woensdag 28 augustus 2024

Wees een van hart en een van ziel op weg naar God.

 Preek op het hoogfeest van de H. Augustus, bisschop, kerkvader en regelvader

28 augustus 2024. Pastoor J. L’Ortye

Wees een van hart en een van ziel op weg naar God

 

“Kijk ten eerste naar de reden waarom U tezamen bent gekomen: woon eensgezind in Uw huis en wees één van ziel en één van hart op weg naar God”.

Zoals gewoonlijk valt de H. Augustinus met de deur in huis, of misschien wel beter gezegd: met de deur in het hart. Met deze vuistregel toont hij zijn mensenkennis, die hij onder meer opdeed na zijn bekering in 386, toen hij met gelijkgezinden ging samenleven. Hoewel hem dat beviel, riep de plicht hem weg om bisschop te worden. Toen moet hij ervaren hebben dat het ideaal van de eerste christenen uit de Handelingen der Apostelen niet vanzelf ontstaat. Ook bij de monniken in de Egyptische woestijn circuleerden al regels om orde in het broederlijk samenleven te scheppen. Dergelijke regels begonnen zelfs een genre op zich te vormen. Zo kennen we uit de periode vóór Augustinus de regel van Pachomius, van Basilius en van Johannes Cassianus en uit de periode na Augustinus, de regel van Benedictus, die van Columbanus, die van Chrodegang van Metz, die van de Karmel en die van St. Franciscus. De regel van Chrodegang van Metz gold in eerste instantie voor kanunniken, niet voor monniken. Caesarius van Arles schreef ook een kloosterregel, maar deze vond geen navolging.

 Naast een kloosterregel werden naar gelang de precieze inhoud van de betreffende regel en de gewenste strengheid bij de navolging ervan vaak constituties opgesteld die meer gedetailleerde regelingen bevatten voor de dagelijkse gang van zaken in een klooster. De Regel van Benedictus is door de grote verspreiding van de Benedictijnenkloosters lange tijd de kloosterregel bij uitstek geweest. Karel de Grote stelde deze regel verplicht. De meer algemeen geformuleerde Regel van Augustinus werd in de twaalfde eeuw door de paus verplicht gesteld als te kiezen regel voor nieuwe kloosterorden die in tijd ontstonden, zoals de kanonikale Orde van het H. Graf. Onder de Regel van Augustinus verstaat men overigens feitelijk vijf verschillende teksten. Niet alleen de Augustijnen volgen deze regel. Met name de bedelorden kozen voor deze regel, met uitzondering van de Franciscanen.

 Kloosterregels kunnen bepalingen over allerlei aspecten van het kloosterleven bevatten. Met name vindt men er regelingen voor de gebedstijden, specifiek voor het getijdengebed, inclusief het aantal en soms zelfs de keuze van de te bidden psalmen. Ook het noviciaat, de gang van zaken bij de maaltijden, de te verrichten werkzaamheden, voorschriften voor geestelijke lectuur en meditatie, de verdeling van taken en speciaal de rol van de abt of andere overste komen er vaak in ter sprake. Behalve formele regels kennen verschillende orden en congregaties ook specifieke documenten voor het gedrag, houding en spiritualiteit. In het leven van de Cisterciënzers speelden in de twaalfde eeuw documenten als het Magnum Exordium en de Charta Caritatis - geschreven door Stephan Harding - en de geschriften van Bernardus van Clairvaux een belangrijke rol. 

De regel van Augustinus geldt als een van de oudst bewaarde kloosterregel van het Westen. Voor wie Augustinus kent klinkt hij in zijn regel verrassend gematigd, ook in vergelijking met veel strengere ascetische woestijngemeenschappen waarvoor onder andere Pachomius een kloosteregel schreef. Hij regelt het gedrag waarover spanning kan ontstaan, bijvoorbeeld tussen rijken en slaven (omtrent bezitloosheid) en tussen sterken en zwakken (omtrent vasten). Dat gaat over de was en de kledij, verliefdheid en conflict, transparantie en leiding. En al kan men de wenkbrauwen fronsen bij het voorgeschreven bad-ritme, toch gaat Augustinus steeds naar de essentie: “wanneer U met psalmen en hymnen tot God bidt, laat dan in Uw hart omgaan wat Uw stem uitdraagt”. Met slechts enkele bladzijden aan regels zegt hij uiteindelijk veel en voert hij naar de ene geest die de gemeenschap vormt: “De Heer geve U dat U dit alles met liefde in acht neemt”. En die regel omtrent de liefde waarmee de geboden en verboden in acht worden genomen geldt natuurlijk voor ons allemaal, niet alleen voor de kloosterlingen, niet alleen voor de ambtsdragers, maar ook voor de leken midden in de wereld. Want zonder de liefde kan niemand de Heer behagen. De liefde tot God is het allereerste en het voornaamste gebod, terwijl dat van de liefde tot de naaste daarmee gelijkwaardig is. Daaraan hangt heel de wet en de profeten (Mt 22, 40).