zondag 26 december 2021

Collectegebed Feest Heilige Familie: in onderlinge liefde de H. Familie navolgen!

 Zondag onder het Kerstoctaaf

Deus, qui præclara nobis sanctæ Familiæ dignatus es exempla præbere,
concede propitius,
ut domesticis virtutibus caritatisque vinculis illam sectantes,
in lætitia domus tuæ præmiis fruamur æternis.

Heer, in uw goedheid hebt Gij ons de heilige Familie als voorbeeld gegeven. Geef dat wij hen navolgen door een goed gezinsleven en onderlinge liefde, om eens in de vreugde van uw huis het eeuwig geluk te mogen genieten.

In relatie met het feest van de Geboorte van de Heer lag een feest ter ere van zijn maagdelijke Moeder (8 december) voor de hand. Betrekkelijk laat, pas in 1921, kwam men ertoe ook een feest van de Heilige Familie in de liturgische kalender op te nemen en wel op de zondag na de Verschijning van de Heer (Epiphanie/Driekoningen).

De verering van de heilige Familie kwam vooral als uiting van devotie tot bloei door de verschillende broederschappen onder deze titel ten tijde van de Contrareformatie. Door paus Leo XIII werd het in verschillende bisdommen reeds bestaande feest van de H.Familie naar de 3e zondag na Epiphanie verplaatst en keurde hij na approbatie van de Broederschap ook een nieuw mis- en officieformulier goed[1]. Paus Benedictus XIV breidde het feest tot heel de Kerk uit en plaatste het op de zondag onder het toenmalige octaaf van Epiphanie (vgl AAS 13[1921]593-594) gezien de overeenkomst van dit feest met de evangelielezing van die zondag.
Wellicht vanuit het gevoel dat dit feest van de H.Familie dat de verborgen kinderjaren van de mensgeworden Verlosser in de besloten familiekring viert, minder paste in de Epiphanietijd waar de ‘openbaring’ of ‘verschijning’ van Christus immers centraal staat, werd dit feest in de postconciliaire Romeinse kalender[2] vastgelegd op de zondag onder het octaaf van Kerstmis of, indien er binnen het octaaf geen zondag valt, op 30 december.

Het collectegebed werd ten opzichte van dat van 1921 volledig veranderd, ofschoon de inhoudelijke essentie bewaard bleef. Natuurlijk ligt aan dit gebed alsook aan de invoering van dit feest de grote zorg om het verval van het gezin ten grondslag. Men bidt om afwending van buitengewoon gevaar en ziet hulp in het navolgen van de H. Familie. De oratie zegt dat Gód de mensen daarvoor “præclara exempla” – de schitterende voorbeelden – van de H. Familie heeft gegeven. Stelde de oratie van 1921 dat Christus het huiselijke leven met onuitsprekelijke deugden heeft geheiligd, de nieuwe oratie bidt om deze “domesticis virtutibus” – huiselijke deugden en om de banden van de liefde, zoals deze voorbeeldig binnen de H. Familie werden beleefd. Lichtjes zinspelend op het in de volksvroomheid vereerde “Huisje van Nazareth”, bidt de oratie tenslotte om een vreugdevol leven in het Huis van God, de hemel, en om het eeuwige loon. De oratie van 1921 sloot met de bede om het “consortium sempiternum” – het eeuwige gezelschap [van de H.Familie]. De Latijnse tekst van de nieuwe oratie alludeert met de begrippen “huiselijke deugden” en speciaal de “banden van de liefde” duidelijk op de 2e lezing van het feest (Jaar B: Kol 3,12-21), waarvan de kerntekst ook reeds in het epistel van het
misformulier was vervat. De relatie met deze lezing verduidelijkt de huidige oratie. De huiselijke deugden zijn het object van de lezing en de “banden van de liefde” wijzen op de meest sublieme van deze deugden, op die deugd die de andere tot een eenheid samenbindt: “Voegt bij dit alles de liefde als de band der volmaaktheid”.

Welke zijn die “huiselijke deugden” ondersteund door, en gericht op die volmaakte liefde?
Het Getijdengebed noemt ze in de Preces van Lauden en Vespers:
Onderdanigheid jegens de ouders
Eerbied en gehoorzaamheid jegens degenen die ons wettig leiding geven
Onderlinge vrede en liefde
IJver voor de zaak van God en eerbetoon aan God in elk huis
Nederigheid en onderlinge dienstbaarheid
Een gevoelig en luisterend oor voor het woord van God
IJver in het te verrichten werk

De afsluitende bede vraagt aan Jezus zelf die in het gezin van Nazareth toenam in wijsheid, krachten en genade bij God en bij de mensen, dat ook wij door dit alles in en tot Hem, ons Hoofd, mogen groeien.




[1] SCR Breve 14.6.1892
[2] Decr. 14.2.1969;Norm. Univ. nr.35