zaterdag 31 augustus 2024

Evangelie van de 22e zondag door het jaar (B) - Mc. 7, 1-8. 14-15. 21-23 en een overweging

 Gij laat het gebod van God varen en houdt vast aan de overlevering van mensen.















Eens kwamen de Farizeeën
en enkele schriftgeleerden uit Jeruzalem bij Jezus tezamen,
en ze zagen dat sommigen van zijn leerlingen met onreine,
dat wil zeggen, ongewassen handen aten.
De Farizeeën immers en al de Joden eten niet zonder eerst de vingertoppen gewassen te hebben, daar ze vasthouden aan de overlevering van de voorvaderen;
komen ze van de markt,
dan eten ze niet voordat zij zich gereinigd hebben;
zo zijn er nog vele dingen
waaraan ze bij overlevering vasthouden:
het afwassen van bekers, kruiken en koperen vaatwerk.
Daarom
stelden de Farizeeën en de schriftgeleerden Hem de vraag:
“Waarom gedragen uw leerlingen zich niet
volgens de overlevering van de voorvaderen,
maar eten zij met onreine handen?”
Hij antwoordde hun:
“Hoe juist heeft Jesaja over u, huichelaars, geprofeteerd!
Zo staat er geschreven:
Dit volk eert Mij met de lippen
maar hun hart is ver van Mij.
Zij eren Mij, maar zonder zin,
en mensenwet is wat zij leren.
Gij laat het gebod van God varen
en houdt vast aan de overlevering van mensen!”
Daarop riep Hij het volk weer bij zich en sprak tot hen:
“Luistert allen naar Mij en wilt verstaan:
niets kan de mens bezoedelen
wat van buiten af in hem komt.
Maar wat uit de mens komt,
dat bezoedelt de mens.
Want uit het binnenste, uit het hart van de mensen
komen boze gedachten, ontucht, diefstal, moord,
echtbreuk, hebzucht, kwaadaardigheid, bedrog,
losbandigheid, afgunst, godslastering, trots, lichtzinnigheid.
Al die slechte dingen komen uit het binnenste
en bezoedelen de mens.”

Overweging

Diepgelovige mensen staan soms bloot aan het gevaar dat hun geloofsbeleving zich beperkt tot uiterlijke dingen. Hun godsvrucht verstart dan in gewoonten, tradities en gebruiken, die sóms buiten het dagelijkse leven vallen.
Zo onderhielden de farizeeën stipt de reinheidswetten, die mensen bedacht hadden. Ze beeldden zich in dat zij op die manier in het reine konden komen met God, dat zij zo met Hem in orde zouden zijn.
Zo zijn er ook in onze tijd mensen die menen dat alles moet blijven bij de gewoonten van voeger. Volgens hen moet er in de Kerk niets veranderen.
Deze houding wordt door Jezus in het evangelie heel duidelijk afgekeurd. Het staat er overduidelijk : ´Dit volk eert Mij met de lippen.....Gij hebt het gebod van God laten vallen en houdt vast aan de overlevering van mensen !´ Er wordt dus duidelijk een onderscheid gemaakt tussen wat van God komt en wat door mensen in het leven is geroepen. 
De Bijbel (is deze niet de norm die alle andere normen normeert ?) daarentegen, gebruikt heel andere maatstaven. Wat in het leven van de mensen telt, is niet zozeer het uiterlijke, maar vooral het innerlijke!
Elke wet en elke handeling zal gedragen worden door de liefde. Hier valt absoluut niets op af te dingen want de Bijbel leert heel duidelijk dat God liefde is (1 Joh. 4, 8.16). Wie de liefde loslaat, laat dus God Zelf los.
Als het hart er niet bij is, heeft niets waarde, zegt diezelfde Bijbel.
Eigenlijk geeft Jezus ons een heel grote vrijheid. Hij wil ons van buitenaf niet binden door wetten, maar Hij verlangt dat wij ons laten leiden door wat wij als goed ervaren, door ons eigen goeddunken. 
Wetten en voorschriften zijn daarbij als wegwijzers : zij kúnnen een richting aangeven. Als men een bepaalde plaats (Rome, b.v.) wil bereiken, dan zijn er meerdere wegen die daarnaar leiden. Het gaat om de Geest die ons leidt, dat wij diep van binnen ontvankelijk zijn voor die Geest. Deze is vrij, niet gebonden aan iets. God overstijgt alles wat Hij Zelf niet is.
Eigenlijk is dat toch ook zo in een goed huwelijk. Daar regelen twee mensen toch niet alles door stipte afspraken en overeenkomsten...
Nee, het is de liefde die hen doet aanvoelen wat goed is voor de ander.
Deze liefde verstart niet in vaste gewoonten, maar is zo vindingrijk en beweeglijk, levend, dat ze volgens de ingeving van het hart telkens weer anders kan handelen.
In de Bijbel staat dat uit het hart boze gedachten  komen, maar uit het hart komen ook goede gedachten...
Als je werkelijk liefhebt, dan heb je geen wetten nodig. Soms zul je je zelfs geroepen voelen om dingen te doen, die niet precies omschreven zijn door een wet.
Het is niet voldoende om christelijk te zijn met woorden. Mensen worden uitgenodigd om een christelijk hart te hebben.
Wij zijn vrijgemaakt van uiterlijke dwang. Paulus zegt het overduidelijk in zijn brief aan de Galaten : ´Voor de vrijheid heeft christus ons vrijgemaakt. houdt dus stand en laat u niet opnieuw het slavenjuk opleggen.´ (5,1)
Als je God werkelijk liefhebt met je hart, dan bid je vanzelf en dan hang je niet aan het materiële.
De maatstaf van alles is het hart, de liefde !
Als ons hart zuiver is, dan heeft het kwade geen vat op ons.
Als wij liefdevol blijven, maakt de liefdeloosheid van anderen ons niet slecht.
Als wij ons hart open houden voor mensen rondom ons, worden wij door de hebzucht van anderen niet hard.
Wat kunnen wij doen ? Bidden om een warmkloppend hart, om een zuivere geest, die gevoelig blijft voor Gods liefde !


