Deus, qui conspicis populum tuum nativitatis dominicæ festivitatem fideliter exspectare,
præsta, quæsumus,
ut valeamus ad tantæ salutis gaudia pervenire,
et ea votis sollemnibus alacri semper lætitia celebrare.
God, Gij weet [ziet] hoe uw volk met geloof uitziet naar het feest van Christus' geboorte.
Wij bidden U: laat ons de vreugde van dit heilsmysterie beleven en dit feest steeds weer met blijdschap vieren.
Deze zeer oude adventsoratie uit de Rotulus van Ravenna (zie hierna*) richt de Advent volledig op het naderend Geboortefeest van Christus. Dit blijkt direct en duidelijk uit de betrekkelijke bijzin na het aanspreken van God: "die ziet dat uw volk gelovig uitziet naar het Geboortefeest van de Heer". Het expectare (uitzien) van het volk staat in verband met het pervenire (bereiken): het volk ziet met verwachting uit naar het Kerstfeest waarbij het bidt dat het dit ook mag bereiken.
Het Geboortefeest van Christus schenkt de gaudia tantæ salutis, "de vreugden van een zo groot heil". Dat deze "vreugden" betrekking hebben op het Kerstfeest, blijkt uit het tweede deel van het gebed: "en deze (de vreugden) altijd met volle blijdschap in een plechtige liturgie vieren". Met het werkwoord valeámus (dat wij kunnen, dat wij mogen) bidden wij om in staat gesteld te mogen worden "dat wij tot de vreugden van een zo groot heil mogen komen en deze altijd met volle blijdschap in een plechtige liturgie kunnen vieren".
De in de oratie gebruikte begrippen festivitatem, gaudia, votis sollemnibus, alacri lætitia wijzen alle op blijdschap, op een vreugdevolle stemming, reeds met het openingswoord van de Intredezang vastgelegd. Maar intenser nog dan het Gaudete – “Verheugt u” dat aan deze zondag zijn naam gaf, weerklinkt de blijde zekerheid Dominus prope est - “De Heer is nabij”. Zijn Voorloper is reeds uitgezonden om Degene die na hem komt, te verkondigen: die sterker is dan hij en die zal dopen met de Heilige Geest. Vandaar zijn uitnodiging Gods paden en wegen recht te maken en tot ons om de laatste dagen van voorbereiding te leven in een geest van goedheid en vertrouwen, zodat de vrede van God ook werkelijk in ons kan komen wonen.
Het Getijdengebed van afgelopen vrijdag voegt bij de Vespers een voorbede in, dat de Naam van Jezus, de Verlosser ook nu verkondigd wordt tot aan de uiterste grenzen van de aarde, opdat alle mensen de wegen van God vinden.
*Rotulus (rol, met name boekrol). Naast de vroegere codices in de liturgie werd tenminste voor bijzondere plechtigheden, ook wel een rotulus gebruikt. Een groot aantal liturgisch rotuli uit Zuid-Italië bleven geheel of gedeeltelijk bewaard; zij dateren uit de 10e tot de 14e eeuw en variëren in breedte van 25 tot 50 cm, terwijl hun lengte soms meer dan 5 meter bedraagt. De meeste bevatten een met afbeeldingen versierde tekst van het Exsultet (Exsultet-rol), andere geven de tekst voor de wijding van de doopvont, het ceremoniëel van de wijdingen enz. De afbeeldingen zijn kopsgewijze op de geschreven tekst aangebracht om ze bij het geleidelijk afrollen voor het volk zichtbaar te maken. Zowel om ouderdom als inhoud verdient de Rotulus van Ravenna bijzondere vermelding onder de rotuli. Onvolledig bewaard gebleven (het begin ontbreekt als ook een gedeelte tegen het einde) bevat deze nog 42 gebeden, waarvan enkele fragmentarisch. Hij is geschreven in de 8e eeuw en wel te Ravenna waar hij blijkens kopieën van brieven op de keerzijde, in de 10e eeuw aanwezig was. De oraties zelf zijn echter zeker ouder. Enkele ervan kunnen zelfs teruggaan tot de tijd van Petrus Chrysologus (begin 5e eeuw) met wiens preken zij een zekere verwantschap vertonen.