zondag 15 juni 2025

The Theology of the Trinity - Bishop Barron's Sunday Sermon

Collectegebed Eerste zondag na Pinksteren - Heilige Drieëenheid - "In macht en majesteit te aanbidden"



Collectegebed Eerste zondag na Pinksteren

Heilige Drieëenheid

Vandaag belijden we ons vast geloof in de leer van de H. Drieëenheid, het vaste fundament van de christelijke waarheid en het meest geheimnisvolle van alle dogma’s.

Binnen de cyclus van het kerkelijk jaar heeft dit feest een passende plaats: na de Hemelvaart van de Zoon naar de Vader, de Komst van de H.Geest met Pinksteren en de zondag daarna de H. Drieëenheid. Toen de Apostelen met Pinksteren de H. Geest hadden ontvangen, begonnen zij te prediken en te dopen, volgens het bevel, dat Christus hun had gegeven, toen Hij tot hen sprak: “Gaat dan en onderwijst alle volken, en doopt hen in de Naam van de Vader, en de Zoon en de Heilige Geest, en leert hen onderhouden alles wat Ik u bevolen heb” (Mt 28,19). Het feest van de H. Drievuldigheid volgt dus heel logisch onmiddellijk op het Pinksterfeest.

God de Vader heeft ons door de Zoon geschapen die ons heeft verlost en ons juist door de openbaring van de Vader en diens liefde, voor onszelf duidelijk heeft gemaakt (cf Gaudium et Spes, 220). God de Heilige Geest heiligt ons in Christus’ Kerk zodat wij mogen delen in het trinitaire leven van Vader, Zoon en Heilige Geest, nu en in de toekomst.

Collectegebed

Latijn (Missale Romanum 1970)

Deus Pater, qui, Verbum veritatis et Spiritum sanctificationis mittens in mundum,
admirabile mysterium tuum hominibus declarasti,
da nobis, in confessione verae fidei,
aeternae gloriam Trinitatis agnoscere,
et Unitatem adorare in potentia maiestatis.


Nederlands Altaarmissaal - 1979
God onze Vader,
Gij hebt het Woord der waarheid en de Geest die heilig maakt, in de wereld gezonden om aan de mensen het verheven mysterie van uw Godheid te openbaren.
Geef dat wij het ware geloof belijden door de glorie van de eeuwige Drievuldigheid te erkennen en door haar eenheid in macht en majesteit te aanbidden.

Meer letterlijke vertaling
God en Vader, die door het Woord der waarheid en de Geest van heiliging in de wereld te zenden uw wonderbaar mysterie aan de mensen bekend hebt gemaakt,
geef dat wij in de belijdenis van het ware geloof, de glorie van de eeuwige Drieëenheid erkennen en de Eenheid in de macht van uw majesteit aanbidden.

L i t u r g i s c h e  a n t e c e d e n t e n
In de vroege Kerk was er geen aparte dag voor de Allerheiligste Drieëenheid, maar ter bestrijding van de ariaanse ketterij kwamen er geloofsbelijdenissen en ook een officieformulier voor de zondag met cantica, responsories, een prefatie en hymnen. In het Sacramentarium Gregorianum Vetus (9e eeuw) staan gebeden en een prefatie van de H. Drieëenheid. In 920 stelde bisschop Stephanus van Luik een afzonderlijk feest in ter ere van de H. Drieëenheid en paus Johannes XXII (+ 1334) breidde dit feest uit tot de universele Kerk, te vieren op de 1e zondag na Pinksteren. Deze dag werd verhoogd tot de waardigheid van een feest 1e klas door paus Pius X (+ 1914). In de Novus Ordo kreeg het de rang van sollemnitas.

Het collectegebed is een centonisatie – een mettertijd steeds verder uitgebreide verfraaiing – van divers materiaal: tekstfragmenten uit de collecte van het Romeinse Missaal 1962 en van elders, en mogelijk een nieuwe compositie. De opmerkelijke formulering admirabile mysterium werd reeds gebruikt om de leer over de H. Drieëenheid uit te drukken in de Gesta collationis Carthaginiensis habitæ inter Catholicos et Donatistas… de verhandelingen van het Concilie van juni 411 te Carthago waaraan katholieke en Donatistische bisschoppen deelnamen. Sint Augustinus van Hippo (+ 430) speelde een belangrijke rol bij deze conferentie. Dit en de formulering confessio veræ fidei suggereren dat deze oratie, ofschoon een nieuwe compositie, wezenlijk is gebaseerd op Augustinus’ werk De Trinitate, het eerste grote tractaat op het terrein van de systematische theologie in het Latijn, en dat verrast niet.

In het collectegebed treedt allereerst de directe anaklese van God als Vader in het oog, in een betrekkelijke lange bijzin gevolgd door een memoreren van twee fundamentele heilsfeiten waarin de Vader zijn heilswil openbaart en voltrekt. Het “tribue nobis” of een “quæsumus” dat men zou kunnen verwachten in de oratie als opmaat naar de eigenlijke vraag ontbreekt hier. De eigenlijke tweeledige bede omvat –direct verbonden met de belijdenis van het ware geloof – de erkenning en aanbidding van de Drieëne God in zijn macht en majesteit.

Er weerklinken voorts echo’s van de openbaringen (epiphanieën) van de H. Drieëenheid zoals die zijn beschreven in de H. Schrift: bij het doopsel van Jezus door Johannes in de Jordaan toen de H. Geest als een duif verscheen en de stem van de Vader werd gehoord (cf Lc 3) en toen Jezus van gedaante veranderde voor de ogen van Petrus, Johannes en Jacobus (cf Mt 17). God “maakte bekend, openbaarde, manifesteerde, toonde, verkondigde in het openbaar” (declarasti, een verkorte vorm van declaravisti, van declaro) het wonderbaarlijk mysterie (admirabile mysterium) dat Hij is Drie in Eén, een Drieëenheid van goddelijke Personen, God de Vader, God het Woord van Waarheid, God de Geest van heiliging, één ondeelbare God.

Waarachtig christelijk geloof (vera fides) veronderstelt noodzakelijkerwijs dat wij erkennen (agnoscere – “ons eigen maken, bekendmaken, toestaan, toelaten, toegeven dat iets iemands eigendom is, erkennen, herkennen, accepteren, toegeven te zijn) dat God is Drie-Een, Eén God met één goddelijke natuur, in een volmaakte eenheid van drie verschillende Goddelijke Personen. Mensen kunnen door zelf te redeneren bij deze waarheid uitkomen, zoals Neoplatoonse filosofen in het klassieke Griekenland. Maar alleen door de genade van het geloof kunnen wij dit mysterie belijden (confiteor) op authentiek christelijke wijze. Hoe redeneringen en intellect ook trachten deze Waarheid te benaderen, de Openbaring en de genade van het geloof zijn noodzakelijk om de rede aan te vullen.

In het collectegebed aanbidden wij de gloria Trinitatis, de maiestas Unitatis. Zij bezitten “kracht/macht” (potentia). Het concept maiestas is in de geschriften van de Latijnse Vaders verweven met het begrip gloria. Bij vroege Latijnse Vader zoals de H. Hilarius van Poitiers (+368), de H. Ambrosius (+ 397) en in vroege liturgische teksten betekenen maiestas /gloria veel meer dan eenvoudig “schittering”, “glans”, “faam”, “éclat”. De Latijnse liturgische begrippen gloria en maiestas zijn gerelateerd aan het bijbels Griekse doxa en het Hebreeuwse kabod.

“Glorie” en “majesteit” drukken vanuit menselijk perspectief de erkenning van God als God uit en wijzen ook op die machtige goddelijke karakteristiek die God met ons wil delen en waardoor Hij ons wil omvormen. “Glorie” en “majesteit” roepen in onze liturgische gebeden gezien deze eschatologische, onvoorstelbare betekenis de Laatste Werkelijkheid op.

De glorierijke heerlijkheid waartoe God ons omvormt en waarin wij in de hemel ten volle mogen delen is voorafgebeeld in de ontmoetingen van Mozes met God, toen Hij in de wolk (Hebreeuws: shekina) op de Tent van samenkomst neerdaalde. Na deze ontmoetingen schitterde het gelaat van Mozes zó stralend als de zon, dat hij de glans met een sluier moest bedekken.

Laten we met ontzag en eerbied uitzien naar de gave die ons wacht, als we tenminste sterven als vrienden van God. We zullen niet langer zien in een wazige spiegel en tastend zoeken naar God, maar zullen dan oog in oog staan (cf 1Kor 13,12) met het Mysterie van de H. Drieëenheid, Vader, Zoon en Heilige Geest.

Moge de Heilige Drieëenheid ons, anticiperend, alle genade geven reeds nu te mogen delen in de goddelijke glorie. Moge deze band van liefde en waarheid met de Drieëne God ook te herkennen zijn in de manier waarop we met onze naasten omgaan en in de huiver waarmee we de Drieëne God mogen en moeten aanbidden.

