Uit de preken van de heilige Bernardus Abt over de lof van de Moedermaagd (Hom. 2,17,1-33: SCh 390, 1993, 168-170)
Denk bij alles aan Maria en roep haar aan.
‘En de naam van de Maagd was Maria,’ zo zegt de Evangelist. Laten wij ook iets zeggen over deze naam waarvan men zegt dat hij ‘sterre der zee’ betekent en die zeer goed past bij de Moeder en Maagd. Want zij wordt zeer toepasselijk met een ster vergeleken. Zoals namelijk een ster haar straal uitzendt zonder ten onder te gaan, zo baarde ook de Maagd haar Zoon zonder schending van zichzelf. De straal vermindert bij de ster haar helderheid niet; de Zoon vermindert bij de Maagd niet haar maagdelijkheid. Daarom is zijzelf die edele ster, opgerezen uit Jacob. Haar straal verlicht de gehele wereld; haar glans schittert tot in de hemelen en dringt door tot in de onderwereld. En terwijl zij ook de aarde verlicht waarbij zij meer de geesten dan de lichamen verwarmt, koestert zij de deugd en zuivert zij van de zonden. Zij, zeg ik, is de schitterende en voortreffelijke ster die boven deze grote en weidse zee noodzakelijkerwijs verheven is, flonkerend door haar verdiensten, lichtend door haar voorbeeld.
Gij - wie ge ook zijt - die begrijpt dat gij in de wisselvalligheden van deze wereld op aarde eerder temidden van stormen en winden heen en weer geslingerd wordt dan dat gij loopt op de aarde, wend uw ogen niet af van de schittering van deze ster, als gij niet ten onder wilt gaan in de stormen. Als de winden van de kwellingen opsteken, als gij botst tegen de klippen van de verdrukking, kijk naar de ster, roep Maria aan. Als gij heen en weer geslingerd wordt op de golven van hoogmoed of van eerzucht, van kwaadsprekerij of van afgunst, kijk naar de ster, roep Maria aan. Als toorn of hebzucht of de verlokkingen van het vlees het bootje van de ziel hevig heen en weer geschud hebben, kijk naar Maria. Als gij, omdat ge verward zijt door de grote hoeveelheid van uw fouten, omdat ge ontsteld zijt door de onreinheid van uw geweten en bang zijt voor de verschrikking van het oordeel, verzwolgen dreigt te worden door de diepte van de droefheid en door de afgrond van de wanhoop, denk dan aan Maria.
Bij gevaren, in moeilijkheden, bij onzekerheden, denk aan Maria, roep Maria aan. Laat zij niet wijken van uw lippen, laat zij niet wijken van uw hart en, opdat gij de hulp van haar gebed moogt verkrijgen, wend u niet af van het voorbeeld van haar leven. Als gij haar volgt, raakt ge niet van de weg af, als gij haar vraagt, wanhoopt ge niet, als gij aan haar denkt, dwaalt ge niet; als zij u vasthoudt, valt ge niet, als zij u beschermt, vreest ge niet, als zij u leidt, raakt ge niet vermoeid, met haar steun bereikt gij uw doel en zo ervaart ge in uzelf hoe terecht gezegd wordt: ‘En de naam van de Maagd was Maria’.