Ad Officium
lectionis
Lectio altera
Ex Catechésibus sancti
Cyrílli Hierosolymitáni epíscopi
(Cat. 16, De Spiritu Sancto 1, 11-12. 16: PG 33, 931-935.
939-942)
Aqua, quam dabo ei, fiet in eo fons aquæ vivæ saliéntis in vitam ætérnam. Novum aquæ genus, quæ vivit et salit; salit vero super dignos. Quid autem causæ est quod Spíritus grátiam aquæ vocábulo nuncupávit? Quod
vidélicet per aquam ómnia consístunt; quod herbárum et animántium efféctrix est
aqua; quod ex cælis ímbrium aqua descéndit; quod uníus modi et formæ ipsa
lábitur, multifórmes vero parit efféctus: álius quidem exsístit in palma, álius
rursum in vite, inque ómnibus ómnia; cum sit uníus modi, nec álius a seípso
exsístat; non enim seípsum commútans imber, álius atque álius descéndit; sed,
suscipiéntium se structúræ accómmodans, unicuíque id quod ei cómpetens est
effícitur.
Tweede lezing
Uit het catechetisch
onderricht van de H. Cyrillus van Jeruzalem, bisschop
(Cat. 16, De
Spiritu Sancto 1, 11-12. 16: PG 33, 931-935. 939-942)
Het levend water van de Heilige Geest
Het
water, dat Ik hem geven zal, zal in hem een waterbron worden, opborrelend ten
eeuwige leven.
Een nieuw soort water, dat
leeft en opborrelt. Maar het borrelt op over hen, die het waardig zijn. Wat is
er evenwel de reden van, dat Hij de genade van de Geest aanduidt met het woord
water?
Dit namelijk, dat alles
leeft door het water; omdat het water planten en dieren in stand houdt; omdat
het regenwater vanuit de hemel neerdaalt; omdat het zelf op een en dezelfde
wijze en onder een en dezelfde vorm neervalt, maar met een grote
verscheidenheid van uitwerking. Anders is de uitwerking van het water in een
palm, weer anders in een wijnstok of in allerlei andere dingen, ofschoon het
maar één wijze van bestaan heeft en niet uit zichzelf anders kan zijn. Want de
ene regen valt na de ander neer, terwijl het regenwater zichzelf niet
verandert. Maar het past zich aan de structuur van elk ding aan dat het opneemt
en werkt daarin uit wat daarbij past.
Op dezelfde manier werkt ook
de Heilige Geest: hoewel Hij één is, één wezenheid bezit en ondeelbaar is,
schenkt Hij toch aan eenieder zijn genade zoals Hij wil. En zoals het dorre
hout, als het water ontvangt, uitschiet, zo zal ook de zondige ziel wegens haar
boete met de gave van de Heilige Geest begunstigd worden en takken van gerechtigheid
dragen. En hoewel Hij op één en dezelfde wijze bestaat, bewerkt Hij volgens
Gods wil en in naam van Christus velerlei deugden.
Want van de een gebruikt Hij
de tong tot wijsheid, van een ander verlicht Hij de geest met profetie-gave;
aan de ene verleent Hij de macht om duivels uit te drijven, aan de ander de
gave om de goddelijke Schriften uit te leggen. Bij de een versterkt Hij de
zelfbeheersing, aan een ander leert Hij wat op de barmhartigheid betrekking
heeft; de een leert Hij het vasten en de praktijk van ascetische oefeningen,
een ander het lichamelijke te verachten, weer een ander bereidt Hij voor op het
martelaarschap. In de een bewerkt Hij dit en in een ander dat, maar Hijzelf is
in Zich zelf nooit anders, zoals er geschreven staat: Aan eenieder wordt de openbaring van de Geest meegedeeld tot al wat
nuttig is.
Zijn nadering is rustig en
zacht, aangenaam en geurig is het Hem te gevoelen; zijn juk is zeer licht.
Schitterende stralen van licht en kennis gaan aan zijn komst vooraf. Hij komt
met het hart van de waarlijk echte voogd. Want Hij komt om te redden, te
genezen, te onderrichten, te vermanen, te versterken, te troosten en de geest
te verlichten, op de eerste plaats van hem, door wij Hij wordt aanvaard, daarna
ook van anderen door hem.
En zoals hij, die eerst in
duisternis verkeerde, maar, toen daarna plotseling de zon zichtbaar werd, met
het oog van zijn lichaam het licht opvangt en dan, wat hij eerst niet zag, nu
helder waarneemt, zo ook wordt hij, die de gave van de Heilige Geest waardig
wordt gekeurd, in zijn ziel verlicht, en ziet dan boven het menselijke verheven
wat hij eerst niet kende.