zaterdag 6 juli 2019

Lectio divina lingua latina Liturgia Horarum Ad Officium lectionis Hebdomada XIII per annum feria VI



Lectio altera

E libro sancti Augustíni epíscopi De prædestinatióne sanctórum
(Cap. 15, 30-31: PL 44, 981-983)

Tweede lezing

Uit het werk over ‘De voorbeschikking der heiligen’ van de H. Augustinus, bisschop.
(Cap. 15, 30-31: PL 44, 981-983)

Jezus Christus, uit het zaad van David naar het vlees

 Hij, de Zaligmaker zelf, is het heerlijkste beeld van voorbestemming en genade, Hij de Middelaar tussen God en de mensen, de Mens Jezus Christus. Maar om dat te kunnen zijn, vraag ik mij af: door welke voorafgaande verdiensten van werken of van geloof heeft de menselijke natuur, die in Hem was, dat kunnen verkrijgen? Laat men antwoorden, bid ik u. Vanwaar verdiende die Mens het, dat deze door het Woord, dat mede-eeuwig is met de Vader, in de eenheid van de Persoon werd opgenomen, en zo Gods Eniggeboren Zoon werd? Wat voor soort goed van die mensheid ging daaraan vooraf? Wat deed zij daarvóór, wat geloofde zij, wat vroeg zij, om tot die onuitsprekelijke verhevenheid te geraken? Was het niet door het in Zich opnemen door het Woord, dat die Mens, bij zijn ontstaan door het Woord, de Enige Zoon Gods begon te zijn?

Moge dan in ons Hoofd de bron zelf van de genade voor ons gaan lichten, van waaruit zij zich naar ieders maat over zijn ledenmaten verspreidt. Door die genade wordt elke mens vanaf het begin van zijn geloof een christen, door welke genade die Mens vanaf het begin Christus werd: door dezelfde Geest wordt elke mens herboren, uit Wie ook Christus geboren is; door dezelfde Geest ontvangen wij de vergeving van onze zonden, door Wie het geschiedde, dat Hij zónder zonden was. God wist ongetwijfeld tevoren, dat Hij dit zou doen. Dat is dus de voorbestemming der heiligen, die op uitmuntende wijze schitterde in de Heilige der heiligen. Wie van degenen, die goed inzicht hebben in de uitspraak van de waarheid, kan die voorbeschikking loochenen? Want wij weten, dat de Heer van de glorie zelf is voorbeschikt, in zoverre de Zoon Gods Mens is geworden.

Jezus was dus voorbeschikt, om terwijl Hij naar het vlees de Zoon van David zou zijn, toch tevens in werkelijkheid de Zoon van God te zijn, naar de Geest van heiliging; omdat Hij geboren werd uit de Heilige Geest en de Maagd Maria. Dat is die uitzonderlijke opname van de Mens door het goddelijk Woord, die op onuitsprekelijke wijze plaats had, zodat Christus waarachtig en wezenlijk tegelijk Zoon van God en Zoon des mensen kon worden genoemd, Mensenzoon om de aangenomen mensheid en Gods Zoon, omdat de Eniggeboren God die mensheid aannam, zodat men niet zou kunnen spreken van een vier-vuldigheid maar van een Drie-vuldigheid.

Die verheffing van de menselijke natuur is hier zo groot en bijzonder voorbestemd, dat zij niet hoger verheven kon worden; zoals de Godheid zelf zich niet dieper kon vernederen voor ons dan door het aannemen van de menselijke natuur, gepaard met de zwakheid van het vlees tot aan de dood aan het kruis. Zoals dus Christus als Enige was voorbestemd om ons Hoofd te zijn, zo zijn wij velen voorbestemd om zijn ledenmaten te zijn. Laten menselijke verdiensten, die door Adam verloren gingen hier maar zwijgen, en laat de genade Gods, die heest, door Onze Heer Jezus Christus, Gods Enige Zoon en onze enige Heer ook werkelijk heersen. Al wie in ons Hoofd de voorafgaande verdiensten van die uitzonderlijke geboorte gevonden heeft, laat hij zelf in ons, zijn ledenmaten, de voorafgaande verdiensten van die herhaalde wedergeboorte zoeken.