zaterdag 6 februari 2021

Lezingenofficie 5e zondag door het jaar Liturgia Horarum Laten wij begrip hebben voor Gods genade

Lezingen van het Lezingenofficie




Augustinus leest Paulus, fresco van Benozzo Gozzoli (1420-1497)

Eerste lezing

Uit de Brief van de apostel Paulus aan de Galaten 1, 1-12

Het evangelie van Paulus

Van Paulus, een apostel die niet is aangesteld of gezonden door mensen, maar door Jezus Christus en God, de Vader, die Christus uit de dood heeft opgewekt. Aan de gemeenten in Galatië, ook namens alle broeders en zusters die bij mij zijn. Genade zij u en vrede van God, onze Vader, en van onze Heer Jezus Christus, die zichzelf gegeven heeft voor onze zonden om ons te bevrijden uit deze door het kwaad beheerste wereld. Dat is de wil van onze God en Vader. Hem komt de eer toe tot in alle eeuwigheid. Amen. Het verbaast me dat u zich zo snel hebt afgewend van hem die u door de genade van Christus heeft geroepen en dat u zich tot een ander evangelie hebt gekeerd. Er is geen ander evangelie, er zijn alleen maar mensen die u in verwarring brengen en het evangelie van Christus willen verdraaien. Wanneer iemand u iets verkondigt dat in strijd is met wat ik u verkondigd heb, al was ik het zelf of een engel uit de hemel – vervloekt is hij! Ik heb het al eerder gezegd en zeg het nu opnieuw: wanneer iemand u iets verkondigt dat in strijd is met wat u hebt ontvangen – vervloekt is hij! Probeer ik nu mensen te overtuigen of God? Probeer ik soms mensen te behagen? Als ik dat nog altijd zou doen, zou ik geen dienaar van Christus zijn. Ik verzeker u, broeders en zusters, dat het evangelie dat ik u verkondigd heb niet door mensen is bedacht – ik heb het ook niet van een mens ontvangen of geleerd – maar het is door Jezus Christus aan mij geopenbaard.

Tweede lezing
Uit een Commentaar op de ‘Brief aan de Galaten’ van de H. Augustinus bisschop
(Præfatio: PL 35, 2105-2107)

Laten wij begrip hebben voor Gods genade

De reden, waarom de Apostel aan de Galaten schrijft, is deze: dat zij zouden inzien, dat de genade Gods dit had bewerkt, dat zij niet langer onder de Wet stonden. Want toen hun de genade van het Evangelie was gepredikt, waren er onder hen uit de besnijdenis, die, hoewel christen met naam, toch nog niet de weldaad zelf van de genade konden vatten. Zij wilden nog onder de last van de Wet blijven, die God, de Heer hun had opgelegd, niet als dienaars van de gerechtigheid maar van de zonde, door hun een rechtvaardige Wet op te leggen voor onrechtvaardigen, om hun zo hun zonden te tonen, niet om deze weg te nemen. Want de zonde wordt alleen weggenomen door de genade van het geloof, dat werk door de liefde; onder deze genade waren de Galaten reeds gesteld. Die uit de besnijdenis wilden hen onder de lasten van de Wet stellen, met de bewering, dat het Evangelie hun niets kon baten, als zij zich niet lieten besnijden en zich onderwierpen aan de overige vleselijke voorschriften van de joodse Wet.
En zo werd de apostel Paulus verdacht gemaakt, door wie hun het Evangelie was gepredikt als iemand die zich niet hield aan de leer van de overige Apostelen, die de heidenen verplichtten volgens de joodse Wet te leven. Want de apostel Petrus had toegegeven aan de ergernissen van dat soort mensen en had zich tot veinzerij laten verleiden alsof hij van dezelfde mening was, dat namelijk het Evangelie voor de heidenen van geen nut was, als zij ook niet de lasten op zich namen van de Wet. Dezelfde apostel Paulus riep hem terug uit die veinzerij, zoals hij in deze brief leert. Eenzelfde kwestie komt ook ter sprake in zijn brief aan de Romeinen; maar hier schijnt er enig verschil te bestaan, in zoverre hij in deze laatste het twistpunt zelf oplost en de strijd bijlegt, die ontstaan was tussen de gelovigen uit de joden en die uit de heidenen.
In deze brief echter aan de Galaten richt hij zich tot hen, die eigenlijk bezweken waren voor het gezag van die uit de joden, en die hen dwongen tot het onderhouden van de Wet. Want zij waren begonnen de anderen te geloven, alsof de apostel Paulus hun niet de waarheid had gepredikt, toen hij niet gewild had, dat zij werden besneden. En daarom begint hij aldus: Ik sta er verbaasd over, dat gij u zo vlug van hem, die u in de glorie van Christus geroepen heeft, laat overhalen tot een ander evangelie.
Door nu zo te beginnen duidt hij er in het kort op, wat hij hier wil gaan behandelen. Ook in de begroeting doet hij dit al als hij zegt dat hij een gezondene is niet vanwege mensen noch door een mens iets wat in geen enkele andere Brief voorkomt. Hier toont hij voldoende aan dat degene die zulke dingen beweren, niet van God waren maar van de mensen. En bij de overige Apostelen vergeleken, moet hij wat het gezag betreft van zijn evangelische getuigenis niet als de mindere worden beschouwd: want hij weet dat hij apostel is, niet vanwege mensen noch door een mens maar door Jezus Christus en God de Vader.




