzien.

Goddánk zijn er ook nog sprekers voor wie de waarheid heilig is, mensen die recht door zee gaan en eerlijk vertellen wat er in hen leeft. Dat zijn de mensen die spreken over waar hun hart vol van is. Daarom boezemen zij bij anderen vertrouwen in. Er wordt echt naar hen geluisterd. Je weet wat je aan hen hebt.

Het spreken van de mens is de uiting van wat er binnen in hem leeft.

Spreken is de buitenkant van ons innerlijk. Wie van binnen wijs is, spreekt wijze woorden, maar wie van binnen dom is, kraamt ook domme taal uit.

Een mens die wijze woorden spreekt is iemand die door vallen en opstaan zichzelf heeft leren kennen, die de betrekkelijkheid van deze wereld ontdekt heeft. Hij is een waarachtig mens die ondanks alle tegenslag en teleurstelling blijft vasthouden aan menselijke waarden die in zijn hart verborgen liggen. Hij laat zich leiden door de stem van zijn geweten.

Een wijze was ook de apostel Paulus die schrijft : ´spreken is voor mij getuigen van Christus die verrezen is´. Niet de harde wet die uitloopt op de dood, maar zijn geloof in en hoop op Christus was de inspiratie van zijn hart en van zijn woorden.

Mogen wij Hem daarin navolgen.

Lezingen H. Mis 8e zondag door het jaar C Haal eerst die balk uit uw eigen oog, dan zult ge scherp genoeg zien om de splinter te kunnen verwijderen die in het oog van uw broeder zit.

Eerste lezing (Sir. 27,4-7)
Uit het boek Ecclesiasticus.
Als men de zeef schudt, blijft het kaf. En in het spreken ontdekt men het boze van de mens. Het werk van de pottenbakker wordt beproefd door de oven, en de mens door wat hij zegt in het gesprek. Aan de vruchten van de boom erkent men de boomgaard, en aan de woorden van de mens zijn gezindheid. Prijs daarom geen mens vóórdat hij gesproken heeft, want eerst op grond daarvan kan men een mens beoordelen.

Tweede lezing (1 Kor. 15,54-58)
Uit de eerste brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Korinte.
Broeders en zusters, wanneer het vergankelijke met onvergankelijkheid is gekleed en het sterfelijke met onsterfelijkheid, dan zal het woord van de Schrift in vervulling gaan: “De dood is verslonden, de zege is behaald! Dood, waar is uw overwinning? Dood, waar is uw angel?” De angel van de dood is de zonde en de kracht van de zonde is de wet. Maar God zij gedankt, die ons de overwinning geeft door Jezus Christus, onze Heer. Daarom geliefde broeders en zusters, weest standvastig en onwankelbaar en gaat altijd voort met het werk des Heren; gij weet toch dat uw inspanning, dank zij Hem, niet vergeefs is.

Evangelie (Lc. 6,39-45)
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas.
In die tijd hield Jezus zijn leerlingen deze gelijkenis voor: “Kan soms de ene blinde de andere leiden? Vallen dan niet beiden in de kuil? De leerling staat niet boven zijn meester; maar hij zal ten volle gevormd zijn als hij is gelijk zijn meester. Waarom kijkt ge naar de splinter in het oog van uw broeder en waarom slaat ge geen acht op de balk in uw eigen oog? Hoe kunt ge tot uw broeder zeggen: Broeder, laat mij de splinter uit uw oog halen, terwijl ge de balk in uw eigen oog niet opmerkt? Huichelaar, haal eerst die balk uit uw eigen oog, dan zult ge scherp genoeg zien om de splinter te kunnen verwijderen die in het oog van uw broeder zit. Er bestaat geen goede boom die zieke vruchten voortbrengt en evenmin een zieke boom die goede vruchten voortbrengt. Een boom immers kent men aan zijn vruchten; men plukt geen vijgen van dorens, men oogst geen druiven van een braamstruik. Een goed mens brengt het goede te voorschijn uit de schat van goedheid in zijn hart; maar een slechte brengt het slechte te voorschijn uit zijn schat van slechtheid; want waar het hart van vol is, daar loopt de mond van over.”