Lectio divina lingua latina Liturgia Horarum Ad Officium lectionis Sanctissimæ Trinitatis sollemnitas


  

Lectio altera

Ex Epístolis sancti Athanásii epíscopi
(Ep. 1 ad Serapionem, 28-30: PG 26, 594-595. 599)


Tweede lezing

Uit de Brieven van de H. Athanasius, bisschop
(Ep. 1 ad Serapionem, 28-30: PG 26, 594-595. 599)

Licht, glans en genade in de Drieëenheid en dóór de Drieëenheid

Het zal niet zonder nut zijn de oude traditie, de leer en het geloof van de katholieke Kerk te onderzoeken, die de Heer heeft overgeleverd, die de Apostelen hebben gepreekt en die de Vaders hebben bewaard. Want daarop is de Kerk gegrondvest. Als iemand dáár ontrouw aan wordt, kan hij om geen reden nog langer christen zijn of genoemd worden.

Derhalve is de Drieëenheid heilig en volmaakt, die in de Vader en de Zoon en de heilige Geest wordt erkend. Zij bezit niets wat haar vreemd is of wat van buiten haar komt. Zij bestaat niet uit Schepper en schepsel, maar bezit de volle macht om te scheppen en te vormen; ook gelijkt Zij alleen op Zichzelf en is enig in haar natuur, één ook in haar kracht en haar werking. Want de Vader doet alles door het Woord in de Heilige Geest, en op die wijze wordt de eenheid van de Drieëenheid bewaard. Zo wordt er in de Kerk één God verkondigd, die is boven alles en door alles en in alles. Boven alles namelijk als Vader, als Beginsel en Bron, door alles, namelijk door zijn Woord, en tenslotte in alles, in zijn Heilige Geest.

Als de heilige Paulus aan de Korinthiërs schrijft over geestelijke onderwerpen, brengt hij alles terug tot de ene God en Vader als tot het Hoofd, en zegt dat op deze manier: Er is verscheidenheid van genadegaven, maar het is dezelfde Geest. Er is verscheidenheid in de uitingen van kracht, maar het is dezelfde God, die alles in allen tot stand brengt.

Want wat de Geest aan elkeen schenkt, komt van de Vader door middel van zijn Woord. Alles toch, wat van de Vader is, is ook van de Zoon. Vandaar, hetgeen door de Zoon in de Geest wordt geschonken, waarlijk gaven zijn van de Vader. En zo ook, als de Geest in ons is, is ook het Woord, van Wie wij die Geest ontvangen, in ons, en in het Woord is ook de Vader, en zo wordt dus gezegd: Wij, Ik en de Vader, zullen komen en ons verblijf bij hem nemen. Want waar het licht is, daar is ook de glans ervan; en waar die glans is, daar is tegelijk zijn uitwerking en de glanzende genade.

Ditzelfde leert Paulus in zijn Tweede Brief aan de Korinthiërs met deze woorden: De genade van onze Heer Jezus Christus, de liefde van God en de gemeenschap van de Heilige Geest zij met u allen. Want de genade en de gave, die in de Drieëenheid wordt gegeven, wordt door de Vader gegeven dóór de Zoon in de Heilige Geest. Want zoals uit de Vader door de Zoon genade wordt gegeven, zo kan er in ons geen mededeling van die gave zijn dan in de Heilige Geest. Als wij dus aan deze Geest deelachtig zijn, bezitten wij ook de liefde van de Vader, de genade van de Zoon en de mededeling van diezelfde Geest.





Prefatie Hoogfeest H. Drieëenheid zondag na Pinksteren

Heilige Vader, machtige eeuwige God,
om recht te doen aan uw heerlijkheid,
om heil en genezing te vinden,
zullen wij U danken, altijd en overal.

Met uw veelgeliefde Zoon en met de Heilige Geest
zijt Gij één God en onze enige Heer.
Wat wij weten en geloven van U, Vader,
dat weten en geloven wij ook van uw Zoon en van de Heilige Geest.
En wij belijden dat Gij God zijt,
eeuwig, waarachtig en trouw,
Gij, drie Personen, even goddelijk voor ons en even groot,
o heilige Drieëenheid,
Gij één van hart, één God die wij aanbidden.
En ook de Engelen aanbidden U,
de Cherubs voor uw troon, de Serafijnen,
zij roepen dag aan dag,
als uit één mond:

Sanctus, Sanctus, Sanctus!

zaterdag 14 juni 2025

De heiligverklaring van Liduina op 14 maart1890 na eeuwenlange verering na haar dood(1433) in de volksmond


Al tijdens haar leven trok Liduina veel vereerders aan en beschouwde men haar als heilig. Dat ging door na haar dood op 14 april 1433

Het duurde nog tot het eind van de 19e eeuw voordat de reeds vele eeuwen bestaande heiligheid van Liduina werd erkend. Dat gebeurde op 14 maart 1890 door paus Leo XIII, de zogenaamde 'Confirmatio Cultus'. 

Vanaf dat moment mocht Liduina ook officieel als heilige worden vereerd

Het is gebruikelijk om de feestdag van een heilige te vieren op diens sterfdag want dat is zijn of haar geboortedag in de hemel. 14 april valt echter heel vaak in de Goede Week of in de week na Pasen en dan kunnen er geen gedachtenissen van heiligen worden gevierd. Het feest van de H. Liduina werd daarom in 1974 verplaatst naar 14 juni op de Romeinse Kalender, de datum waarop haar relieken vanuit België weer naar Nederland teruggebracht werden (tijdens de Reformatie was heiligen-verering verboden en werden de relieken van Liduina in 1615 heimelijk naar de Zuidelijke Nederlanden, nu België, overgebracht).

Lange tijd werd door de parochie in Schiedam het Liduinafeest gevierd op de tweede zondag na Pasen. In de loop der jaren is de datum waarop het feest in de Liduinabasiliek gevierd werd, diverse malen gewijzigd. In 2025 is het feest en de processie op zondag 5 oktober. Het streven is om dit in 2026 op de zondag tussen Hemelvaart en Pinksteren te organiseren.

Liduina is de patrones van de zieken en beschermheilige van de stad Schiedam en van de Basiliek in Schiedam die naar haar is genoemd,

Vindplaats: Liduinabasiliek.nl 

Liturgia Horarum H. Lidwina "Wanneer in mijn hart de zorgen mij drukken, dan beurt uw vertroosting mij op"

Uit het leven van de maagd Lidwina door Thomas van Kempen († 1471)

Tijdens haar langdurig lijden ontving zij in rijke mate goddelijke vertroosting.

‘Wanneer in mijn hart de zorgen mij drukken, dan beurt uw vertroosting mij op’ (Ps. 94 (93), 19). Deze uitspraak van de heilige Schrift is op ondubbelzinnige wijze letterlijk door God vervuld in deze heilige maagd, in Lidewiges (Lidwina), die Hij eerst met allerlei lichamelijk en geestelijk lijden overstelpte om haar te louteren, maar die Hij later te midden van haar vele pijnen en kwalen bezocht om haar telkens weer te vertroosten en te verblijden.
Toen er ongeveer drie of vier jaren voorbij waren sinds het begin van haar ziekte, was zij nog ongeduldig onder Gods kastijding en nog niet uit eigen beweging onderworpen aan God, door wie toch niets op aarde zonder reden geschiedt. Wanneer zij haar vriendinnen die haar kwamen bezoeken, gezond en vrolijk zag, terwijl zij zelf zwaar ziek was, verlangde zij er meer naar samen met de anderen gezond te zijn van lijf en leden, dan innerlijk gelukkig te zijn door de deugd van geduld. En omdat zij nog geen smaak had in het geestelijke en niet wist wat God het meest behaagde, klaagde zij soms en treurde zij vaak over haar lijden. Dan weende zij zulke bittere tranen dat zij door niemand getroost wilde worden.
Toen nu haar biechtvader, de heer Johannes Pot, die gewoon was haar tweemaal per jaar de heilige communie te brengen, haar kwam bezoeken, trachtte hij met zijn troostende woorden haar te bewegen voortaan haar tranen te bedwingen en haar droefheid te matigen. Daarom gaf hij haar de goede raad zich welbewust aan Gods wil over te geven en zich toe te leggen op de overweging van het lijden des Heren, en hij verzekerde haar dat zij hierdoor gemakkelijk goede troost zou ontvangen. Zij vroeg de priester dus hoe zij deze vrome oefening moest verrichten en leerde van hem een methode voor deze heilzame overweging. Maar toen zij er niet onmiddellijk baat bij vond - want zij proefde niet terstond honing uit de rots of wonderbaar brood - voelde zij tegenzin opkomen en wierp zij als bittere alsem weg, wat zij in haar hart had opgenomen maar wat nog niet diep was geworteld.
Toen evenwel deze priester er sterker op aandrong en haar krachtiger aanspoorde zich geweld aan te doen om door te gaan met wat zij begonnen was en haar tegenzin te overwinnen, liet zij zich door die goede raadgevingen leiden en gaf zij gewillig gehoor aan hetgeen haar biechtvader haar zei. Nadat zij zich tenslotte met grote inspanning de goede gewoonte had eigen gemaakt over God te mediteren, schonk dit haar na verloop van tijd zoveel troost dat zij gaarne verklaarde zich volmaakt te willen verloochenen. Want als zij door het bidden van één Weesgegroet haar algehele genezing zou kunnen verkrijgen, zou zij dit toch niet doen of wensen.
Ongetwijfeld was deze verandering te danken aan de Allerhoogste zelf die zijn hand naar de behoeftige uitstak en haar, tijdens haar langdurig lijden, ’s nachts vertroostte op haar ziekbed. Want aangetrokken en verlokt door de verborgen zoetheid van ’s Heren lijden, overwoog zij dag en nacht op gezette tijden het lijdensverhaal in zeven gedeelten, overeenkomstig het getal van de kerkelijke getijden. Hierin vond zij het verborgen manna, en zij werd met vreugde over zoveel zoetheid vervuld. En het was alsof niet zijzelf, maar Christus - wiens lijden zij overwoog - verdroeg wat zij tot dan toe zelf had geleden. Toen kon zij, door de Geest onderwezen, uit eigen ervaring met de profeet Jesaja zeggen: ‘Waarlijk, Gij zijt een verborgen God’ (Jes. 45, 15) en luide zijn woorden herhalen: ‘Iedere nacht verlang ik naar U; ik hunker naar U met heel mijn ziel. Voor U waak ik vanaf de vroege morgen’ (Jes. 26, 9).