Russian Orthodox liturgy - Let my prayer arise in thy sight as incense, and let the lifting up of my hands be an evening sacrifice. Gekozen om de muziek niet om het camerawerk!


Let my prayer arise in thy sight as incense, and let the lifting up of my hands be an evening sacrifice.

Lord, I have called to thee, hear me! Attend to the voice of my prayer when I call to thee!

Set a guard over my mouth, O Lord, keep watch over the door around my lips!

Incline not my heart to words of evil, to invent excuses for my sins.

Let my prayer arise in Thy sight as incense, and let the lifting up of my hands Be an evening sacrifice.

Unraveling the Mysteries of the Saint Amandus Reliquary - vanuit West Europa waar ze werden vereerd terecht gekomen in the Walters Art Museum in Baltimore- USA om te worden bezichtigd

vrijdag 5 februari 2021

Exclusief voor kinderen: 6 februari H. Amandus - een zwerver voor God die uitkomt in Maastricht

 

We gaan nu heel ver terug in de geschiedenis. We schrijven ongeveer het jaar 600. In het zuiden van Frankrijk wordt Amandus geboren. Hij is nog maar een kind als zijn ouders hem naar een eiland sturen. Daar is een klooster, waar de jonge Amandus wordt opgevoed. Wanneer hij weer van het eiland afkomt, gaat hij naar Tours. Daar ligt Martinus begraven, zoals je weet. Hier begrijpt Amandus, dat God hem nodig heeft. Hij wil een zwerver voor God worden. Hij wil daarmee laten zien, dat hij alles weggeeft voor God. Hij laat zijn familie los, zijn vaderland, maar ook alles wat je onderweg niet mee kunt nemen.Veel van deze zwervers voor God gaan ook overal waar ze komen aan de mensen over God vertellen. Maar Amandus zal nog vijftien jaar moeten wachten voordat hij zo ’n zwerver mag worden. Hij laat zich eerst inmetselen in een ruimte, waar hij helemaal alleen is. Zo bereidt God hem in de stilte voor op zijn taak.

Wanneer Amandus ongeveer dertig jaar oud is, gaat hij naar Rome. Hij gaat aan de paus vragen, hem ergens naar toe te sturen. De paus maakt Amandus tot bisschop. Maar hij benoemt hem niet in een bisschopsstad. Amandus zal een zwervende bisschop worden, die vooral naar de streek van de Franken en Friezen moet gaan. Dat is dus in onze streken. Nu gaat Amandus rondtrekken. Hij trekt over de Pyreneeën, hij zwerft rond in Oostenrijk, maar vooral ook in België. In dit gebied moeten de mensen niets van het christelijk geloof weten. Vooral een aantal vrouwen is zo fel, dat ze Amandus in de Schelde dreigen te verdrinken. Al zijn helpers zijn daar zo van geschrokken, dat ze vluchten. Amandus blijft.Tot dat Amandus door een wonder diepe indruk maakt op de mensen. Nu laten ze zich dopen. Ze breken hun tempels af en laten Amandus met hulp van de koning en van rijke edelen overal kerken en kloosters bouwen. Dan sterft in Maastricht de bisschop. Koning Sigibert, die door Amandus is gedoopt, stelt nu aan de bisschoppen en de gelovigen voor, dat Amandus de nieuwe bisschop van Maastricht wordt. Maar dat zal tegenvallen. Vooral de priesters willen geen vreemdeling als bisschop. Ze maken het Amandus heel moeilijk en willen niet naar hem luisteren. Amandus schrijft dan een brief aan de paus. Deze schrijft dadelijk terug. Amandus moet zich niet laten ontmoedigen. Hij mag zijn gelovigen ook niet in de steek laten. In dezelfde brief vraagt de paus iets heel belangrijks aan Amandus. Er zijn mensen die verkeerde dingen over Jezus leren. Amandus moet daar nu namens de paus naar toe. Natuurlijk heeft Amandus deze opdracht willen uitvoeren, maar de bisschoppen van die streken willen niet naar hem luisteren.