Introitus Dominica VIII per annum FACTUS EST DOMINUS, Protector meus - Gregoriaans Chant

zondag 23 februari 2025

Give Expecting Nothing Back - Bishop Barron Sunday Sermon (7C)

Lezingen H. Mis 7e zondag door het jaar C Weest barmhartig zoals uw Vader barmhartig is.

Eerste lezing (1 Sam. 26,2.7-9.12-13.22-23)
Uit het eerste boek Samuël.
In die dagen begaf Saul zich met drieduizend uitgelezen Israëlieten op weg naar de woestijn van Zif om David daar te zoeken. David en Abisaï kwamen in de nacht bij het leger aan en daar lag Saul in het wagenkamp te slapen. Zijn lans stond bij zijn hoofdeinde in de grond gestoken. Abner en zijn mannen lagen in een kring om hem heen. Toen zei Abisaï tot David: “Nu levert God uw vijand aan u over. Laat mij hem met zijn eigen lans aan de grond priemen! Eén stoot en hij is er geweest!” Maar David zei tot Abisaï: “Neen, dood hem niet! Wie slaat ongestraft de hand aan de gezalfde van de Heer?” David nam toen de lans en de waterkruik weg van het hoofdeinde van Saul en zij trokken zich terug. Niemand zag het, niemand merkte iets, niemand werd wakker; iedereen sliep door, want de Heer had hen in een diepe slaap gedompeld. Toen David aan de overkant gekomen was, ging hij ver weg op een berg staan, zodat er een grote afstand tussen hen was. Hij riep Saul en zei: “Koning, hier is uw lans, laat een van uw mannen hem maar komen halen. De Heer zal ieders rechtschapenheid en trouw vergelden, de Heer had u vandaag aan mij overgeleverd, maar ik heb de hand niet willen slaan aan zijn gezalfde.”

Tweede lezing (1 Kor. 15,45-49)
Uit de eerste brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Korinte.
Broeders en zusters, de eerste mens, Adam werd een levend wezen. De laatste Adam werd een levendmakende Geest. Maar het geestelijke komt niet het eerst; het natuurlijke gaat vooraf, daarna komt het geestelijke. De eerste mens, uit de aarde genomen, is aarde; de tweede is uit de hemel. Zoals de eerste mens van aarde, zo zijn alle aardse mensen, zoals de hemelse Mens, zo zullen alle hemelsen zijn. En gelijk wij het beeld van de aardse mens hebben gedragen zo zullen wij ook het beeld dragen van de hemelse Mens.

Evangelie (Lc. 6,27-38)
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas.
In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: “Tot u die naar Mij luistert zeg Ik: Bemint uw vijanden, doet wel aan die u haten, zegent hen die u vervloeken en bidt voor hen die u mishandelen. Als iemand u op de ene wang slaat keer hem ook de andere toe; en als iemand uw bovenkleed van u afneemt belet hem niet ook uw onderkleed te nemen. Geef aan ieder die u iets vraagt, en als iemand wegneemt wat u toebehoort eis het niet terug. Zoals gij wilt dat de mensen u behandelen, moet gij ook hen behandelen. Als ge bemint wie u beminnen, wat voor recht op dank hebt ge dan? Ook de zondaars beminnen wie hen liefhebben. Als gij weldoet aan wie u weldaden bewijzen, wat voor recht op dank hebt ge dan? Dat doen de zondaars ook. Als gij leent aan hen van wie ge hoopt terug te krijgen, wat voor recht op dank hebt ge dan? Ook de zondaars lenen aan zondaars met de bedoeling evenveel terug te krijgen. Neen, bemint uw vijanden, doet goed en leent uit zonder er op te rekenen iets terug te krijgen. Dan zal uw loon groot zijn, dan zult ge kinderen zijn van de Allerhoogste, die immers ook goed is voor de ondankbaren en slechten. Weest barmhartig zoals uw Vader barmhartig is. Oordeelt niet, dan zult ge niet geoordeeld worden. Veroordeelt niet, dan zult ge niet veroordeeld worden. Spreekt vrij en gij zult vrijgesproken worden. Geeft en u zal gegeven worden: een goede, gestampte, geschudde en overlopende maat zal men u in de schoot storten. De maat die gij gebruikt zal men ook voor u gebruiken.”

