Zondag onder het Kerstoctaaf
Deus,
qui præclara nobis sanctæ Familiæ dignatus es exempla præbere,
concede
propitius,
ut
domesticis virtutibus caritatisque vinculis illam sectantes,
in
lætitia domus tuæ præmiis fruamur æternis.
Heer, in uw goedheid hebt Gij ons de heilige Familie
als voorbeeld gegeven. Geef dat wij hen navolgen door een goed gezinsleven en
onderlinge liefde, om eens in de vreugde van uw huis het eeuwig geluk te mogen
genieten.
In relatie met het feest van de Geboorte van de
Heer lag een feest ter ere van zijn maagdelijke Moeder (8 december) voor de
hand. Betrekkelijk laat, pas in 1921, kwam men ertoe ook een feest van de Heilige
Familie in de liturgische kalender op te nemen en wel op de zondag na de
Verschijning van de Heer (Epiphanie/Driekoningen).
De verering
van de heilige Familie kwam vooral als uiting van devotie tot bloei door de
verschillende broederschappen onder deze titel ten tijde van de Contrareformatie.
Door paus Leo XIII werd het in verschillende bisdommen reeds bestaande feest
van de H.Familie naar de 3e zondag na Epiphanie verplaatst en keurde
hij na approbatie van de Broederschap ook een nieuw mis- en officieformulier
goed[1].
Paus Benedictus XIV breidde het feest tot heel de Kerk uit en plaatste het op
de zondag onder het toenmalige octaaf van Epiphanie (vgl AAS 13[1921]593-594)
gezien de overeenkomst van dit feest met de evangelielezing van die zondag.
Wellicht vanuit het gevoel dat dit feest van de
H.Familie dat de verborgen kinderjaren van de mensgeworden Verlosser in de
besloten familiekring viert, minder paste in de Epiphanietijd waar de
‘openbaring’ of ‘verschijning’ van Christus immers centraal staat, werd dit
feest in de postconciliaire Romeinse kalender[2]
vastgelegd op de zondag onder het octaaf van Kerstmis of, indien er binnen het
octaaf geen zondag valt, op 30 december.
Het collectegebed werd ten opzichte van dat van
1921 volledig veranderd, ofschoon de inhoudelijke essentie bewaard bleef.
Natuurlijk ligt aan dit gebed alsook aan de invoering van dit feest de grote
zorg om het verval van het gezin ten grondslag. Men bidt om afwending van
buitengewoon gevaar en ziet hulp in het navolgen van de H. Familie. De oratie
zegt dat Gód de mensen daarvoor “præclara exempla” – de schitterende
voorbeelden – van de H. Familie heeft gegeven. Stelde de oratie van 1921 dat
Christus het huiselijke leven met onuitsprekelijke deugden heeft geheiligd, de
nieuwe oratie bidt om deze “domesticis virtutibus” – huiselijke deugden en om
de banden van de liefde, zoals deze voorbeeldig binnen de H. Familie werden
beleefd. Lichtjes zinspelend op het in de volksvroomheid vereerde “Huisje van
Nazareth”, bidt de oratie tenslotte om een vreugdevol leven in het Huis van God,
de hemel, en om het eeuwige loon. De oratie van 1921 sloot met de bede om het
“consortium sempiternum” – het eeuwige gezelschap [van de H.Familie]. De
Latijnse tekst van de nieuwe oratie alludeert met de begrippen “huiselijke
deugden” en speciaal de “banden van de liefde” duidelijk op de 2e
lezing van het feest (Jaar B: Kol
3,12-21), waarvan de kerntekst ook reeds in het epistel van het
misformulier was vervat. De relatie met deze lezing
verduidelijkt de huidige oratie. De huiselijke deugden zijn het object van de
lezing en de “banden van de liefde” wijzen op de meest sublieme van deze
deugden, op die deugd die de andere tot een eenheid samenbindt: “Voegt bij dit
alles de liefde als de band der volmaaktheid”.
Welke zijn die “huiselijke deugden” ondersteund
door, en gericht op die volmaakte liefde?
Het Getijdengebed noemt ze in de Preces van Lauden
en Vespers:
Onderdanigheid jegens de ouders
Eerbied en gehoorzaamheid jegens degenen die ons wettig leiding geven
Onderlinge vrede en liefde
IJver voor de zaak van God en eerbetoon aan God in elk huis
Nederigheid en onderlinge dienstbaarheid
Een gevoelig en luisterend oor voor het woord van God
IJver in het te verrichten werk
Onderdanigheid jegens de ouders
Eerbied en gehoorzaamheid jegens degenen die ons wettig leiding geven
Onderlinge vrede en liefde
IJver voor de zaak van God en eerbetoon aan God in elk huis
Nederigheid en onderlinge dienstbaarheid
Een gevoelig en luisterend oor voor het woord van God
IJver in het te verrichten werk
De afsluitende bede
vraagt aan Jezus zelf die in het gezin van Nazareth toenam in wijsheid,
krachten en genade bij God en bij de mensen, dat ook wij door dit alles in en
tot Hem, ons Hoofd, mogen groeien.