woensdag 28 augustus 2024

Wees een van hart en een van ziel op weg naar God.

 Preek op het hoogfeest van de H. Augustus, bisschop, kerkvader en regelvader

28 augustus 2024. Pastoor J. L’Ortye

Wees een van hart en een van ziel op weg naar God

 

“Kijk ten eerste naar de reden waarom U tezamen bent gekomen: woon eensgezind in Uw huis en wees één van ziel en één van hart op weg naar God”.

Zoals gewoonlijk valt de H. Augustinus met de deur in huis, of misschien wel beter gezegd: met de deur in het hart. Met deze vuistregel toont hij zijn mensenkennis, die hij onder meer opdeed na zijn bekering in 386, toen hij met gelijkgezinden ging samenleven. Hoewel hem dat beviel, riep de plicht hem weg om bisschop te worden. Toen moet hij ervaren hebben dat het ideaal van de eerste christenen uit de Handelingen der Apostelen niet vanzelf ontstaat. Ook bij de monniken in de Egyptische woestijn circuleerden al regels om orde in het broederlijk samenleven te scheppen. Dergelijke regels begonnen zelfs een genre op zich te vormen. Zo kennen we uit de periode vóór Augustinus de regel van Pachomius, van Basilius en van Johannes Cassianus en uit de periode na Augustinus, de regel van Benedictus, die van Columbanus, die van Chrodegang van Metz, die van de Karmel en die van St. Franciscus. De regel van Chrodegang van Metz gold in eerste instantie voor kanunniken, niet voor monniken. Caesarius van Arles schreef ook een kloosterregel, maar deze vond geen navolging.

 Naast een kloosterregel werden naar gelang de precieze inhoud van de betreffende regel en de gewenste strengheid bij de navolging ervan vaak constituties opgesteld die meer gedetailleerde regelingen bevatten voor de dagelijkse gang van zaken in een klooster. De Regel van Benedictus is door de grote verspreiding van de Benedictijnenkloosters lange tijd de kloosterregel bij uitstek geweest. Karel de Grote stelde deze regel verplicht. De meer algemeen geformuleerde Regel van Augustinus werd in de twaalfde eeuw door de paus verplicht gesteld als te kiezen regel voor nieuwe kloosterorden die in tijd ontstonden, zoals de kanonikale Orde van het H. Graf. Onder de Regel van Augustinus verstaat men overigens feitelijk vijf verschillende teksten. Niet alleen de Augustijnen volgen deze regel. Met name de bedelorden kozen voor deze regel, met uitzondering van de Franciscanen.