dinsdag 18 februari 2025

Van de kloosterfotograaf: Buizerd bekijkt omgeving in een boom bij het klooster

 


Overweging 6e zondag door het jaar (C) - Open durven staan voor Gods rijkdom



Volgens de Bijbel komen mensen er slecht van af wanneer zij zich afkeren van de levende Heer. Dan zijn zij een kale struik, staan zij in dorre woestijngrond, in onvruchtbaar gebied ; armoe troef !

Jeremia tekent ons ook uit op zijn best. Wanneer je op de Heer vertrouwt, ben je als een boom aan een rivier, met wortels tot in het water. Je hebt geen last van de hitte, je blad blijft groen. En in een tijd van droogte, deert en doet het je niets, je blijft toch vrucht dragen ; rijkdom te over !

Diezelfde armoede en rijkdom beluisteren wij in een brief van Paulus.  Met eigen woorden gezegd : als wij niet durven geloven dat er een opstanding van de doden bestaat, dan zijn wij de beklagenswaardigste van alle mensen. Dan is het miserabel met ons gesteld, armoe troef.

Maar durven wij geloven dat ook wij tot opstanding en verrijzenis zijn bestemd, dan is dat een rijkdom die grensoverschrijdend is, en ons op de been houdt, in beweging, in leven houdt, van dag tot dag, rijkdom te over.

Wat duidelijk wordt in de lezingen van vandaag, is : de liefdevolle God kijkt allereerst naar het hart van de mens, naar zijn binnenkant. Wat voor  Hem belangrijk is, heeft te maken met de grondhouding vanwaaruit een mens leeft.

Dúrf je ook te geloven in de eigen opstanding en verrijzenis, hier en nu, daar en later ?

Dúrven wij nu, voor dit leven hier, en voor dat toekomstig leven hierna, op God en zijn blijde boodschap onze hoop te vestigen ?

Als gelovige mensen, opgenomen in het rijk van de liefdevolle God, mogen wij in ons leven voortdurend kiezen voor een geestelijke levensinhoud : armoe troef óf rijkdom te over.

Het woord ´troef´ komt vooral in het kaartspelen voor. Het gaat daarbij om een kaart van een bepaalde soort of kleur, welke, hoger, belangrijker is dan een andere kaart of kleur. We zeggen dan ook : ik heb alle troeven in handen, ik speel een hoge troef uit, ik speel mijn laatste troef.

De hoogste troef die wij, mensen voor God kunnen uitspelen is, om open durven te staan voor Gods rijkdom. Voor die troefkaart in ons leven heeft, als ik dat zo zeggen mag, God een zwak. Als wij díe troefkaart naar God uitspelen, die kaart van menselijke ontvankelijkheid en afhankelijkheid, dan bekennen wij kleur voor God.