H. Liduina van Schiedam, maagd en mystica H. Liduina en de H. Eucharistie'

14 juni 2017
Feest van de H. Liduina van Schiedam, maagd en mystica
H. Liduina en de H. Eucharistie'
 Schilderij uit de reeks van Jan Dunselman (ca. 1890) in de Schiedamse basiliek van de
H. Liduina en O.L. Vrouw van de Rozenkrans,
voorstellende een van Liduina's eucharistisch visioenen.

 “Er waren er, die van haar ziekbed stil en in zichzelf gekeerd weggingen. Zij dachten na over het mysterie van lijden en kwaad. Zij begonnen iets te zien van de rampspoeden, waarmee de Kerk geteisterd werd en getuigden: “Hier is de vinger Gods”.
Er waren er ook die zich niet ontzagen haar ruw en hard en ongevoelig tegen te spreken en, hetzij in haar gezicht, hetzij achter haar rug te mompelen: : Gij zijt een kleine slimme bedriegster, doch wij laten ons niet beetnemen. Beken het maar: gij eet in het geheim. Wilt gij ons wijsmaken, dat gij zonder voedsel leeft?”
Anderen, minder harteloos, spraken vergoelijkend: “Neen, een bedriegster is zij niet. Zij is geestelijk ziek; ze misleidt zichzelf. Haar ouders, die eenvoudige mensen, hebben dat niet door. Zij maakt zich wat wijs, zij beeldt zich wonderen en visioenen in”.
Maar met haar klaar en nuchter verstand doorzag zij de mensen.
“Waarom zou ik niet eten?” vroeg zij hun. “Eten is toch geen zonde en voor zover ik weet, is niet-eten geen heldendaad”.
“Dus gij eet niet? Goed, wij geloven U. Gij eet niet, lijdt vreselijke pijnen, slaapt niet en gij blijft leven! Dan zijt gij door de duivel bezeten. Roep een priester. Vraag hem, dat hij de duivel in u bezweert”.
Slechts weinigen gaven zich voor het wonder gewonnen en erkenden, dat een slachtoffer voor
de zonden van de wereld door de bovennatuurlijke kracht Gods op wonderbare wijze leed, om de zonden van de mensen te boeten en Gods barmhartigheid af te smeken.

Het geheim van de Konings [Christus] mocht zij niet bekend maken. Zij moest het bewaren in haar hart. Doch het behaagde de Koning zelf het geheim te openbaren op Zijn tijd.
Het stadsbestuur stelde een onderzoek in en liet Liduina maandenlang bewaken. In een officiële oorkonde, met het stadszegel gemerkt, deed het mededeling van zijn bevindingen. Dit stuk bevestigt, dat Liduina, die niet at en niet sliep, in een rottend lichaam een aangename geur verspreidde.”

Uit: J.B.W.M. Möller, pr.
Sint Liduina van Schiedam in de mystiek en in haar tijd( ’s Gravenhage, 1948)
Gebaseerd op o.a. de hagiografie van de H. Liduina van Schiedam door Jan Brugman OFM [ca 1400-Nijmegen, 1473].




Het boek van Johannes Brugman, in 1498 gedrukt te Schiedam

Liduinabasiliek Schiedam: Eerste Liduinaprocessie sinds reformatie - 2015

zondag 8 juni 2025

Lezingen H. Mis Pinksteren

Eerste lezing (Hand. 2,1-11)
Uit de Handelingen van de Apostelen.
Toen de dag van Pinksteren aanbrak, waren allen bijeen op dezelfde plaats. Plotseling kwam uit de hemel een gedruis alsof er een hevige wind opstak en heel het huis waar zij gezeten waren, was er vol van. Er verscheen hun iets dat op vuur geleek en dat zich, in tongen verdeeld, op ieder van hen neerzette. Zij werden allen vervuld van de heilige Geest en zij begonnen te spreken in vreemde talen, naargelang de Geest hun te vertolken gaf. Nu woonden er in Jeruzalem Joden, vrome mannen, die afkomstig waren uit alle volkeren onder de hemel. Toen dat geluid ontstond, liepen die te hoop en tot hun verbazing hoorde iedereen hen spreken in zijn taal. Zij waren buiten zichzelf en zeiden vol verwondering: “Maar zijn al die daar spreken dan geen Galileeërs? Hoe komt het dan dat ieder van ons hen hoort spreken in zijn eigen moedertaal? Parten, Meden en Elamieten, bewoners van Mesopotamië, van Judea en Kappadocië, van Pontus en Asia, van Frygië en Pamfylië, Egypte en het gebied van Libië bij Cyrene, de Romeinen die hier verblijven, Joden zowel als proselieten, Kretenzen en Arabieren, wij horen hen in onze eigen taal spreken van Gods grote daden.”

Tweede lezing (1 Kor. 12,3b-7.12-13)
Uit de eerste brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Korinte.
Broeders en zusters, niemand die zegt: “Jezus is vervloekt” staat onder invloed van de geest van God; en niemand kan zeggen: “Jezus is de Heer” tenzij door de heilige Geest. Er zijn verschillende gaven, maar slechts één Geest. Er zijn vele vormen van dienstverlening, maar slechts één Heer. Er zijn allerlei soorten werk, maar er is slechts één God, die alles in allen tot stand brengt. Maar aan ieder van ons wordt de openbaring van de Geest meegedeeld tot welzijn van allen. Het menselijk lichaam vormt met zijn vele ledematen één geheel; alle ledematen, hoe vele ook, maken te zamen één lichaam uit. Zo is het ook met de Christus. Wij allen, Joden en Grieken, slaven en vrijen, zijn immers in de kracht van één en dezelfde Geest door de doop één enkel lichaam geworden en allen werden wij gedrenkt met één Geest.

Evangelie (Joh. 20, 19-23)
In de avond van de eerste dag van de week, toen de deuren van de verblijfplaats der leerlingen gesloten waren uit vrees voor de Joden, kwam Jezus binnen, ging in hun midden staan en zei: “Vrede zij u.” Na dit gezegd te hebben, toonde Hij hun zijn handen en zijn zijde. De leerlingen waren vervuld van vreugde toen zij de Heer zagen. Nogmaals zei Jezus tot hen: “Vrede zij u. Zoals de Vader Mij gezonden heeft, zo zend Ik u.” Na deze worden blies Hij over hen en zei: “Ontvangt de heilige Geest. Als gij iemand zonden vergeeft, dan zijn ze vergeven, en als gij ze niet vergeeft, zijn ze niet vergeven.”


The Fruit of the Spirit - Bishop Barron's Sunday Sermon

Zalig Pinksteren! - “Per Te sciamus da Patrem” (Door U de Vader mogen kennen)


“Per Te sciamus da Patrem”

Geef dat wij door U de Vader mogen kennen
En de Zoon mogen begrijpen;
En dat wij steeds geloven dat
Gij de Geest zijt van Hen beiden.

De zusters van de Priorij Thabor wensen U een Zalig Pinksteren.

Veni Sancte Spiritus (Pentecost, Sequence)

zondag 1 juni 2025

Vandaag 16.00u Concertante muziek in de Basiliek


 

Seated at the Right Hand of the Father - Bishop Barron's Sunday Sermon 7PC

Lezingen H. Mis 7e zondag van Pasen, jaar C "opdat zij allen één mogen zijn zoals Gij, Vader in Mij en Ik in U"

Eerste lezing (Hand. 7, 55-60)
Uit de Handelingen der Apostelen.
In die dagen staarde Stefanus, vervuld van de heilige Geest, naar de hemel en zag Gods heerlijkheid en Jezus staande aan Gods rechterhand; en hij riep uit: “Ik zie de hemel open en de Mensenzoon staande aan Gods rechterhand.” Maar zij begonnen luidkeels te schreeuwen, stopten hun oren toe en stormden als één man op hem af. Zij sleepten hem buiten de poort en stenigden hem. De getuigen legden hun mantels neer aan de voeten van een jongeman die Paulus heette. Terwijl zij Stefanus stenigden bad hij: “Heer Jezus, ontvang mijn geest.” Toen viel hij op zijn knieën en riep met luide stem: “Heer, reken hun deze zonde niet aan.” Na deze woorden ontsliep hij.