 Kloosterregels kunnen bepalingen over allerlei aspecten van het kloosterleven bevatten. Met name vindt men er regelingen voor de gebedstijden, specifiek voor het getijdengebed, inclusief het aantal en soms zelfs de keuze van de te bidden psalmen. Ook het noviciaat, de gang van zaken bij de maaltijden, de te verrichten werkzaamheden, voorschriften voor geestelijke lectuur en meditatie, de verdeling van taken en speciaal de rol van de abt of andere overste komen er vaak in ter sprake. Behalve formele regels kennen verschillende orden en congregaties ook specifieke documenten voor het gedrag, houding en spiritualiteit. In het leven van de Cisterciënzers speelden in de twaalfde eeuw documenten als het Magnum Exordium en de Charta Caritatis - geschreven door Stephan Harding - en de geschriften van Bernardus van Clairvaux een belangrijke rol. 

De regel van Augustinus geldt als een van de oudst bewaarde kloosterregel van het Westen. Voor wie Augustinus kent klinkt hij in zijn regel verrassend gematigd, ook in vergelijking met veel strengere ascetische woestijngemeenschappen waarvoor onder andere Pachomius een kloosteregel schreef. Hij regelt het gedrag waarover spanning kan ontstaan, bijvoorbeeld tussen rijken en slaven (omtrent bezitloosheid) en tussen sterken en zwakken (omtrent vasten). Dat gaat over de was en de kledij, verliefdheid en conflict, transparantie en leiding. En al kan men de wenkbrauwen fronsen bij het voorgeschreven bad-ritme, toch gaat Augustinus steeds naar de essentie: “wanneer U met psalmen en hymnen tot God bidt, laat dan in Uw hart omgaan wat Uw stem uitdraagt”. Met slechts enkele bladzijden aan regels zegt hij uiteindelijk veel en voert hij naar de ene geest die de gemeenschap vormt: “De Heer geve U dat U dit alles met liefde in acht neemt”. En die regel omtrent de liefde waarmee de geboden en verboden in acht worden genomen geldt natuurlijk voor ons allemaal, niet alleen voor de kloosterlingen, niet alleen voor de ambtsdragers, maar ook voor de leken midden in de wereld. Want zonder de liefde kan niemand de Heer behagen. De liefde tot God is het allereerste en het voornaamste gebod, terwijl dat van de liefde tot de naaste daarmee gelijkwaardig is. Daaraan hangt heel de wet en de profeten (Mt 22, 40).

 


zaterdag 24 augustus 2024

Evangelie van de 21e zondag door het jaar (B) -Joh. 6, 60-69 en een overweging

Naar wie zouden wij gaan? Uw woorden zijn woorden van eeuwig leven. (Joh 6,68)















In die tijd zeiden velen van Jezus’ leerlingen:

“Deze taal stuit iemand tegen de borst.

Wie is nog in staat naar Hem te luisteren?”

Maar Jezus

die uit zichzelf wist dat zijn leerlingen daarover morden,

vroeg hun:

“Neemt gij daar aanstoot aan?

Als gij dan de Mensenzoon ziet opstijgen

naar waar Hij vroeger was … ?

Het is de geest die levend maakt,

het vlees is van geen nut.

De woorden die Ik tot u gesproken heb,

zijn geest en leven.

Maar er zijn er onder u

die geen geloof hebben.”

– Jezus wist inderdaad van het begin af aan

wie het waren die niet geloofden

en wie Hem zouden overleveren. –

Hij voegde er aan toe:

“Daarom heb Ik u gezegd,

dat niemand tot Mij kan komen

als het hem niet door de Vader gegeven is.”

Tengevolge hiervan

trokken velen van zijn leerlingen zich terug

en verlieten zijn gezelschap.

Waarop Jezus aan de twaalf vroeg:

“Wilt ook gij soms weggaan?”

Simon Petrus antwoordde Hem:

“Heer, naar wie zouden wij gaan?

Uw woorden zijn woorden van eeuwig leven

en wij geloven en weten dat Gij de Heilige Gods zijt.”

Overweging

Geloven is meer dan bepaalde waarheden aannemen. Geloven is: zich in alles toevertrouwen aan God, onze Vader. Dat kan een radicale omkeer meebrengen. Daartoe worden wij uitgenodigd.

Heel wat ouders maken het mee: zij hebben hun kinderen met alle zorgen omringd; als hun kinderen maar gelukkig waren en goede mensen werden. Vaak zijn ze erin geslaagd. Er kwam geen breuk. De opgroeiende kinderen beseften wel wat hun ouders voor hen betekenden. Gretig aanvaardden zij het brood dat hun werd aangereikt; brood om te eten, brood van vriendschap en genegenheid, van veiligheid.