Na heel wat jaren zwerven en preken gaat Amandus nu voorgoed naar het klooster in de buurt van Doornik. Daar ging hij na elke reis heen om te rusten. Daarvoor heeft hij het klooster laten bouwen. Het was zijn thuishaven, waar hij altijd naar terug kon. Zo’n klooster had Willibrordus in Echternach. Als hij moe gepreekt was, dan ging hij daar uitrusten. En als hij een tijdje niet kon gaan preken omdat het oorlog was, dan bleef hij zolang in het klooster. Zo had Amandus zijn thuis in de buurt van Doornik. Wanneer Amandus oud en moe geworden is, laat hij de bisschop van Reims komen en een notaris. Hij verdeelt de weinige dingen die hij heeft. Dan vraagt hij, of ze hem in de kerk van zijn eigen klooster willen begraven. Dat is natuurlijk ook gebeurd. Zo is Amandus gestorven, nadat hij ervoor heeft gezorgd, dat in onze streken kerken en kloosters zijn gekomen, zodat de mensen God leren kennen en van Hem gaan houden.

Who was St. Paul Miki?

6 februari - HH. Paulus Miki en gezellen, martelaren

Paulus Miki werd tussen 1564 en 1566 in Japan geboren. Als lid van de sociëteit van Jezus verkondigde hij met veel succes het evangelie onder zijn landgenoten. Na het uitbreken van een christenvervolging werd hij met vijfentwintig anderen gevangen genomen. Deerlijk mishandeld, werden zij tenslotte op transport gesteld naar Nagasaki, waar zij op 5 februari 1597 werden gekruisigd.

 Liturgia Horarum


Uit het verhaal van de marteldood van de heilige Paulus Miki en zijn gezellen († 1597)
Gij zult mijn getuigen zijn.
Toen men Paulus Miki en zijn gezellen gekruisigd had, was het wonderlijk om te zien, hoe standvastig zij allen waren. Voor een deel spoorde pater Pasius hen tot deze standvastigheid aan, voor een deel pater Rodriguez. Pater overste hield voortdurend zijn ogen onbeweeglijk op de hemel gericht. Broeder Martinus zong enkele psalmen om God voor zijn goedheid dank te brengen, waaraan hij het vers toevoegde: ‘In uw handen beveel ik mijn geest’ (Lc. 23, 46; Ps. 31 (30), 6). Broeder Franciscus Blancus dankte eveneens God met heldere stem. Broeder Gonsalvus bad met zeer luide stem het onzevader en het weesgegroet.
Toen onze broeder Paulus Miki zag dat hij op een hogere ereplaats stond dan ooit tevoren, maakte hij aan de omstanders bekend dat hij Japanner was en lid van de Sociëteit van Jezus. Hij stierf omwille van de verkondiging van het evangelie en daarom bracht hij God dank voor zo’n grote weldaad. Vervolgens voegde hij eraan toe: ‘Nu voor mij dit uur is aangebroken, zal er wel niemand zijn die gelooft dat ik de waarheid voor mij wil houden. Derhalve verklaar ik hier openlijk voor u dat er geen enkele andere weg naar het heil voert dan die van de christenen. Omdat deze weg mij leert te vergeven aan mijn vijanden en aan allen die mij kwaad doen, vergeef ik gaarne de koning en allen die aan mijn dood medeschuldig zijn. Ik bid dat zij zich door het doopsel in de gemeenschap van de christenen willen laten opnemen.’
Na zijn ogen afgewend te hebben van de omstanders, keek hij naar zijn metgezellen en begon hen bij deze laatste beproeving te bemoedigen. Op het gelaat van allen, maar vooral op dat van Ludovicus, een jongen van ongeveer twaalf jaar, stond blijdschap te lezen. Toen één van de christenen hem toeriep dat hij binnen korte tijd in het paradijs zou zijn, vestigde Ludovicus de ogen van alle toeschouwers op zich door de beweging van zijn vingers en de houding van zijn lichaam: een houding die louter vreugde uitstraalde.
Antonius, een jongen van dertien jaar, die naast Ludovicus hing, riep de allerheiligste naam van Jezus en Maria aan en zong met luide stem, zijn ogen strak op de hemel gericht, de psalm: ‘Verheerlijkt, kinderen, de Heer’ (Ps. 113 (112), 1). Deze psalm had hij bij zijn godsdienstonderricht in Nagasaki geleerd. Daar laat men de kinderen namelijk enkele psalmen van buiten leren.
Tenslotte antwoordden allen met vreugde op het gelaat: ‘Jezus, Maria.’ Sommigen spoorden zelfs de omstanders aan een leven te leiden, een christen waardig. Op deze manier toonden zij hun bereidheid te sterven.
Toen trokken de vier beulen hun lans uit de schede, zoals die door de Japanners gebruikt wordt. Bij de huiveringwekkende aanblik hiervan riepen alle gelovigen: ‘Jezus, Maria’ en, wat meer is, hierna steeg uit de menigte een jammerklacht op ten hemel. De beulen doodden nu de een na de ander met een stoot van hun lans.