Tweede lezing (Apok. 22, 12-14.16-17.20)
Uit de Openbaring van de heilige apostel Johannes.
Ik, Johannes hoorde een stem, die tot mij sprak: “Zie, Ik kom spoedig, en mijn loon breng Ik mee om ieder te vergelden naar zijn werk. Ik ben de Alfa en de Omega, de Eerste en de Laatste, de Oorsprong en het Einde. Zalig zij die hun kleren rein wassen. Zij zullen recht krijgen op de boom des levens en door de poorten mogen ingaan in de Stad. Ik, Jezus, heb mijn engel gezonden om u deze openbaringen aangaande de kerken bekend te maken. Ik ben de Wortel uit het geslacht van David, de stralende Morgenster. De Geest en de Bruid zeggen: Kom! Laat wie het hoort zeggen: Kom! Wie dorst heeft kome. Wie wil, neme het water des levens, om niet. Hij die dit alles waarborgt, spreekt: Ja, Ik kom spoedig.” Amen. Kom, Heer Jezus!

Evangelie (Joh. 17, 20-26)
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Johannes.
In die tijd sloeg Jezus zijn ogen ten hemel en bad: “Heilige Vader, niet alleen voor hen bid Ik, maar ook voor hen die door hun woord in Mij geloven, opdat zij allen één mogen zijn zoals Gij, Vader in Mij en Ik in U; dat zij ook in Ons mogen zijn opdat de wereld gelove dat Gij Mij gezonden hebt. Ik heb hun de heerlijkheid gegeven die Gij Mij geschonken hebt, opdat zij één zijn zoals Wij één zijn: Ik in hen en Gij in Mij, opdat zij volmaakt één zijn en opdat de wereld zal erkennen, dat Gij Mij hebt gezonden en hen hebt liefgehad zoals Gij Mij hebt liefgehad. Vader, Ik wil dat zij die Gij Mij gegeven hebt met Mij mogen zijn waar Ik ben, opdat zij mijn heerlijkheid mogen aanschouwen, die Gij Mij gegeven hebt daar Gij Mij lief hebt gehad vóór de grondvesting van de wereld. Rechtvaardige Vader, al heeft de wereld U niet erkend, Ik heb U erkend, en dezen hier hebben erkend dat Gij Mij gezonden hebt. Uw naam heb Ik hun geopenbaard en Ik zal dit blijven doen, opdat de liefde waarmee Gij Mij hebt liefgehad in hen moge zijn en Ik in hen.”

Introitus: Exaudi Domine Dominica VII Paschae

donderdag 29 mei 2025

Why Did Jesus Ascend to Heaven? - Bishop Barron's Sunday Sermon

Prefatie I Hemelvaart van Christus



Heilige Vader, machtige eeuwige God,
om recht te doen aan uw heerlijkheid,
om heil en genezing te vinden,
zullen wij U danken, altijd en overal.

Want de Heer Jezus, de Koning der glorie,
de overwinnaar van zonde en dood,
is tot verwondering van de Engelen
naar het hoogste der hemelen opgestegen,
waar hij zetelt als Middelaar tussen God en de mensen,
als Rechter der wereld en Heer van alle machten.

Viri Galilei Introitus Hemelvaart (Gregoriaans)


Lezingen H. Mis (Lectionarium) van de Hemelvaart van de Heer Nadat de Heer Jezus aldus tot hen gesproken had, werd Hij ten hemel opgenomen

Eerste lezing (Hand. 1, 1-11)
Uit de Handelingen der Apostelen.
Mijn eerste boek, Teófilus, heb ik geschreven
over alles wat Jezus gedaan en geleerd heeft
tot aan de dag, waarop Hij zijn opdracht gaf
aan de Apostelen, die Hij door de heilige Geest
had uitgekozen, en waarop Hij ten hemel werd opgenomen.
Na zijn sterven toonde Hij hun met vele bewijzen,
dat Hij in leven was.
Hij verscheen hun gedurende veertig dagen
en sprak met hen over het Rijk Gods.
Terwijl Hij met hen at,
beval Hij hun Jeruzalem niet te verlaten,
maar de belofte van de Vader af te wachten
die, zo zei Hij, gij van Mij vernomen hebt:
“Johannes doopte met water,
maar gij zult over enkele dagen
gedoopt worden met de heilige Geest.”
Terwijl zij eens bijeengekomen waren,
stelden zij Hem de vraag:
“Heer, gaat Gij in deze tijd voor Israël het koninkrijk herstellen?”
Maar Hij gaf hun ten antwoord:
“Het komt u niet toe dag en uur te kennen,
die de Vader in zijn macht heeft vastgesteld.
Maar gij zult kracht ontvangen
van de heilige Geest, die over u komt,
om mijn getuigen te zijn in Jeruzalem,
in geheel Judea en Samaria
en tot het einde der aarde.”
Na deze woorden
werd Hij ten aanschouwen van hen omhooggeheven
en een wolk onttrok Hem aan hun ogen.
Terwijl zij Hem bij zijn hemelvaart gespannen nastaarden,
stonden opeens twee mannen in witte gewaden bij hen die zeiden:
“Mannen van Galilea,
wat staat ge naar de hemel te kijken?
Deze Jezus,
die van u is weggenomen naar de hemel,
zal op dezelfde wijze wederkeren
als gij Hem naar de hemel hebt zien gaan.”

Tweede lezing (Ef. 1, 17-23)
Uit de brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Efese.
Broeders en zusters,
ik smeek de God van onze Heer Jezus Christus,
de Vader der heerlijkheid,
u de Geest te geven van wijsheid en openbaring
om Hem waarachtig te kennen.
Moge Hij uw innerlijk oog verlichten
om te zien, hoe groot de hoop is waartoe Hij u roept,
hoe rijk
de heerlijkheid van zijn erfdeel te midden der heiligen
en hoe overgroot zijn macht is in ons die geloven.
Dezelfde sterkte en kracht heeft Hij betoond in Christus,
toen Hij Hem opwekte uit de dood
en zette aan zijn rechterhand in de hemelen,
hoog boven alle heerschappijen,
machten, krachten en hoogheden
en boven elke naam, die genoemd wordt,
niet alleen in deze maar ook in de toekomstige tijd.
Alles heeft God onder zijn voeten gelegd,
en Hemzelf, verheven boven alles,
heeft Hij als Hoofd gegeven aan de kerk,
die zijn lichaam is,
de volheid van Hem, die het al in alles vervult.

Evangelie (Mc 16, 15-20)
In die tijd, toen Jezus aan de elf verscheen,
sprak Hij tot hen:
“Gaat uit over de hele wereld
en verkondigt het evangelie aan heel de schepping.
Wie gelooft en gedoopt is zal gered worden,
maar wie niet gelooft, zal veroordeeld worden.
En deze tekenen zullen de gelovigen vergezellen:
in mijn Naam zullen ze duivels uitdrijven,
nieuwe talen spreken,
slangen opnemen;
zelfs als ze dodelijk vergif drinken zal het hun geen kwaad doen;
en als ze aan zieken de handen opleggen
zullen dezen genezen zijn.”
Nadat de Heer Jezus aldus tot hen gesproken had, werd Hij ten hemel opgenomen
en Hij zit aan de rechterhand van God.
Maar zij trokken uit om overal te prediken,
en de Heer werkte met hen mee
en schonk kracht aan hun woord
door de tekenen die het vergezelden.

maandag 26 mei 2025

26 mei H. Filippus Neri, priester Verheugt u in de Heer te allen tijde.



Filippus Neri werd in 1515 te Florence geboren. Op latere leeftijd vertrok hij naar Rome en trok zich het lot aan van de jeugd aldaar. Zijn beleving van het evangelie beperkte zich echter niet hiertoe. In zijn bezorgdheid voor zieke armen richtte hij een vereniging op die zich met ziekenbezoek belastte. Priester gewijd in 1551, stichtte hij het oratorium waarin geestelijke lezing, zang en liefdewerken tot de religieuze opdracht behoorden. Filippus was een man van uitzonderlijke naastenliefde en evangelische eenvoud en diende God met grote blijmoedigheid. Hij stierf in 1595.

uit de lezingendienst:

Uit een preek van de heilige Augustinus, bisschop van Hippo († 430)

Verheugt u in de Heer te allen tijde.