Zo gebeurde het ook met Christus. De mensen rondom Hem hadden het vlug door: die man houdt van ons. Hij zorgt voor ons. Hij leeft voor ons.

Hij staat aan de kant van de gewone mens, tegen de leiders van het volk in. Gretig aanvaarden zij het brood dat Hij hun aanreikt, brood om te eten, brood van vriendschap en geborgenheid, van veiligheid en zelfs van blijvende toekomst.

Kijken we nu nog eens terug naar die goede ouders. Zo lang de kinderen heel wat krijgen is alles fijn in orde. Maar...zij wensen hun ouders niet te volgen als het gaat om de geest van waaruit zij leven. Wanneer deze ouders hun grotere kinderen erop wijzen dat zij steun en kracht vinden bij de liefdevolle God; dat gebed en regelmatige eucharistie voor hen het fundament zijn voor hun inzet; en als zij erop rekenen dat ook hun kinderen hen daarin volgen, dan volgt vaak de breuk. Zíj zien daar geen heil in. Er is brood en vermaak en dat is genoeg.

Laten we nu weer terugkeren naar Christus. De mensen waren enthousiast met alles wat zij van Hem kregen. Maar...als Hij sprak over de diepste beweegredenen van waaruit Hij leefde, nl. de liefde van God, zijn Vader voor alle mensen, dan volgden zij Christus niet langer. ´Er zijn er onder u die geen geloof hebben´, zegt Hij. En bij wijze van spreken zegt Hij ook: jullie willen wel alle materiële voordelen, maar vragen niet:

hoe kan ik zinvoller leven ?

De Liefdevolle is het Brood dat leven geeft. Geloven in God, daar gaat het om. Daarom nodig Ik u uit, u toe te vertrouwen aan de liefdevolle God.

Maar dan komt de breuk. Deze taal stuit hen tegen de borst. Niets, echter, van zijn woorden trekt Hij terug. Het is voor of tegen Hem.

Daarom vraagt Hij aan de leerlingen: ´willen jullie soms ook gaan ?´

Zal ons antwoord ook blijven: ´Heer, naar wie zouden wij gaan ? Uw woorden, zijn woorden van eeuwig leven.´


zondag 18 augustus 2024

Maria Tenhemelopneming. Gedachten bij Lucas 1, 39-56

Hoog verheft nu mijn ziel de Heer, verrukt is mijn geest om God, mijn Verlosser. Zijn keus viel op zijn eenvoudige dienstmaagd 


Maria ten hemel opgenomen ! Het wordt uitgebeeld op een schilderij, waarop Maria boven de mensen uitstijgt tussen mooie bloemen en kaarslicht.

In het Evangelie wordt Maria nergens op een troon geplaatst, dat valt toch wel op. Het Evangelie laat haar alleen optreden in de dagelijkse gebeurtenissen van het leven : een kindje krijgen, een bruiloft meevieren, als gewone vrouw staat ze onder het kruis bij een stervende zoon, als biddende vrouw wacht zij, samen met de leerlingen, op de komst van de H. Geest.

Maria heeft gewoon meegemaakt wat wij ook beleven, en daardoor is ze voor ons een voorbeeld en een bemoediging.

Als wij zo over Maria nadenken, blijven we vooral stilstaan bij haar diep geloof. Zij durfde zich onvoorwaardelijk toe te vertrouwen aan de liefdevolle God, niettegenstaande de vele vragen, die gesteld werden rond haar Zoon. Zij begreep ook niet alles, wat in haar leven gebeurde.

Maria komt in het Evangelie naar voren als een vrouw van vlees en bloed. In haar vind je jezelf terug. Met haar kun je zeggen : ´Dat overkomt mij ook !´

´Hoe kan dat geschieden ?´, vraagt ze zich af bij de boodschap. Hier beluisteren wij haar niet-begrijpen maar ook haar geloof en haar uit handen geven. Als God het zo wil, als het nu eenmaal zó moet, vooruit dan maar...

Als zij haar kind kwijt raakt in de tempel, vraagt Maria : ´Waarom heb je ons dat aangedaan ?´ En het antwoord bewaarde ze diep in haar hart : ´Wist ge dan niet dat Ik in de dingen van de Vader moest zijn ?´

Zij begreep niet wat Jezus bedoelde, maar gelovig zocht ze naar de zin van die woorden. Ze dacht erover na...

