zaterdag 1 februari 2025
Overweging Opdracht van de Heer in de Tempel - De liefdevolle God is ons nabij 2025
In deze duistere wereld is er licht nodig. Wij horen dan ook de oproep : ´Zo moet uw lichtstralen voor het oog van alle mensen, opdat ze uw goede werken zien en uw Vader verheerlijken, die in de hemel is´ (Mt 6, 16).
Bij de doop werd al een kaars ontstoken aan de Paaskaars, opdat wij in deze wereld licht van Gods licht zouden zijn en vuur van zijn vuur.
Verder is ons leven met kaarsen begeleid : de kaarsen van de groene adventskrans, het licht in de kerstboom en de grote Paaskaars.
Zij herinneren er ons telkens aan dat de liefdevolle God ons nabij is. Hij is de helpende en bevrijdende God, die onze duisternis met zijn licht kan doorbreken. En op het einde van onze levensweg zal men nogmaals kaarsen ontsteken. Zij worden ons meegegeven als reisstaf naar de eeuwigheid, als een lamp voor onze voeten, als een belofte dat wij zullen ontwaken in het eeuwige licht van Gods heerlijkheid.
De kaars is ook een beeld van ons eigen leven. Bekijk de kaars eens heel goed. Bovenop brandt het licht dat de duisternis doorbreekt en dat warmte geeft. Daaronder is de was, die stil en bescheiden helemaal in dat licht opgaat. De was weert zich niet, verzet zich niet : een toonbeeld van bereidheid. De kaars is bereid om daar te branden waar ze wordt neergezet. Overal is ze bereid zichzelf om te zetten in licht en warmte.
Zo heeft Christus zich ook tot in de dood gegeven aan mensen, zo is Maria met haar moederliefde overal aanwezig om het lijden van mensen te verlichten. Zo worden ook wij uitgenodigd om ons zelf weg te schenken aan hen die in de duisternis van eenzaamheid en lijden hunkeren naar warmte en troost. Zo kunnen wij warmte schenken aan hen die verkild zijn in het geloof en in het vertrouwen op God en de mensen.
In de Alpen staat een heel klein kerkje. Er is geen elektrisch licht en als er de eucharistie wordt gevierd, krijgt iedereen een olielampje. Wanneer er maar enkele mensen zijn, tekent dat licht zich griezelig af tegen de pilaren en in dat halfdonker word je bang. Maar als er veel mensen zijn, dan wordt het kerkje gezellig warm en dan wordt dat spel van lijnen en figuren iets, waar je met bewondering naar opkijkt.
Zo gaat het ook in de wereld. Zijn er maar enkelen die het licht uitdragen, dan ziet de wereld er griezelig uit en overal tekenen zich schimmen af. Maar als we met velen zijn, dan wordt de wereld een warm en gezellig thuis en wordt het er aangenaam om te leven.
Laten we vandaag bidden dat alle christenen, verlichte mensen zullen zijn. Dan zal het volk dat in de duisternis zit, een geweldig licht zien opgaan. Laten we dus niet klagen dat de tijden donker zijn, maar zorgen dat ons licht schijnt voor andere mensen.
Lectionarium van vandaag 2 februari - Opdracht van de Heer - feest - Maria Lichtmis
Eerste lezing (Mal. 3, 1-4)
Uit de Profeet Maleachi.
Dit zegt de Heer God: Ik zend mijn gezant voor Mij uit om voor Mij de weg te banen. En aanstonds treedt dan de Heer zijn heiligdom binnen, de Heer die gij zoekt, de engel van het verbond, naar wie gij verlangend uitziet. Let op, Hij komt, zegt de Heer van de hemelmachten. Maar wie kan de dag van zijn komst verdragen? Wie zal er staande blijven wanneer Hij verschijnt? Want Hij is als het vuur van de smelter, als het loog van de blekers. Hij zet zich neer om het zilver te smelten en te zuiveren, om de levieten te zuiveren en hen, als goud en zilver, te louteren, zodat zij de Heer weer op de vereiste wijze offergaven kunnen brengen. Dan zal het offer van Juda en Jeruzalem de Heer weer behagen, zoals in het verleden, in de voorbije jaren.
Tweede lezing (Hebr. 2, 14-18)
Uit de brief aan de Hebreeën.
Broeders en zusters, de kinderen van één familie hebben deel aan hetzelfde vlees en bloed; daarom heeft Jezus ons bestaan willen delen, om door zijn dood de vorst van de dood, de duivel, te onttronen en om hen te bevrijden, die door de vrees voor de dood heel hun leven aan onvrijheid onderworpen waren. Want het zijn niet de engelen wier lot Hij zich aantrekt, maar de nakomelingen van Abraham. Vandaar dat Hij in alles aan zijn broeders gelijk moest worden, om als een medelijdend en getrouw hogepriester hun belangen bij God te behartigen en de zonden van het volk uit te boeten. Omdat Hij zelf de proef van het lijden doorstaan heeft, kan Hij allen helpen die beproefd worden.
Evangelie (Lc. 2, 22-40)
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas.
Toen de tijd aanbrak waarop Maria en het kind volgens de Wet van Mozes gereinigd moesten worden, brachten zijn ouders Jezus naar Jeruzalem om Hem aan de Heer op te dragen, volgens het voorschrift van de Wet des Heren: elke eerstgeborene van het mannelijk geslacht moet aan de Heer worden toegeheiligd, en om volgens de bepalingen van de Wet des Heren een offer te brengen, namelijk een koppel tortels of twee jonge duiven. Nu leefde er in Jeruzalem een zekere Simeon, een wetgetrouw en vroom man, die Israëls vertroosting verwachtte, en de heilige Geest rustte op hem. Hij had een godsspraak ontvangen van de heilige Geest, dat de dood hem niet zou treffen, voordat hij de Gezalfde des Heren zou hebben aanschouwd. Door de Geest gedreven was hij naar de tempel gekomen. Toen de ouders het kind Jezus daar binnenbrachten om aan Hem het voorschrift der Wet te vervullen, nam Simeon het kind in zijn armen en verkondigde Gods lof met de woorden: “Uw dienaar laat Gij, Heer, nu naar uw woord in vrede gaan: mijn ogen hebben thans uw Heil aanschouwd, dat Gij voor alle volken hebt bereid; een licht dat voor de heidenen straalt, een glorie voor uw volk Israël.” Zijn vader en moeder stonden verbaasd over wat van Hem gezegd werd. Daarop sprak Simeon over hen een zegen uit en hij zei tot Maria, zijn moeder: “Zie, dit kind is bestemd tot val of opstanding van velen in Israël, tot een teken dat weersproken wordt, opdat de gezindheid van vele harten openbaar moge worden, en uw eigen ziel zal door een zwaard worden doorboord.” Er was ook een profetes, Hanna, een dochter van Fanuël, uit de stam van Aser. Zij was hoogbejaard en na haar jeugd had zij zeven jaren met haar man geleefd. Nu was zij een weduwe van vierentachtig jaar. Ze verbleef voortdurend in de tempel en diende God dag en nacht door vasten en gebed. Op dit ogenblik kwam zij naderbij, dankte God en sprak over het kind tot allen, die de bevrijding van Jeruzalem verwachtten. Toen zij alle voorschriften van de Wet des Heren vervuld hadden, keerden zij naar Galilea, naar hun stad Nazaret terug. Het kind groeide op en nam toe in krachten; het werd vervuld van wijsheid en de genade Gods rustte op Hem.