"Als kleine kinderen iets hebben, roepen zij om hun ouders.
Zij weten dat die komen en het probleem oplossen",
Zo is het ook voor ons in de relatie met God",
zei onze Pastoor vanmorgen in de inleiding.
Eerste lezing (Jak. 5, 13-20)
Uit de brief van de heilige apostel Jakobus.
Broeders en zusters, heeft iemand van u te lijden? Laat hij bidden. Is iemand welgemoed? Laat hij een loflied zingen. Is iemand onder u ziek? Laat hij de presbyters van de gemeente roepen; zij moeten een gebed over hem uitspreken en hem met olie zalven in de Naam des Heren. En het gelovige gebed zal de zieke redden en de Heer zal hem oprichten. En als hij zonden heeft begaan, zal het hem vergeven worden. Belijdt daarom elkander uw zonden en bidt voor elkaar, opdat gij genezing moogt vinden. Het vurig gebed van een rechtvaardige vermag veel. Elia was een mens van gelijke aard als wij. Hij bad met aandrang dat het niet zou regenen en er viel geen regen op het land, drie jaar en zes maanden lang. Hij bad opnieuw, en de hemel gaf regen en het land bracht zijn vrucht voort. Broeders en zusters, als iemand onder u van de waarheid afdwaalt en een ander brengt hem tot inkeer, weet dan dat hij die een zondaar van zijn dwaalweg bekeert, zijn ziel zal redden van de dood en tal van zonden zal bedekken.