zaterdag 2 maart 2019

Lectio divina lingua latina Liturgia Horarum Ad Officium lectionis Hebdomada 7 per annum sabbato Accedite ad Dominum et illuminamini Nadert tot de Heer en wordt verlicht




Lectio altera

Ex Explanatióne sancti Gregórii Agrigentíni epíscopi super Ecclesiásten
(Lib. 10, 2: PG 98, 1138-1139)

Tweede lezing

Uit de Beschouwingen over het Boek ‘Prediker’ van de H. Gregorius, bisschop van Agrigentum
(Lib. 10, 2: PG 98, 1138-1139)
Nadert tot de Heer en wordt verlicht
Aangenaam is dit licht, zegt de Prediker, en zeer goed om met de scherpte van onze ogen deze zichtbare zon te beschouwen. Want als het licht werd weggenomen zou de wereld zonder schoonheid zijn en het leven zonder leven. Vandaar dat de Godschouwer Mozes al gezegd had: En God zag het licht en zei dat het goed was. Maar ons past het te denken aan het grote en ware en eeuwige Licht, dat iedere mens verlicht, die in deze wereld komt, namelijk Christus de Behouder en Verlosser van de wereld, die mens geworden, tot de vernederendste menselijke omstandigheden afdaalde. Over Hem ook zeg de profeet David: Zingt God ter ere, heft een loflied aan voor zijn  Naam, baant voor Hem een weg die opvaart naar het westen; Heer is zijn Naam, en juicht voor zijn aanschijn.
Aangenaam noemde de Prediker het licht, en hij verkondigde vooruit, dat het goed was met zijn ogen de Zon van glorie te zien, Hem namelijk, die in de tijd van zijn goddelijke menswording zei: Ik ben het Licht der wereld: wie Mij volgt, wandelt niet in duisternissen, maar zal het licht des levens bezitten. Zo dus heeft hij door een vergelijking met het gewone zonlicht dat wij met lichamelijke ogen waarnemen, de geestelijke Zon der gerechtigheid aangekondigd, die in waarheid zeer zachtmoedig was voor degenen, die waardig werden bevonden door Hem onderricht te worden, en Hem met hun ogen te zien, toen Hij onder de mensen verbleef en verkeerde als een gewoon mens hoewel Hij geen gewoon mens was. Want Hij was ook waarlijk God en daardoor bewerkte Hij, dat de blinden zagen, de kreupelen liepen en de doven hoorden; Hij reinigde melaatsen en doden riep hij enkel op zijn bevel tot het leven terug.
Nu is het dan ook in waarheid zeer aangenaam, de ogen van onze geest op Hem te vestigen, zijn enige en goddelijke schoonheid te beschouwen en in onze ziel te overwegen; en dan, door gemeenschap met en deelgenootschap daaraan, verlicht en getooid te worden, in de ziel met heerlijkheid overstroomd en met heiligheid bekleed te worden, inzicht te ontvangen en tenslotte vervuld te worden met een goddelijke jubel, die alles dagen van ons tegenwoordig leven zal voortduren. Dat toch heeft de wijze Prediker bedoeld, toen hij zei: Hoewel de mens vele jaren leeft, laat hij zich al die dagen verheugen. Want die Zon der gerechtigheid is zonder twijfel de bewerker van alle vreugde, voor die naar haar opzien, waarover de profeet David zegt: Dat zij juichen voor Gods aanschijn en zich verlustigen in vreugde; en elders: Jubelt rechtvaardigen in de Heer; aan de vromen past lofgezang.