Lectio divina lingua latina Liturgia Horarum Die 6 februarii SS. Pauli Miki et Sociorum, martyrum Eritis mihi testes. Gij zult mijn getuigen zijn.


Memoria
Ad Officium lectionis

Introductio
Paulus in Iaponia natus est annis 1564/1566. Societatem Iesu ingressus, apud cives magno cum fructu Evangelium prædicavit. Ingravescente persecutione contra catholicos, una cum viginti quinque aliis comprehensus est. Aspera ludibria perpessi, tandem in urbem Nagasaki deducti, cruci affixi sunt anno 1597, pridie huius diei.
Lectio altera
Ex História martýrii sanctórum Pauli Miki eiúsque sociórum ab auctóre coævo conscrípta (Cap. 14, 109-110: Acta Sanctorum Febr. 1, 769)
Crúcibus defíxis, mirábile fuit vidére ómnium constántiam, ad quam eos hortabántur, partim Pater Pásius, partim Pater Rodríguez. Pater Commissárius semper cónstitit quasi immótus óculis in cælum coniéctis. Frater Martínus ad agéndum divínæ bonitáti grátias concinébat quosdam psalmos, adiúncto versículo In manus tuas, Dómine. Frater Francíscus Blancus étiam clara voce Deo agébat grátias. Frater Gunsálvus ádmodum eláta voce dicébat domínicam oratiónem et salutatiónem angélicam.
Paulus Miki frater noster, videns se consístere in suggéstu ómnium, quos umquam habúerat, honoratíssimo, primum circumstántibus apéruit se Iapónium et de Societáte Iesu esse, moríque propter annuntiátum Evangélium, et grátias Deo ob benefícium tam exímium ágere, deínde hæc verba subiécit: «Cum ad hoc témporis punctum pervénerim e vobis néminem esse opínor, qui me credat velle párcere veritáti. Decláro ítaque vobis nullam esse ad salútem viam, nisi quam tenent christiáni. Quæ cum dóceat me ignóscere inimícis, et ómnibus qui me offendérunt, ego libénter regi omnibúsque meæ mortis auctóribus ignósco, eósque rogo ut christiáno baptísmo initiári velint».
Hinc óculis in sócios convérsis cœpit eos in hoc extrémo conflíctu animáre; in quorum ómnium vúltibus lætítia quædam apparébat, sed in Ludovíco singuláris; cui cum álius quidam christiánus acclamáret, brevi eum futúrum in Paradíso, digitórum totiúsque córporis gestu gáudii pleno, ómnium in se spectántium óculos convértit.
Antónius, qui Ludovíci claudébat latus, óculis cælo infíxis, post invocátum sanctíssimum nomen Iesu et Maríæ, occínuit psalmum Laudáte, púeri, Dóminum, quem didícerat Nagasáki in institutióne catechéseos; in ea enim dédita ópera púeris quidam psalmi hanc in rem ediscéndi tradúntur.
Alii dénique repetébant: «Iesu, María», seréna fácie; nonnúlli étiam exhortabántur circumstántes ad vitam christiáno dignam; hisque et áliis simílibus actiónibus promptitúdinem moriéndi demonstrábant.