De Apostel schrijft ons voor om ons te verheugen, maar in de Heer, niet in de wereld. Want zoals de Schrift zegt: ‘Wie met de wereld bevriend wil zijn, maakt zich tot vijand van God’ (Jak. 4, 4). Zoals echter geen mens twee heren dienen kan, zo kan ook niemand zich tegelijk in de Heer en in de wereld verheugen. Laat dus de vreugde in de Heer de overhand hebben totdat de vreugde in de wereld ten einde gaat. Laat de vreugde in de Heer steeds vermeerderen, en de vreugde in de wereld steeds minder worden totdat die ophoudt. Dat wil niet zeggen dat wij ons niet verheugen mogen terwijl wij in deze wereld zijn, maar dat wij ons al in de Heer verheugen terwijl wij nog in deze wereld zijn.
Maar daar zegt iemand: ik ben in de wereld; dus als ik blij ben, ben ik blij daar waar ik ben. Wat hebben we nu? Omdat ge in de wereld zijt, zijt ge niet in God? Luister naar diezelfde apostel wanneer hij tot de Atheners spreekt, en wanneer hij in de Handelingen van de Apostelen over God en over onze Heer de Schepper zegt: ‘In Hem hebben wij het leven, het bewegen en het zijn’ (Hand. 17, 28). Want wie overal is, waar is Hij niet? Heeft Hij ons niet hiertoe vermaand: ‘Weest onbezorgd. De Heer is nabij!’ (Fil. 4, 5b-6).
Dit is iets groots, dat Hij opgestegen is boven alle hemelen en toch nabij is aan hen die nog op aarde verblijven. Wie is Hij die veraf en nabij is, anders dan Hij die ons zo nabij gekomen is uit barmhartigheid?
Want heel het menselijk geslacht is die mens, die achtergelaten door rovers halfdood op de weg lag, aan wie de priester en de leviet vol minachting voorbijgingen, maar naar wie de Samaritaan, die voorbijkwam, toeging om hem te verzorgen en te helpen.
De Onsterfelijke en Rechtvaardige was ver weg van ons, sterfelijke en zondige mensen, maar Hij daalde naar ons af, zodat Hij die veraf was, ons nabij zou worden.
‘Hij handelt met ons niet zoals wij verdienen, vergeldt ons niet onze schuld’ (Ps. 103 (102), 10), want wij zijn zijn kinderen. Hoe bewijzen wij dat? De enige Zoon is voor ons gestorven, om niet de Enige te blijven. Hij die als de Enige stierf, wilde niet de Enige blijven. Want de enige Zoon van God maakte velen tot kinderen van God. Hij kocht zich broeders en zusters met zijn bloed; zelf verworpen, erkende Hij hen; zelf verkocht, kocht Hij ze los; Hij eerde hen terwijl Hij zelf veracht werd; zelf werd Hij gedood en maakte hen levend.
Dus, broeders en zusters, verheugt u in de Heer, niet in de wereld, dat wil zeggen: verheugt u in de waarheid, niet in de ongerechtigheid, verheugt u in de hoop op de eeuwigheid, niet in de glans der ijdelheid. Dus verheugt u: waar ge ook zijt en hoe lang ge hier ook zult zijn. De Heer is nabij. Weest onbezorgd!


zondag 25 mei 2025

The Holy Spirit Will Teach You Everything - Bishop Barron's Sunday Sermon 6PC

Lezingenofficie Zesde zondag van Pasen Liturgia Horarum Het Woord des levens en het licht van God


Lezingen van het Lezingenofficie


Augustinus leest Paulus, fresco van Benozzo Gozzoli (1420-1497)

Eerste lezing

Uit de Eerste brief van de Apostel Johannes 1,1-10

Het Woord des levens en het licht van God

Wat er was vanaf het begin, wat wij gehoord hebben, wat wij met eigen ogen gezien en aanschouwd hebben, wat onze handen hebben aangeraakt, dat verkondigen wij: het Woord dat leven is. et leven is verschenen, wij hebben het gezien en getuigen ervan, we verkondigen u het eeuwige leven dat bij de Vader was en aan ons verschenen is. Wat wij gezien en gehoord hebben, verkondigen we ook aan u, opdat ook u met ons verbonden bent. En verbonden zijn met ons is verbonden zijn met de Vader en met zijn Zoon Jezus Christus. We schrijven u deze brief om onze vreugde volkomen te maken. Dit is wat wij hem hebben horen verkondigen en wat we u verkondigen: God is licht, er is in hem geen spoor van duisternis.
Als we zeggen dat we met hem verbonden zijn terwijl we onze weg in het duister gaan, liegen we en leven we niet volgens de waarheid. Maar gaan we onze weg in het licht, zoals hijzelf in het licht is, dan zijn we met elkaar verbonden en reinigt het bloed van Jezus, zijn Zoon, ons van alle zonde.
Als we zeggen dat we de zonde niet kennen, misleiden we onszelf en is de waarheid niet in ons. Belijden we onze zonden, dan zal hij, die trouw en rechtvaardig is, ons onze zonden vergeven en ons reinigen van alle kwaad. Als we zeggen dat we nooit gezondigd hebben, maken we hem tot een leugenaar en is zijn woord niet in ons.

Tweede lezing

Uit de Commentaren op de Tweede Brief aan de Korinthiërs van de H. Cyrillus van Alexandrië, bisschop
(Cap. 5, 5 — 6, 2: PG 74, 942-943)

God heeft ons door Christus met zich verzoend en ons de bediening van de verzoening toevertrouwd

Zij, die het onderpand van de Geest bezitten en de hoop op de verrijzenis, en die de toekomstige verwachting reeds als iets tegenwoordigs beschouwen, zeggen, dat zij van nu af niemand meer beoordelen naar het vlees. Want allen zijn wij geestelijk en vreemd aan het vleselijk bederf. Want als de Eniggeborene voor ons oplicht, worden wij in dat Woord zelf, dat alles levend maakt, omgevormd. Zoals wij namelijk in de banden van de dood lagen verstikt, toen de zonde heerste, zo hebben wij het bederf van ons afgeworpen, toen de gerechtigheid van Christus in ons doordrong.

Derhalve leeft niemand meer in het vlees, dat is in de vleselijke zwakheid, waartoe met recht en reden o.a. het bederf gerekend moet worden, als de Apostel eraan toevoegt: Want al hebben wij Christus naar het vlees beoordeeld, thans beoordelen wij Hem zo niet meer. Alsof hij wilde zeggen: Het Woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond, en voor ons aller leven heeft Hij de dood naar vlees het ondergaan, zo hebben wij Hem leren kennen; maar van nu af kennen wij Hem zo niet meer. Want hoewel Hij het vlees behouden heeft – Hij die toch op de derde dag herleefde en bij de Vader verblijft in de hemel – weten wij, dat Hij boven het vlees is uitgestegen: want eenmaal gestorven, sterft Hij niet meer; de dood heeft geen macht meer over Hem. Want dat Hij gestorven is wil zeggen, dat Hij stierf voor de zonde, eens en voorgoed, maar dat Hij leeft, is een leven voor God.

Als Hij zich dan op deze wijze tot voorvechter heeft gemaakt voor ons leven, moeten wij ook zeker zijn voetstappen volgen en worden wij verondersteld niet als in het vlees maar boven het vlees uit te leven. Daarom zegt de H. Paulus zeer terecht: Zo wordt dus wie in Christus is, nieuw geschapen: het oude is voorbij, zie het nieuwe is daar. Want we zijn gerechtvaardigd door het geloof in Christus en de kracht van de vloek is gebroken. Want omdat Hij om ons is verrezen, is de macht van de dood overwonnen. In waarheid en in zijn eigen natuur erkennen wij God, die wij in geest en waarheid vereren, met als Middelaar zijn Zoon, die de hemelse zegeningen van de Vader aan de wereld meedeelt.

Daarom zegt de H. Paulus zo vol wijsheid: Alles is uit God, die zich met ons verzoend heeft door Christus. Want inderdaad is het mysterie van de Menswording, met als gevolg onze vernieuwing, niet buiten de wil van de Vader om. Immers door Christus hebben wij toegang tot Hem gekregen, daar niemand tot de Vader komt, zoals Christus zelf zegt, dan door Hem. Derhalve: Alles is uit God, die ons door Christus met zich verzoende en ons de bediening van die verzoening toevertrouwde.

Lezingen H. Mis 6e zondag van Pasen, jaar C “Als iemand Mij liefheeft zal hij mijn woord onderhouden"

Eerste lezing (Hand. 15, 1-2.22-29)
Uit de Handelingen van de Apostelen.
In die dagen verkondigden enige mensen die van Judea waren gekomen, aan de broeders de leer: “Indien ge u niet naar Mozaïsch gebruik laat besnijden, kunt ge niet gered worden.” Toen hierover onenigheid ontstond en Paulus en Barnabas in een felle woordenwisseling met hen raakten, droeg men Paulus en Barnabas en enkele andere leden van de gemeente op met deze strijdvraag naar de apostelen en oudsten in Jeruzalem te gaan. Deze besloten samen met de hele gemeente enige mannen uit hun midden te kiezen en met Paulus en Barnabas naar Antiochië te sturen: Judas, bijgenaamd Barsabbas en Silas, mannen van aanzien onder de broeders, en hun het volgende schrijven mee te geven: “De apostelen en de oudsten zenden hun broederlijke groet aan de broeders uit de heidenen in Antiochië, Syrië en Cilicië. Daar wij gehoord hebben dat sommigen van ons u door woorden in verwarring hebben gebracht en uw gemoederen hebben verontrust, zonder dat ze van ons enige opdracht hadden gekregen, hebben wij eenstemmig besloten enige mannen uit te kiezen en naar u toe te sturen, in gezelschap van onze dierbare Barnabas en Paulus, mensen die zich geheel en al hebben ingezet voor de naam van onze Heer Jezus Christus. Wij hebben dus Judas en Silas afgevaardigd die ook mondeling hetzelfde zullen overbrengen. De heilige Geest en wij hebben namelijk besloten u geen zwaardere last op te leggen dan het strikt noodzakelijke: namelijk u te onthouden van spijzen die aan afgoden geofferd zijn, van bloed, van verstikt vlees en van ontucht. Als gij uzelf daarvoor in acht neemt zal het u goed gaan. Vaarwel!”

