Uit het commentaar van de heilige priester Hiëronymus († 420) op de profeet Jesaja
De heilige Schrift niet kennen, is Christus niet kennen.
Ik geef wat ik schuldig ben, gehoorzaam aan de voorschriften van Christus, die zegt: ‘Onderzoekt de Schriften’ (Joh. 5, 39), en: ‘Zoekt en gij zult vinden’ (Mt. 7, 7) om niet het andere woord te horen: ‘Gij vergist u, omdat gij noch de Schrift noch Gods macht kent’ (Mt. 22, 29). Want als Christus volgens de apostel Paulus ‘Gods kracht en Gods wijsheid’ (1 Kor. 1, 24)
is, zal ook hij die de heilige Schrift niet kent, Gods kracht en Gods
wijsheid niet kennen. De heilige Schrift niet kennen, is Christus niet
kennen.
Daarom zal ik de huisvader navolgen die uit zijn schat nieuw en oud te voorschijn haalt (vgl. Mt. 13, 52); en ook de bruid die in het Hooglied zegt: ‘Jonge vruchten en oude: ik spaarde ze voor u, mijn beminde’ (Hoogl. 7, 14).
En zo ga ik Jesaja uitleggen om hem niet alleen als profeet, maar ook
als evangelist en apostel voor te stellen. Want hij zegt over zichzelf
en de overige evangelisten: ‘Hoe welkom zijn de voeten van de
vreugdeboden die de vrede komen melden en het goede nieuws brengen’ (Jes. 52, 7).
En tot hem spreekt God als tot een apostel: ‘Wie zal Ik zenden en wie
zal gaan in onze Naam?’ En hij antwoordde: ‘Hier ben ik, zend mij’ (Jes. 6, 8).
Men mene niet dat ik de
onderwerpen van dit boek kort wil samenvatten, omdat dit gedeelte van de
heilige Schrift alle mysteries van de Heer bevat. Hij wordt verkondigd
als de Emmanuël, geboren uit de Maagd, als bewerker van schitterende
daden en tekenen, als gestorven en begraven en verrezen uit de doden en
als de Verlosser van alle volken. Wat zou ik hier gaan spreken over
menselijke wetenschappen? Immers, al wat er in de heilige Schrift aan
heiligs staat opgetekend, al wat de menselijke taal kan voortbrengen en
wat het verstand kan bevatten, ligt in dit boek van de profeet
opgesloten. Over de mysteries erin getuigt de schrijver zelf: ‘Elk
visioen is voor u als de tekst van een verzegeld boek: geeft men het aan
iemand die kan lezen met het verzoek: lees dit eens, dan zal hij
zeggen: dat kan ik niet, het is verzegeld. Geeft men het aan iemand die
niet kan lezen, met het verzoek: lees dit eens, dan zegt hij: ik kan
niet lezen’ (Jes. 29, 11-12).
Als dit iemand niet veel
zegt, laat hij dan eens luisteren naar dit andere woord van de apostel
Paulus: ‘Wat de profeten betreft: twee of drie mogen het woord voeren en
de overigen moeten het beoordelen. Wanneer een ander, die nog gezeten
is, een openbaring krijgt, moet de eerste zwijgen’ (1 Kor. 14, 29 -30).
Maar hoe kunnen zij zwijgen, daar het in de macht van de Geest ligt,
die door de profeten spreekt, om ofwel te zwijgen ofwel te spreken? Want
als zij begrepen wat zij zeiden, is alles vol wijsheid en verstand. Er
kwam ook geen luchtstroom, door de stem bewogen, tot hun oren. Maar God
sprak in de geest van zijn profeten, volgens hetgeen een andere profeet
zegt: ‘De engel die in mij sprak’ (Zach. 1, 9), en: ‘Hij heeft de Geest van zijn Zoon in ons hart gezonden die roept: Abba, Vader!’ (Gal. 4, 6), en: ‘Ik zal luisteren naar hetgeen de Heer God in mij spreekt’ (Ps. 85 (84), 9 - LXX).