donderdag 10 mei 2018

Lectio divina lingua latina Liturgia Horarum Hebdomada VI Temporis Paschalis feria VI Ascensio Domini fidem nostram auget De Hemelvaart van de Heer vermeerdert ons geloof.


Ad Officium lectionis


Lectio altera

Ex Sermónibus sancti Leónis Magni papæ
(Sermo 2 de Ascensione, 1-4: PL 54, 397-399)


Tweede lezing

Uit de preken van de H. Leo de Grote, paus
(Sermo 2 de Ascensione, 1-4: PL 54, 397-399)
Zoals bij de plechtigheden van Pasen de verrijzenis de oorzaak was van onze vreugde, zo is zijn Hemelvaart voor ons de reden van de huidige blijdschap, omdat wij die dag gedenken en passend vieren, waarop de geringheid van onze natuur  in Christus boven de hemellichamen, boven alle rangen der engelen en boven de verhevenheid van alle machten gezeteld is bij de Vader. Op die ordening van Gods werken zijn wij gegrondvest, zijn wij opgebouwd, opdat zó Gods genade des te wonderbaarder zou worden, – als datgene, wat volgens het gevoelen terecht onze eerbied opeist,  onttrokken is aan het oog van de mensen, -  het geloof niet zou verzwakken, de hoop niet zou vervluchtigen en de liefde niet zou verflauwen.
De kracht van grote geest en het licht van de zielen van de zeer gelovigen is dit: zonder aarzelen geloven wat met lichamelijke ogen niet kan worden gezien en zijn verlangens vestigen op datgene, waarop men niet zijn blik kan richten.
Van waar immers zou de godsvrucht in onze harten verwekt worden of hoe zou iemanddoor het geloof gerechtvaardigd worden, als slechts ons heil gelegen was in datgene, wat onder onze zintuigen kan vallen?
Wat dan ook van onze Verlosser zichtbaar was ging over in de Sacramenten. En opdat het geloof van meer waarde zou zijn en sterker, volgde op get zien de leer, terwijl de gelovigen door hemelse stralen verlicht, het gezag van die leer zouden volgen.
Dat geloof werd vermeerderd door de Hemelvaart door de Heer en werd sterk door de gaven van de Heilige Geest. Geen boeien of kerkers, geen verbanning, honger of vuur, noch verscheurende dieren, noch uitgezochte wreedheden van de vervolgers konden het tegenhouden. Voor dat geloof hebben heel de wereld niet alleen, mannen maar ook vrouwen, niet alleen jonge knapen maar ook zwakke maagden gestreden tot het vergieten van hun bloed. Dat geloof heeft duivels uitgeworpen, ziekten genezen en doden opgewekt.
Vandaar dat de Apostelen zelf, die door zoveel wonderen waren bevestigd, door zoveel vermaningen waren onderricht, en die toch onthutst waren bij het verschrikkelijke lijden van de Heer en die de waarheid van zijn Verrijzenis maar aarzelend aanvaard hadden, zó door de Hemelvaart van de Heer versterkt werden, dat, wat hun vroeger vrees had ingeboezemd, nu voor hen in vreugde veranderde.
Want heel de beschouwing van hun heil hadden zij nu gericht op de goedheid van Jezus, zetelend aan de rechterhand van de Vader. En zij werden niet langer vertraagd door het voorwerp van hun lichamelijk zien, waardoor zij minder aandacht konden schenken aan het feit, dat Hij noch bij zijn komst in de wereld gescheiden was van zijn Vader, noch bij zijn hemelvaart van zijn leerlingen was weggegaan.
Derhalve, zeer geliefden, werd de Zoon des mensen op meer uitstekende en geheiligde wijze bekend als de Zoon van God, toen Hij weer de glorie hernam van de majesteit van zijn Vader en op onuitsprekelijke wijze door zijn Godheid meer tegenwoordig begon te zijn, naarmate Hij verder verwijderd was door zijn mensheid.
Toen begon het meer verlichte geloof de Zoon te zien als de gelijke van de Vader en kon zij het contact met de lichamelijke substantie van Christus, waardoor Hij minder is dan de vader, missen. Omdat, ofschoon de natuur van het verheerlijkte lichaam bleef, het geloof van de christenen daarheen geroepen werd, waar De Eniggeborene, die gelijk is aan de Vader, niet met een lichamelijke hand wordt aangeraakt, maar met het begrip van de geest.