Tweede lezing (Apok. 21, 10-14.22-23)
Uit de Openbaring van de heilige apostel Johannes.
Een engel bracht mij, Johannes in de geest op een zeer hoge berg en toonde mij de heilige Stad, Jeruzalem, terwijl zij van God uit de hemel neerdaalde, stralend van de heerlijkheid Gods; zij schitterde als het kostbaarste gesteente en als kristalheldere jaspis. De Stad was omringd door een zeer hoge muur met twaalf poorten en aan de poorten stonden twaalf engelen; namen waren daarop gegrift, de namen van de twaalf stammen van Israël. Er waren drie poorten op het oosten, drie op het noorden, drie op het zuiden en drie op het westen. En de stadsmuur had twaalf grondstenen en daarop stonden de twaalf namen van de twaalf apostelen van het Lam. Maar een tempel zag ik er niet want God, de Heer, de Albeheerser is haar tempel zoals ook het Lam. En de Stad heeft het licht van zon en maan niet nodig want de luister van God verlicht haar en haar lamp is het Lam.

Evangelie (Joh. 14, 23-29)
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Johannes.
.In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: “Als iemand Mij liefheeft zal hij mijn woord onderhouden; mijn Vader zal hem liefhebben en Wij zullen tot hem komen en verblijf bij hem nemen. Wie Mij niet liefheeft onderhoudt mijn woorden niet; en het woord dat gij hoort is niet van Mij maar van de Vader die Mij gezonden heeft. Dit zeg Ik u terwijl Ik nog bij u ben, maar de Helper, de heilige Geest, die de Vader in mijn Naam zal zenden, Hij zal u alles leren en u alles in herinnering brengen wat Ik u gezegd heb. Vrede laat Ik u na; mijn vrede geef Ik u. Niet zoals de wereld die geeft, geef Ik hem u. Laat uw hart niet verontrust of kleinmoedig worden. Gij hebt Mij horen zeggen: Ik ga heen maar Ik keer tot u terug. Als Gij mij zoudt liefhebben, zoudt gij er blij om zijn dat Ik naar de Vader ga want de Vader is groter dan Ik. Nu, eer het gebeurt, zeg Ik het u, opdat gij, wanneer het gebeurt, zult geloven.”

Introitus Zesde Zondag van Pasen Vocem Jucunditatis

zaterdag 17 mei 2025

The Love That Jesus Commands - Bishop Barron's Sunday Sermon - VPC

Lectio divina lingua latina Liturgia Horarum Dominica V Paschæ Christus est dies


Ad Officium lectionis


Lectio altera

Ex Sermónibus sancti Máximi Taurinénsis epíscopi
(Sermo 53, 1-2. 4: CCL 23, 214-216)

Christus est dies

Per resurrectiónem Christi aperítur tártarum, per neóphytos Ecclésiæ innovátur terra, cælum per Sanctum Spíritum reserátur; apértum enim tártarum reddit mórtuos, innováta terra gérminat resurgéntes, cælum reserátum súscipit ascendéntes.

Dénique ascéndit latro in paradísum, sanctórum córpora ingrediúntur in sanctam civitátem, ad vivos mórtui revertúntur; et proféctu quodam in resurrectióne Christi ad altióra cuncta eleménta se tollunt.

Tártarum quos habet reddit ad súperos, terra quos sépelit mittit ad cælum, cælum quos súscipit repræséntat ad Dóminum; et una eadémque operatióne Salvatóris pássio élevat de imis, súscitat de terrénis, cóllocat in excélsis.

Resurréctio enim Christi defúnctis est vita, peccatóribus vénia, sanctis est glória. Omnem ergo creatúram ad festivitátem resurrectiónis Christi prophéta sanctus invítat; ait enim exsultándum in hac die quam fecit Dóminus et lætándum.

Lux Christi dies est sine nocte, dies sine fine. Quod autem iste dies Christus sit, Apóstolus dicit: Nox præcéssit, dies autem appropinquávit. Præcéssit, inquit, nox, non séquitur, ut intéllegas, superveniénte Christi lúmine, diáboli ténebras effugári et peccatórum obscúra non súbsequi; et iugi splendóre prætéritas calígines depélli, subrepéntia delícta prohibéri.

Ipse est enim dies Fílius, cui Pater dies divinitátis suæ erúctat arcánum. Ipse, inquam, est dies, qui ait per Salomónem: Ego feci ut orirétur in cælo lumen indefíciens.

Sicut ergo diem cæli nox omníno non séquitur, ita et Christi iustítiam peccatórum ténebræ non sequúntur. Semper enim dies cæli splendet, lucet et fulget, neque áliqua potest obscuritáte conclúdi; ita et lumen Christi semper micat, rádiat, corúscat, nec áliqua potest delictórum calígine comprehéndi, unde ait evangelísta Ioánnes: Et lux in ténebris lucet, et ténebræ eam non comprehendérunt.

Igitur, fratres, omnes in hac die sancta exsultáre debémus. Nullus se a commúni lætítia peccatórum consciéntia súbtrahat, nullus a públicis votis delictórum sárcina revocétur! Quamvis enim peccátor, in hac die de indulgéntia non debet desperáre; est enim prærogatíva non parva. Si enim latro paradísum méruit, cur non mereátur véniam christiánus?

Tweede lezing

Uit de preken van de H. Maximus van Turijn, bisschop.
(Sermo 53, 1-2. 4: CCL 23, 214-216)

Christus is de dag

Door de verrijzenis van Christus wordt de onderwereld geopend, door de nieuw gedoopten in de Kerk wordt de aarde vernieuwd en door de H. Geest wordt de hemel ontsloten. Want de geopende onderwereld geeft haar doden terug, de hernieuwde aarde brengt verrijzenden voort en de ontsloten hemel neemt die opstijgenden op.

Tenslotte stijgt de goede moordenaar op naar het paradijs, de lichamen der heiligen komen in de Heilige Stad, doden worden weer levend en door een zekere werking bij de verrijzenis van Christus verheffen alle elementen zich tot een hogere orde.

De onderwereld geeft wat ze heeft aan de bovenwereld terug; de aarde zendt degenen, die ze begraven heeft, naar de hemel; de hemel geleidt hen, die hij ontvangt, tot voor de Heer. Door een en dezelfde werking verheft het lijden van de Verlosser hen vanuit de diepten, doet hen opstaan van het aardse en plaatst hen in de hoogten.

Want de verrijzenis van Christus is voor de overledenen het leven, voor de zondaars de vergiffenis, voor de heiligen de glorie. Elk schepsel wordt tot het feest van de Verrijzenis van Christus door de heilige profeet uitgenodigd. Want hij zegt, dat men op deze dag, die de Heer gemaakt heeft, moet jubelen en zich verheugen.

Het licht van Christus is een dan zonder nacht, een dag zonder einde. Maar dat die dag Christus zelf is, zegt de Apostel: De nacht is voorbij, de dag breekt aan. Hij zegt: De nacht is voorbij ze volgt niet, opdat ge zoudt begrijpen, dat bij het verschijnen van Christus’ licht en duisternissen van de duivel worden verdreven en de donkerte van de zonde niet meer volgt: dat de vroegere duisternissen door een blijvende glans zijn verdreven en de misdaad niet meer kan binnensluipen.

De Zoon zelf toch is de dag, aan Wie de Vader als de dag de verborgenheden van zijn Godheid schenkt. Ik zeg, de dag is Hijzelf, die door Salomon zegt: Ik deed het blijvende licht aan de hemel opgaan.

Zoals er dus geen sprake van is, dat in de hemel op de dag een nacht zal volgen, zo zullen op Christus’ gerechtigheid geen duisternissen volgen van zonden. Want altijd schittert de dag in de hemel, geeft daar licht en glans, en kan niet door enige duisternis omsloten worden. Zo ook schittert altijd het licht van Christus, straalt en glanst, en kan niet omhuld worden door een duisternis van boosheid. Vandaar dat de Evangelist Johannes zegt: En het licht schijnt in de duisternis, en de duisternis nam het niet aan.
Daarom, broeders, moeten wij allen juichen op deze heilige dag. Niemand mag zich aan de algemene vreugde onttrekken door het bewustzijn van zijn zonden. Niemand worde door de last van zijn misdaden teruggehouden van het openbaar gebed! Want hoewel iemand zondaar is, moet hij op deze dag niet wanhopen aan de vergiffenis, haar aanduiding is immers niet gering. Want als de goede moordenaar het paradijs verdiende, waarom zou dan de christen geen vergiffenis verdienen?


Introitus: Cantate Domino canticum novum Dominica V Paschae

Lezingen H. Mis 5e zondag van Pasen, jaar C - Gij moet elkaar liefhebben; zoals Ik u heb liefgehad,

Eerste lezing (Hand. 14, 21-27)
Uit de Handelingen van de Apostelen.
In die dagen keerden Paulus en Barnabas terug naar Lystra, Ikonium en Antiochië. Daar bevestigden zij de leerlingen in hun goede gesteldheid, spoorden hen aan in het geloof te volharden en zeiden dat zij door vele kwellingen het Rijks Gods moeten binnengaan. In elke gemeente stelden zij na gebed en vasten oudsten voor hen aan, en vertrouwden hen toe aan de Heer in wie zij nu geloofden. Zij reisden door Pisidië naar Pamfylië, predikten het woord in Perge en bereikten Attalia. Daar gingen ze scheep naar Antiochië vanwaar zij, aan Gods genade toevertrouwd, vertrokken waren naar het werk dat zij volbracht hadden. Na hun aankomst riepen zij de gemeente bijeen en vertelden alles wat God met hun medewerking tot stand had gebracht en hoe Hij voor de heidenen de poort van het geloof had geopend.