Dan zijn wij niet beklagenswaardig, maar rijk. Dan zijn wij in de ogen van God, zalig, gelukkig, opspringend van vreugde, want geweldig is ons loon.

zondag 16 februari 2025

Place Your Heart in God - Bishop Barron Sunday Sermon (6C)

Lezingen H. Mis 6e zondag door het jaar C Zalig zijt gij, die arm zijt

Eerste lezing (Jer. 17,5-8)
Uit de Profeet Jeremia.
Dit zegt de Heer: “Vervloekt is hij die op mensen vertrouwt, die bouwt op een schepsel en zich afkeert van de Heer. Hij is een kale struik in de steppe, nooit ziet hij regen; hij staat in dorre woestijngrond, in een onvruchtbaar gebied, waar niemand woont.
Gezegend is hij die op de Heer vertrouwt, en zich veilig weet bij hem. Hij is als een boom die aan een rivier staat en wortels heeft tot in het water. Hij heeft geen last van de hitte, zijn blad blijft groen.

Tweede lezing (1 Kor. 15,12.16-20)
Uit de eerste brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Korinte.
Broeders en zusters, als wij verkondigen dat Christus uit de doden is opgewekt, hoe kunnen dan sommigen onder u beweren dat er geen opstanding van de doden bestaat? Want als de doden niet verrijzen is ook Christus niet verrezen, en als Christus niet is verrezen is uw geloof waardeloos en zijt gij nog in uw zonden. Dan zijn ook zij die in Christus ontslapen zijn verloren. Indien wij enkel voor dit leven onze hoop op Christus hebben gevestigd zijn wij de beklagenswaardigste van alle mensen. Maar zo is het niet! Christus is opgewekt uit de doden als eersteling van hen die ontslapen zijn.

Evangelie (Lc. 6,17.20-26)
In die tijd daalde Jezus samen met de twaalf van de berg af. Hij bleef staan op een vlak terrein. Daar bevond zich een talrijke groep van zijn leerlingen en een grote volksmenigte uit heel het Joodse land, uit Jeruzalem en uit het kustland Tyrus en Sidon. Hij sloeg nu zijn ogen op, keek zijn leerlingen aan en sprak: “Zalig gij die arm zijt, want aan u behoort het Rijk Gods. Zalig die nu honger lijdt, want gij zult verzadigd worden. Zalig die nu weent, want gij zult lachen. Zalig zijt gij wanneer omwille van de Mensenzoon de mensen u haten, wanneer zij u uitstoten en u beschimpen en uw naam uit de samenleving bannen als iets verfoeilijks. Als die dag komt, springt dan op van blijdschap, want groot is uw loon in de hemel. Op dezelfde manier behandelden hun voorvaders de profeten. Maar wee u, rijken, want wat u vertroost hebt ge al ontvangen. Wee u, die nu verzadigd zijt, want ge zult honger lijden. Wee u, die nu lacht, want ge zult klagen en wenen. Wee u, wanneer alle mensen met lof over u spreken, want hun voorvaderen deden hetzelfde met de valse profeten.”

zondag 9 februari 2025

Graced Sinners on Mission - Bishop Barron Sunday Sermon -Fifth Sunday Ordinary Time

Lezingen H. Mis 5e zondag door het jaar C “Wees niet bevreesd, voortaan zult ge mensen vangen"

Eerste lezing (Jes. 6,1-2a.3-8)
Uit de Profeet Jesaja.
In het sterfjaar van koning Uzziahu zag ik de Heer, gezeten op een hoge en verheven troon: zijn sleep bedekte heel de vloer van de tempel. Hij was omgeven met serafs; elk had zes vleugels, en ze riepen elkaar toe: “Heilig, heilig, heilig, de Heer der hemelse machten! Heel de aarde is vol van zijn glorie!” Het luide roepen deed de drempels schudden in hun voegen en het heiligdom stond vol rook. Toen riep ik: “Wee mij, ik ben verloren! Want ik ben een mens met onreine lippen, en toch hebben mijn ogen de Koning, de Heer der hemelse machten, gezien!” Maar een van de serafs vloog naar mij toe met een gloeiende kool die hij met een tang van het altaar genomen had; hij raakte mijn mond daarmee aan en sprak: “Nu dit uw lippen aangeraakt heeft zijn uw zonden verdwenen, uw misstappen vergeven.” Daarop hoorde ik de Heer spreken: “Wie moet ik zenden? Wie zal voor ons gaan?” En ik antwoordde: “Hier ben ik, zend mij!”