Op de bruiloft te Kana ziet zij die arme mensen, die geen wijn meer hebben. Zij gaat met de vraag om een wonder naar haar Zoon. Dan krijgt ze een antwoord, dat ons nog altijd vreemd in de oren klinkt : ´Vrouw, is dat soms uw zaak ?´ En tóch gelooft Maria in haar Zoon, want  ze zegt tegen een bediende : ´Doe alles wat Hij u zeggen zal´.

Maria kon haar Zoon niet altijd volgen, maar onder het kruis was ze aanwezig. En wanneer Jezus bidt : ´Vader, waarom hebt Gij Mij verlaten ?´ dan staat zij daar, tastend in de duisternis van het geloof, maar met een volledig loslaten aan een onbekende toekomst. Maria zal zeker als een verdrietige moeder naar huis zijn gegaan, maar niet als een gebroken vrouw... Want enige dagen later was ze weer aan het bidden samen met de leerlingen, die het niet zo lang hadden volgehouden...

Wij moeten ook vaak worstelen om dat los laten in geloof. Wij vragen ons ook dikwijls af : ´Hoe kan dat nu ?´, ´Waarom dat nu ?´ In die ogenblikken kunnen we ons optrekken aan het voorbeeld van Maria.

Naar haar opzien, is de zekerheid vinden, dat toch niet alles zinloos is.

Stilaan kan of mag je begrijpen, dat geloven betekent : je toevertrouwen aan God, die vertrouwenswaardig is, die zorg voor je draagt. Dat geloof en vertrouwen houdt je overeind, ook in de diepste duisternis.

Maria is nooit zonder hoop geweest. Zij heeft het geloof in de liefde en in de trouw van God bewaard. Haar geloof heeft gezegevierd over de duisternis : zij is in Gods licht ! Wij kunnen in haar geloof delen, als wij, evenals zij, gelovig en vertrouwvol onze weg willen gaan door de duistere momenten van ons leven heen naar het volle licht dat de liefdevolle God is.

zondag 11 augustus 2024

Evangelie van de 19e zondag door het jaar en een overweging. Ik ben het levende brood dat uit de hemel is neergedaald.

 



evangelie: Joh. 6, 41-51

Ik ben het levende brood dat uit de hemel is neergedaald.


In die tijd morden de Joden over Jezus,
omdat Hij gezegd had:
Ik ben het brood dat uit de hemel is neergedaald,
en zij zeiden:
“Is dit niet Jezus, de zoon van Jozef,
en kennen wij zijn vader en moeder niet?
Hoe kan Hij dan zeggen:
Ik ben uit de hemel neergedaald?”
Maar Jezus sprak tot hen:
“Mort toch niet onder elkaar.
Niemand kan tot Mij komen
als de Vader die Mij zond hem niet trekt;
en Ik zal hem doen opstaan op de laatste dag.
Er staat geschreven bij de profeten:
En allen zullen door God onderricht worden.
Al wie naar de leer van de Vader geluisterd heeft komt tot Mij.
Niet dat iemand de Vader gezien heeft:
alleen Degene die uit God is, heeft de Vader gezien.
Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u:
wie gelooft heeft eeuwig leven.
Ik ben het brood des levens.
Uw vaderen die het manna hebben gegeten in de woestijn,
zijn niettemin gestorven;
maar dit brood daalt uit de hemel neer
opdat wie er van eet niet sterft.
Ik ben het levende brood
dat uit de hemel is neergedaald.
Als iemand van dit brood eet
zal hij leven in eeuwigheid.
Het brood dat Ik zal geven
is mijn vlees,
ten bate van het leven der wereld.”



Overweging

In het evangelie hoorden we Christus zeggen : ´Ik ben het levende Brood dat uit de hemel is neergedaald´. Hij zegt hiermee dat het wonder van de broodvermenigvuldiging eigenlijk niet zoveel betekent, het is niet de kern van zijn boodschap. Hij wil niet komen als een grote Sinterklaas, die cadeau´s uitdeelt. Hij wil geen goedkope vervulling brengen van alle mogelijke wensdromen. Hij komt geen consumptiemaatschappij opbouwen. Hij komt geen rijk van politieke en aardse macht vestigen.