Tweede lezing (Apok. 21, 1-5a)
Uit de Openbaring van de heilige apostel Johannes.
Ik, Johannes, zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde; de eerste hemel en de eerste aarde waren verdwenen en de zee bestond niet meer. En ik zag de heilige Stad, het nieuwe Jeruzalem van God uit de hemel neerdalen, schoon als een bruid die zich voor haar man heeft getooid. Toen hoorde ik een machtige stem die riep van de troon: “Zie hier Gods woning onder de mensen! Hij zal bij hen wonen. Zij zullen zijn volk zijn en Hij, God-met-hen, zal hun God zijn. En Hij zal alle tranen van hun ogen afwissen en de dood zal niet meer zijn; geen rouw, geen geween, geen smart zal er zijn want al het oude is voorbij.” En Hij die op de troon is gezeten sprak: “Zie Ik maak alles nieuw.”

Evangelie (Joh. 13, 31-33a.34-35)
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Johannes.
In die tijd zei Jezus tot de leerlingen: “Nu is de Mensenzoon verheerlijkt en God is verheerlijkt in Hem. Als God in Hem verheerlijkt is zal God ook Hem in zichzelf verheerlijken, ja, Hij zal Hem spoedig verheerlijken. Kindertjes, nog maar kort zal Ik bij u zijn. Een nieuw gebod geef Ik u: gij moet elkaar liefhebben; zoals Ik u heb liefgehad, zo moet gij elkaar liefhebben. Hieruit zullen allen kunnen opmaken dat gij mijn leerlingen zijt: als gij de liefde onder elkaar bewaart.”


zondag 11 mei 2025

The Voice in the Depths of Your Soul - Bishop Barron's Sunday Sermon - 4PC

Introitus: Misericordia Domini - Dominica IV Paschae

Collectegebed – Vierde zondag van Pasen Zondag van de Goede Herder

Ego sum pastor bonus

De Paasliturgie van de Kerk is het getrouwe spiegelbeeld van de eerste blijde tijd van het christendom. Elk alleluia van de Paastijd is één dank- en juichkreet van het verloste leven, dat vrij is van zonde.
Deze dankbare jubel en lof van de Kerk geldt Christus de Heer. Machtig sterk ontvlamt de liefde tot Hem. Hij heeft de verlossing gebracht. In Hem is Gods liefde mens geworden en heeft zij het werk der verlossing onder veel smarten ten einde gebracht. Hij is de Leidsman van het nieuwe leven. Hij voert de rei der verlosten naar de Vader. Daarom vult Hij heel het denken en leven van de Kerk. Zij ziet Hem onder telkens nieuwe beelden, Hem haar Verlosser. Hij is de overwinnaar, de held en triomfator, die dood en hel overwonnen en de slang de kop vertrapt heeft. Hij is de bruidegom, die de gevangen bruid – de zondige mensheid – verlost heeft. Hij is de kostbare vrucht aan de nieuwe levensboom van het kruis: de nieuwe appel, die geen dood en ontbinding te proeven geeft, maar geurt van verrijzenis en onsterfelijkheid. Hij is de goddelijke melk, het ongedesemde brood, de wijn van het nieuwe leven. Hij is de Heer van de bruiloft en het feestelijke maal van de genodigden. Hij is de ram, die geslacht werd om de schapen te verlossen – «het Lam (de ram) verloste de schapen (1) » –, en Hij is ook de Herder van de zijnen.
In de wondervolle eenheid van alle aardse beelden, die in de alles omvattende godheid van het Oertype samenvallen, zijn herder en ram één.

T e k s t
Missale Romanum 1970
Omnipotens sempiterne Deus,
deduc nos ad societatem caelestium gaudiorum,
ut eo perveniat humilitas gregis,
quo processit fortitudo pastoris.
Altaarmissaal Nederlandse Kerkprovincie 1979
Almachtige, eeuwige God,
leid ons op de weg naar de eeuwige vreugde.
Geef dat de kleine kudde
de Herder daarheen mag volgen waar Deze
 – machtig en groot – is voorgegaan.
Werkvertaling
Almachtige, eeuwige God,
voer ons naar de gemeenschap van de hemelse vreugde
zodat de nederigheid van de kudde daar aankomt
van waar de machtige verhevenheid van de Herder is voortgekomen.

L i t u r g i s c h e   a n t e c e de n t e n
Het collectegebed kwam niet voor in de preconciliaire edities van het Missale Romanum maar gaat terug op het Sacramentarium Gelasianum, 524, (Vat. Reg. Lat.316), 1e helft 8e eeuw. Voor het nieuwe Romeinse Missaal van Paulus VI werden zoals bekend een aantal collectegebeden uit de Pius V- editie van Trente geschrapt en vervangen door oudere bronnen zoals het Gelasianum vetus en het Leonianum 2e helft 6e eeuw. Ook werd voor het postconciliaire Romeinse Missaal geput uit de Ambrosiaanse, Gallicaanse en Visigotische tradities of “componeerde” men nieuwe versies door het adapteren van bestaande formuleringen en zinswendingen (centonisatie) zoals dat ook werd toegepast op het terrein van het gregoriaanse repertoire.
De vierde zondag van Pasen wordt de “Zondag van de Goede Herder” genoemd vanwege de lezing van het 10e hoofdstuk uit het Evangelie van Johannes. Het collectegebed bevat pastorale motieven zoals gregis (van de kudde), pastoris (van de herder) en misschien het werkwoord deduco (leiden).
In de preconciliaire kalender was de derde zondag van Pasen aan de Goede Herder gewijd.
S t r u c t u u r a n a l y s e  e n  s t I j l f I g u r e n
1.Omnipotens sempiterne Deus,
2.deduc nos ad societatem caelestium gaudiorum,
3.ut eo perveniat humilitas gregis,
4. quo processit fortitudo pastoris.
Het collectegebed van deze zondag is een kleine parel! In één enkele smeekbede wordt met fraaie retorische motieven God gevraagd om wat iedere mens nodig heeft.
Ad 1
God wordt in de anaklese met drie vocativusvormen, retorisch aangesproken met twee adiectieven die een feitelijk statement uitdrukken: de almacht van God roept de bede op dat Hij ons zal voeren naar het gezelschap van hen die de vreugde van de hemel genieten.
Ad 2
Deduc, voer, leid, is het prædicaat in de imperativusvorm; nos, ons,  het object van het verbum deduc; nos kan begrepen worden als degenen die herboren zijn in de Heilige Geest – alle gedoopten. Het eerste verhoopte effect is dat God degenen die herboren zijn in de Geest de genade mag schenken zijn koninkrijk binnen te gaan. Ad societatem caelestium gaudiorum, bijwoordelijke bepaling bij het verbum in de accusativusvorm, bepaald door het præpositum ad (naar, tot, aan, bij) en op te splitsen in het substantivum societatem gevolgd door twee congruerende genitivusvormen, die genoemd substantief nader illustreren: genitivus explicativus.
Ad 3
Finale/doelaanwijzende of consecutieve/gevolghebbende bijzin ingeleid door het voegwoord ut die Interpretatief het effect verwoordt van de eerste bede aan de hand van een mooi en kunstig parallellisme: dat de humilitas, de nederigheid van de kudde daar mag arriveren, vanwaar de fortitudo, de kracht, de verheven macht van de herder is gekomen.
De aardige constructie eo…quo springt onmiddellijk in het oog. Ook de genitivusvormen gregis en pastoris op het einde van de laatste twee zinnen vormen samen een enkel concept en maken de oratie zingbaar.
De stijlfiguur hier is een synchesis (Grieks
σύγχυσις) een “vermenging”, dikwijls gebruikt door Latijnse en Griekse schrijvers om de lezer te concentreren op de betekenis van woorden door een bepaalde plaatsing in de zin: een parallelisme van grammaticale vormen: “ut A-B-C-D, A-B-C-D” die een antithese vormen: eo/quo, perveniat/processit, humilitas/fortitudo en gregis/pastoris.
Het voegwoord ut heeft het verbum perveniat in de coniunctivusvorm bij zich vanwege het wenskarakter (optativus). Subject is humilitas gregis en dit subject samen met het subject fortitudo pastoris (r. 4) zijn twee voorbeelden van synecdoche (Grieks συν-εκδοχή), iets wat samen met iets anders wordt verstaan, een deel dat in werkelijkheid een groter geheel aanduidt, een vorm van beeldspraak.
Eo …quo (r.4): bijwoordelijke bepalingen die de verba perveniat en processit vergezellen; eo, oude dativusvorm van is, ea, id en quo, oorspronkelijk quoi, dativus- en ablativusvormen van het neutrum van qui, quæ, quod.
Ad 4
Processit, is voortgekomen, is voorgegaan, prædicaat in de indicativusvorm perfecti vanwege de feitelijkheid.
In de woordstructuur van de oratie klinkt het ordelijke voortschrijden als bij een processie.
Het is goed te bedenken hoe deze oraties, gespróken, klinken, en vooral als ze worden gezongen. Het zijn heel vaak kleine stukjes poëzie vol schoonheid. Die dimensie kan gemakkelijk over het hoofd worden gezien als de oratie alleen maar in stilte vanaf het blad wordt gelezen. Het zou goed zijn wanneer toekomstige vertalers van de Latijnse oraties deze gebeden bij hun vertaalarbeid luid zouden lezen en zelfs zingen!