Tweede lezing (1 Kor. 15,1-11)
Uit de eerste brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Korinte.
Broeders en zusters, ik vestig uw aandacht op het evangelie dat ik u heb verkondigd, dat gij hebt ontvangen, waarop gij gegrondvest zijt en waardoor gij ook gered wordt, indien ge er tenminste aan vasthoudt in de vorm waarin ik het u verkondigd heb, anders zoudt gij tevergeefs gelovig geworden zijn. In de eerste plaats dan heb ik u overgeleverd wat ik ook zelf als overlevering heb ontvangen, namelijk dat Christus gestorven is voor onze zonden, volgens de Schriften en dat Hij begraven is, en dat Hij is opgestaan op de derde dag, volgens de Schriften, en dat Hij verschenen is aan Kefas en daarna aan de Twaalf. Vervolgens is Hij verschenen aan meer dan vijfhonderd broeders tegelijk, van wie de meesten nog in leven zijn, hoewel sommigen zijn gestorven. Vervolgens is Hij verschenen aan Jakobus, daarna aan alle apostelen. En het laatst van allen is Hij ook verschenen aan mij, de misgeboorte. Ja ik ben de minste van de apostelen, niet waard apostel te heten, want ik heb Gods kerk vervolgd. Maar door de genade van God ben ik wat ik ben en zijn genade aan mij is niet vergeefs geweest. Ik heb harder gewerkt dan alle anderen, niet ik, maar de genade van God met mij. Maar of zij het nu zijn of ik, dát hebt gij geloofd.

Evangelie (Lc. 5,1-11)
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas.
Op zekere dag stond Jezus aan de oever van het meer van Gennesaret, terwijl de mensen op Hem aandrongen om het woord Gods te horen. Hij zag nu twee boten liggen aan de oever van het meer; de vissers waren eruit gegaan en spoelden hun netten. Hij stapte in een van de boten, die van Simon, en vroeg hem een eindje van wal te steken. Hij ging zitten en vanuit de boot vervolgde Hij zijn onderricht aan het volk. Toen Hij zijn toespraak had geëindigd zei Hij tot Simon: “Vaar nu naar het diepe en gooi uw netten uit voor de vangst.” Simon antwoordde: “Meester, de hele nacht hebben we gezwoegd zonder iets te vangen; maar op uw woord zal ik de netten uitgooien.” Ze deden het en vingen zulk een massa vissen in hun netten dat deze dreigden te scheuren. Daarom wenkten ze hun maats in de andere boot om hen te komen helpen. Toen die gekomen waren vulden zij de beide boten tot zinkens toe. Bij het zien daarvan viel Simon Petrus Jezus te voet en zei: “Heer, ga van mij weg want ik ben een zondig mens.” Ontzetting had zich meester gemaakt van hem en van allen die bij hem waren, vanwege de vangst die ze gedaan hadden. Zo verging het ook Jakobus en Johannes, de zonen van Zebedeüs, die met Simon samenwerkten. Jezus echter sprak tot Simon: “Wees niet bevreesd, voortaan zult ge mensen vangen.” Ze brachten de boten aan land en lieten alles achter om Hem te volgen.

zaterdag 8 februari 2025

Film Sister Bakhita (Rai TV) Engels - Very worth seeing!

 Zie deze link: https://archive.org/details/Bakhita

This is the deeply moving story of the Sudanese saint Bakhita. Being kidnapped at age 6, she suffered every imaginable abuse as a slave from age 6 to 20.

Despite her destiny, Bakhita manged to stay free of hatred and revengeful thoughts. More, she succeeded in transforming the hearts and minds of those who dispised, mistreated, tortured and slandered her. 

The movie is thrilling and touching from the first minute to the last. Very worth seeing!