vrijdag 24 december 2021

Lezingen H. Mis Kerstfeest Nachtmis

Kerstmis - nachtmis
Eerste lezing (Jes. 9, 1-3.5-6)
Uit het boek van de profeet Jesaja.
Het volk dat wandelt in de duisternis
ziet een helder licht;
een glans straalt over hen,
die wonen in het land van de dood.
Gij hebt hun blijdschap vermeerderd,
hun vreugde vergroot.
Voor uw aanschijn zijn zij vrolijk als mensen,
die opgewekt zijn bij de oogst,
of jubelen bij het verdelen van de buit.
Want het juk dat zwaar op hem drukt,
het blok dat ligt op zijn nek,
en de stok van zijn drijver,
hebt gij stuk gebroken als in de dagen van Midjan.
Want een Kind is ons geboren,
een Zoon werd ons geschonken;
Hem wordt de macht op de schouders gelegd
en men noemt Hem:
Wonderbare Raadsman,
Goddelijke Held,
Eeuwige Vader,
Vredevorst.
Een grote macht en een onbeperkte welvaart
zullen toevallen aan Davids troon
en aan zijn koninkrijk,
zodat het gegrondvest zal zijn
en stevig gebouwd op recht en gerechtigheid
van nu af tot in eeuwigheid.
De ijver van de Heer der hemelse machten brengt het tot stand.

Tweede lezing (Titus 2, 11-14)
Uit de brief van de heilige apostel Paulus aan Titus.
Dierbare,
De genade van God,
bron van heil voor alle mensen,
is op aarde verschenen.
Zij leert ons goddeloosheid en wereldse begeerten te verzaken
en bezonnen, rechtvaardig en vroom te leven in deze tijd,
terwijl wij uitzien naar de zalige vervulling van onze hoop,
de openbaring van de heerlijkheid
van onze grote God en Heiland Christus Jezus.
Hij heeft zichzelf voor ons gegeven,
om ons van alle ongerechtigheid te verlossen
en ons te maken tot zijn eigen volk,
gereinigd van zonde,
vol ijver voor alle goeds.

Evangelie (Lucas 2, 1-14)
In die dagen kwam er een besluit van keizer Augustus,
dat er een volkstelling moest gehouden worden in heel zijn rijk.
Deze volkstelling vond plaats
eer Quirinius landvoogd van Syrië was.
Allen gingen op reis,
ieder naar zijn eigen stad, om zich te laten inschrijven.
Ook Jozef trok op
en omdat hij behoorde tot het huis en geslacht van David,
ging hij van Galilea, uit de stad Nazaret,
naar Judea, naar de stad van David, Betlehem geheten,
om zich te laten inschrijven,
samen met Maria zijn verloofde, die zwanger was.
Terwijl zij daar verbleven,
brak het uur aan waarop zij moeder zou worden;
zij bracht een Zoon ter wereld, haar eerstgeborene.
Zij wikkelde Hem in doeken en legde Hem neer in een kribbe,
omdat er voor hen geen plaats was in de herberg.
In de omgeving bevonden zich herders,
die in het open veld gedurende de nacht hun kudde bewaakten.
Plotseling stond een engel des Heren voor hen
en zij werden omstraald door de glorie des Heren,
zodat zij door grote vrees werden bevangen.
Maar de engel sprak tot hen:
“Vreest niet, want zie,
ik verkondig u een vreugdevolle boodschap,
die bestemd is voor heel het volk.
Heden is u een Redder geboren,
Christus de Heer,
in de stad van David.
En dit zal voor u een teken zijn:
gij zult het pasgeboren kind vinden
in doeken gewikkeld en liggend in een kribbe.”
Opeens voegde zich bij de engel een hemelse heerschare;
zij verheerlijkten God met de woorden:
“Eer aan God in den hoge
en op aarde vrede onder de mensen
in wie Hij welbehagen heeft.”