Maar........Hij brengt wel Zichzelf. En dan begonnen mensen te morren, volgens het evangelie. Ze hadden het zich wel wat anders voorgesteld :

nl. overvloed aan aardse goederen, een nieuwe politiek en overwinning op de Romeinen. De mensen zetten zich tegen Christus af. Het begint hen te vervelen. Na zijn toespraak zien we dan ook dat veel mensen zich van Hem verwijderen. Wat heeft de meeste mensen nu eigenlijk gelokt ? Rijkdom ? Carrière ? Macht ? Maar als ze dat van Hem verwachten, dan waren ze eigenlijk nog met zichzelf bezig, dan hadden ze alleen maar interesse voor voorbijgaande dingen en dan interesseerde Christus als persoon hen eigenlijk niet. In de mate dat Hij geschenken zou blijven uitdelen, zouden ze waarschijnlijk trouw blijven.

Maar........een echte persoonlijke verhouding tot de Vader, daar ging het echter niet om.

Als de mensen zich nu terugtrekken, spreken zíj zélf over zich het oordeel uit. Ze zeggen daardoor : wij willen alleen maar bezit, macht e.d., U Zelf hebben we niet nodig. En daarmee zeggen ze nog meer !

Dan zeggen ze ook : U die getuige bent van God, hebben we niet nodig,

d.w.z. God Zélf hebben we ook niet nodig.

In hun reactie op Christus komt hun mentaliteit aan het licht.

Enkelen daarentegen hebben zich niet laten afstoten door woorden van de Mensenzoon. Zij worden daardoor uitgenodigd door te stoten naar een dieper niveau van hun verlangen.

Iedereen zoekt leven, maar velen denken dat leven is : rijkdom en bezit hebben, machtig zijn, carrière maken e.d. ........ maar dring je dan wel door tot de diepste levenshunkering ?

Dat er diepere niveau´s zijn, wordt ons duidelijk als we iemand zien die echt iets uitstraalt doordat hij openstaat voor mensen, voor het Mysterie in het leven en voor de dragende grond onder alles, d.w.z. voor God.

Christus kon dan ook, volgens het evangelie, zeggen : ´Ik ben het levensbrood´. Hij toonde Zich als de vervulling van die diepste levenshunker, een hunker die met God te maken heeft. Als vervulling van dat diepe verlangen, kon Hij, volgens het evangelie, dan ook zeggen : ´Ik ben de weg, de waarheid en het leven´.

 


dinsdag 6 augustus 2024

Vandaag Feest van de Gedaanteverandering van de Heer, titelfeest van Priorij Thabor



Vandaag vieren we de Transfiguratie van de Heer. De apostelen waren diep ontzet toen ze getuige waren van de gebeurtenissen van de Passie. Daarom leidde de Heer drie van hen, juist degenen die hem zouden vergezellen in zijn doodsstrijd in Gethsémani, van te voren naar de top van de berg Thabor om zijn heerlijkheid te aanschouwen. Christus openbaarde Zijn Goddelijkheid aan Petrus, Jakobus en Johannes in de schittering van zijn goddelijk licht terwijl ook Mozes en Elia getuigden van zijn Godheid.

Volgens Mattheüs nam Jezus Petrus, Jakobus en Johannes en leidde hen een hoge berg op en werd voor hen van gedaante veranderd, zodat zijn gezicht straalde als de zon en zijn kleren wit waren als het licht. En daar verschenen Mozes en Elia die met hem spraken (Mt. 17, 1-3). Petrus drukt het met de volgende woorden uit: Heer, wat is het goed dat wij hier zijn; als U wilt, zal ik hier drie tenten bouwen, één voor U, één voor Mozes en één voor Elia (Mt. 17,4). De heilige Marcus, die zelf de catechese van de heilige Petrus ter hand neemt, voegt eraan toe dat hij niet wist wat hij zei (Mc. 9,6). Hij was nog steeds aan het spreken toen een heldere wolk hen overschaduwde en een stem uit de wolk zei: "Dit is mijn Zoon, de Geliefde, in Wie Ik mijn welbehagen heb; luister naar Hem" (Mt. 17, 5). 


Communie-antifoon “Visionem quam vidistis”

De tekst van de communie-antifoon “Visionem quam vidistis” is ontleend aan het evangelie van Mattheüs, hoofdstuk 17, vers 9,  Dit zijn woorden van Jezus aan zijn drie apostelen na de wonderbaarlijke scène van de Transfiguratie, terwijl ze van de berg afdalen. Dit moment van glorie moet geheim blijven en niet geopenbaard worden tot de verrijzenis. Voor ons is het echter niet langer een geheim, we kunnen het vieren, zingen en dat visioen in onze ziel bewaren in de hoop op een dag de verblijfplaats van de Glorie, het eeuwige Licht, te bereiken.

 Visionem quam vidistis nemini dixeritis (Graduale Triplex) (youtube.com)