B i j b e l s e  c o n t e x t
Het beeld van de herder en zijn kudde komt veel voor in het O.T. als beeld van het Godsvolk en de leiding en zorg van God of de Messias. Enkele vindplaatsen: Jes 40,11; Jer 23,1-4; Ez 34; Ps 73,1; 76,21; 78,13; 79,2; 94,7.
N.T.: Mt 9,36; 18,12; Joh 10; 21,17; Hebr 13,20, 1 Pe 2,25 (geen volledige opsomming)

C h r i s t e l i j k e  l i t e r a t u u r
Tegenwoordig is het gewoon Christus de “Goede Herder” te noemen. In de oude Kerk werd Christus afgebeeld als een jonge herder met een schaap over zijn schouders. Als titel (aanspreekvorm) evenwel was “Bone Pastor” niet gebruikelijk in oude tijden.


De benaming werd slechts eenmaal gebruikt door de H. Augustinus van Hippo († 430) in een belangrijke preek tegen de Donatisten (Sermo 138) over Christus als de “Goede Herder” (Cf Jo 10). Na Augustinus schijnt de benaming niet vaak meer gebruikt te zijn tot de Carmina van Sedulius Scotus († 828) niet te verwarren met Coelius Sedulius [† 5e eeuw] van wie enkele verzen werden bewaard in het getijdengebed. De H. Thomas van Aquino († 1274) gebruikt “Bone Pastor” in zijn sequens Lauda Sion: “Bone pastor, panis vere … O, goede Herder, O, waarlijk Brood”. Deze zinsnede van de sequens was ooit een gewild aflaatgebed bij de opheffing van de H.Hostie.

Talloos zijn de overwegingen en de preken over het beeld van Christus als de Goede Herder. Wij noemen enkele die als tweede lezing in het Lezingenofficie van het Getijdengebed zijn opgenomen:
· Homilie van de H. Asterius van Amasea (13) Over de navolging van het herderschap van de Heer (donderdag na de 1e zondag van de Vasten)
· Homilie van de H. Gregorius de Grote (14,3-6) Christus, de goede Herder (4e zondag van Pasen)
· Preek van de H.Augustinus (Sermo 47, 1.2.36 Over de schapen (maandag 13e week door het jaar)
· Commentaar van de H. Thomas van Aquino op Johannes 10 (maandag 21e week).
· Preek van de H. Augustinus Over de herders (Sermo 46) (24e zondag t/m vrijdag 25e week). Schitterend commentaar op Ezechiël 34.
· Commentaar van de H. Gregorius van Nyssa op het Hooglied: Gebed tot de goede Herder (donderdag 33e week door het jaar).

V o c a b u l a r i u m
Societas, atis betekent “gezelschap, genootschap, vereniging, associatie, verbond, gemeenschap, samenleving”. Het is meer dan een toevallig bijeengebrachte groep en wel een groep die bijeengebracht is voor een gemeenschappelijk doel. Het begrip roept ook het concept “communio” op: een in het Nieuwe Testament gebezigde term voor de gemeenschap van de gelovigen in de richting gaat van de relatie die we in de hemel zullen hebben en daaraan anticipeert. In de Nederlandse vertaling van de oratie bleef dit begrip dat in het christelijk Latijn frequent wordt gebruikt onvertaald. De teksten van de H.Mis verdienen een mooie en zorgvuldige vertaling. Incorrecte versies doen geen recht aan degenen die de vertaalopdracht geven en de gelovigen die een correcte vertaling verwachten.
Er is een mooi contrast tussen humilitas en fortitudo. Het lijken tegenstellingen. Overeenkomstig het oudromeinse taalgevoel heeft humilitas de negatieve connotatie van “laagheid”, in de zin van verachtelijkheid, minderwaardigheid of ellende. Daarentegen betekent fortitudo “kracht” en zelfs “moed, getoond bij het verduren of op zich nemen van ontbering; onverschrokkenheid, dapperheid,”. In het Sacramentarium Gelasianum van de 8e eeuw waaruit de collecte van vandaag afkomstig is, stond in plaats van fortitudo oorspronkelijk celsitudo. De Lewis and Short-dictionary geeft als betekenissen: 1. Verheven lichaamshouding en 2. In later Latijn een titel: Uwe Hoogheid. Fortitudo kan een dichterlijke verwijzing zijn naar Christus’morele kracht en vastberaden volharding in zijn Lijden en Dood. Bovendien kiest de Heer de zwakken uit en maakt hen sterk met zijn kracht, zijn fortitudo (vgl. 1 Kor 1,26-28). Zwakheid en kracht moeten ook hier niet gewogen worden naar wereldse successen.
Slechts zelden werd in het klassieke Latijn fortitudo gebruikt ter aanduiding van louter fysieke kracht. Dus betekent het “standvastigheid, moed getoond bij het verduren of op zich nemen van ontbering, dapperheid en vastberadenheid”.

Hedendaagse vertalers veranderen soms een abstract idee dat klinkt als een bezit (een troop synecdoche genoemd), zoals “de nederigheid van de kudde” of “de macht van de herder” in een karakteristiek van de bezitter, zoals in “de kleine kudde” of “de machtige herder”. Heel zeker gaat daarbij schoonheid van de Latijnse tekst verloren.

Procedo betekent “tevoorschijn komen, voor de dag komen, voorspruiten” maar ook “voortbewegen, vooruitgaan, voorgaan”. In overdrachtelijke zin krijgt het de betekenis van ”gunstig uitpakken voor, voordelig aflopen” of iets dergelijks.

In het collectegebed hebben we een beeld van Christus als Herder van de schapen die met grote vastberadenheid zijn kleine kudde leidt naar de hemelse vreugden die geen einde kennen.

Hij voert ons terug naar dat waaruit Hij eerst voortkwam, de communio met de Vader en de H. Geest. In de Griekse neoplatoonse filosofie die het vroegchristelijke gedachtegoed voedde, vinden we dikwijls het paradigma van het voortgaan (Grieks: πρó-οδος, of in het Latijn exitus), een rondgaan en een terugkeer (Grieks: επι-ςτροφη, of Latijn reditus). De oude oratie van deze zondag lijkt een echo te zijn van dit algemeen klassieke patroon.

Het collectegebed van deze zondag roept welhaast vanzelf de mozaïeken in de absiden van de oude basilieken in Rome en Ravenna op. (Zie de illustraties)

Deze kunstwerken van het vroege christendom, vervaardigd uit uiterst kleine stukje gekleurde steen en glas zijn samengevoegd tot schitterende werken van grote spirituele betekenis. In zekere zin is de Kerk, het Mystieke Lichaam van Christus, met een mozaïek te vergelijken: wij, kleine individuele katholieken met een verschillende roeping, op diverse plaatsen en zelfs met historische afstanden, hebben elk hun eigen aandeel bij het realiseren van een groter werk: iedere steen (of tessera) dient om de schoonheid van de andere te vergroten, iedere steen heeft een functie ten opzichte van de andere alsof zij leden waren van een societas. Op zichzelf beschouwd zijn de individuele steentjes niet de moeite van het bekijken waard, en blijven onopgemerkt. Eenmaal echter door de hand van de kunstenaar bijeengebracht in een bepaalde ordening, hebben ze iets verbluffends.



In deze absismozaïeken is Christus soms glorierijk afgebeeld met keizerlijke attributen. Aan zijn beide zijden staan dikwijls Apostelen en heiligen als zijn keizerlijke hof, gekoppeld aan voorstellingen van Bethlehem of van het aardse en hemelse Jeruzalem als begin- en eindpunt. Dikwijls ziet men in deze mozaïeken onder de voeten van de verheerlijkte Christus enkele rijen schapen die naar een veilige groene plaats met stromend water – symbool van de Jordaan en ons eigen Doopsel - worden geleid.

Het collectegebed herinnert ons aan het grote werk van de Verlosser bij zijn intrede in deze wereld. Hij heeft ook beloofd terug te zullen komen. De tweede Persoon van de H. Drieëenheid, komt van alle eeuwigheid voort (procedit) uit de Vader. Hij vertoonde zich (procedebat) dus in deze wereld met een machtige gebaar van zelfontlediging om ons te verlossen van onze zonden, om ons te leren wie wij zijn en om ons uit het verderf van de eeuwige dood te voeren naar het glorievolle geluk in vereniging met God in de hemel. Hij kwam bij zijn eerste komst in nederigheid (in humilitate) om onze ellende (humilitas) op Zich te nemen. Bij zijn tweede komst zal Hij, bekleed met zijn eigen fortitudo, ons weiden in de nieuwe societas in de hemel.

(1) Sequens Victimæ paschali laudes van Pasen.

Commentaar gedeeltelijk met toestemming en onder dankzegging ontleend aan wdtprs.com (Father John Zuhlsdorf)