Tum carnífices quáttuor cœpére vagínis (quæ Iapóniis usitátæ sunt) exímere lánceas, ad quarum horríficum conspéctum omnes fidéles acclamárunt: «Iesu, María» et, quod plus, est complorátio secúta miserábilis ipsos fériens cælos. Carnífices quemque eórum uno alteróque ictu, brevíssimo témpore, exanimárunt.

Uit het verhaal van de marteldood van de heilige Paulus Miki en zijn gezellen († 1597)
Gij zult mijn getuigen zijn.
Toen men Paulus Miki en zijn gezellen gekruisigd had, was het wonderlijk om te zien, hoe standvastig zij allen waren. Voor een deel spoorde pater Pasius hen tot deze standvastigheid aan, voor een deel pater Rodriguez. Pater overste hield voortdurend zijn ogen onbeweeglijk op de hemel gericht. Broeder Martinus zong enkele psalmen om God voor zijn goedheid dank te brengen, waaraan hij het vers toevoegde: ‘In uw handen beveel ik mijn geest’ (Lc. 23, 46; Ps. 31 (30), 6). Broeder Franciscus Blancus dankte eveneens God met heldere stem. Broeder Gonsalvus bad met zeer luide stem het onzevader en het weesgegroet.
Toen onze broeder Paulus Miki zag dat hij op een hogere ereplaats stond dan ooit tevoren, maakte hij aan de omstanders bekend dat hij Japanner was en lid van de Sociëteit van Jezus. Hij stierf omwille van de verkondiging van het evangelie en daarom bracht hij God dank voor zo’n grote weldaad. Vervolgens voegde hij eraan toe: ‘Nu voor mij dit uur is aangebroken, zal er wel niemand zijn die gelooft dat ik de waarheid voor mij wil houden. Derhalve verklaar ik hier openlijk voor u dat er geen enkele andere weg naar het heil voert dan die van de christenen. Omdat deze weg mij leert te vergeven aan mijn vijanden en aan allen die mij kwaad doen, vergeef ik gaarne de koning en allen die aan mijn dood medeschuldig zijn. Ik bid dat zij zich door het doopsel in de gemeenschap van de christenen willen laten opnemen.’
Na zijn ogen afgewend te hebben van de omstanders, keek hij naar zijn metgezellen en begon hen bij deze laatste beproeving te bemoedigen. Op het gelaat van allen, maar vooral op dat van Ludovicus, een jongen van ongeveer twaalf jaar, stond blijdschap te lezen. Toen één van de christenen hem toeriep dat hij binnen korte tijd in het paradijs zou zijn, vestigde Ludovicus de ogen van alle toeschouwers op zich door de beweging van zijn vingers en de houding van zijn lichaam: een houding die louter vreugde uitstraalde.
Antonius, een jongen van dertien jaar, die naast Ludovicus hing, riep de allerheiligste naam van Jezus en Maria aan en zong met luide stem, zijn ogen strak op de hemel gericht, de psalm: ‘Verheerlijkt, kinderen, de Heer’ (Ps. 113 (112), 1). Deze psalm had hij bij zijn godsdienstonderricht in Nagasaki geleerd. Daar laat men de kinderen namelijk enkele psalmen van buiten leren.
Tenslotte antwoordden allen met vreugde op het gelaat: ‘Jezus, Maria.’ Sommigen spoorden zelfs de omstanders aan een leven te leiden, een christen waardig. Op deze manier toonden zij hun bereidheid te sterven.
Toen trokken de vier beulen hun lans uit de schede, zoals die door de Japanners gebruikt wordt. Bij de huiveringwekkende aanblik hiervan riepen alle gelovigen: ‘Jezus, Maria’ en, wat meer is, hierna steeg uit de menigte een jammerklacht op ten hemel. De beulen doodden nu de een na de ander met een stoot van hun lans.