Lectio altera
Ex Epístola
Bárnabæ nuncupáta
(Cap. 19, 1-3. 5-7. 8-12: Funk 1, 53-57)
Tweede lezing
Uit de
z.g. ‘Barnabas-brief’
(Cap. 19, 1-3. 5-7. 8-12: Funk 1, 53-57)
De weg van het licht
De weg
van het licht is aldus: als iemand op zijn weg in een bepaalde plaats wil
komen, moet hij zich daar moeite voor geven door zijn daden. De kennis nu, die
ons geschonken is, om die weg te bewandelen, bestaat hierin: Gij zult Hém, die
u geschapen heeft, beminnen; Hém, die u heeft gevormd huldigen en Hém, die u
uit de dood heeft verlost, prijzen. Gij moet eenvoudig van hart zijn en rijk
van geest en u niet aan sluiten bij hen, die de weg des doods gaan. Gij zult
alles haten wat aan God mishaagt. Gij zult alle schijnheiligheid haten. Gij
zult van de geboden van de Heer niet afwijken. Gij zult uzelf niet verheffen,
maar nederig zijn in alles en geen glorie zoeken voor uzelf. Gij zult geen boze
plannen beramen tegen uw naaste; geen vermetelheid toestaan aan uw ziel.
Gij zult
uw naaste meer liefhebben dan uw ziel. Gij zult de vrucht niet doden door
abortus, noch ook het kind doden na de geboorte. Trek uw hand niet terug van uw
zoon of dochter, maar onderricht ze van hun kindsheid af in de vreze des Heren.
Gij zult de bezittingen van uw naaste niet begeren noch zult gij gierig zijn.
Hang niet met uw ziel de hoogmoedigen aan, maar ga om met de nederigen en
rechtvaardigen.
Al wat u
overkomt, neem het aan als iets goeds, in de overtuiging, dat er niets gebeurt
zonder Gods toelating. Wees niet wispelturig en spreek niet met een dubbele
tong, want de dubbele tong is een valstrik van de dood.
Gij zult
alles in gemeenschap bezitten met uw naaste, noch iets uw eigendom noemen. Want
als gij in het onvergankelijke deelgenoot zijt, hoeveel temeer dan in die zaken
die vergankelijk zijn? Wees niet vlug in het spreken, want de mond is een
valstrik van de dood. Gij moet uit al uw krachten de kuisheid beoefenen omwille
van uw ziel. Steek uw hand niet uit om te ontvangen en knijp ze niet dicht, als
er gegeven moet worden. Bemin als de appel van uw oog eenieder, die het woord
van de Heer tot u spreekt.
Dag en
nacht moet gij de oordeelsdag in uw herinnering roepen en iedere dag het
aanschijn zoeken van de heiligen (uw medechristenen) hetzij gij uw best doet
voor een gesprek en optreedt om aan te sporen en overweegt hoe gij hun ziel
kunt redden door uw woord, hetzij gij met uw handen iets voor hen doet tot
losprijs voor uw zonden.
Aarzel
niet te geven en mor niet als ge geeft. Gij zult immers ondervinden, wié de
goede vergelder is van uw loon. Bewaar wat ge ontvangen hebt; voeg er niets aan
toe en neem er niets van af. Voor altijd moet het kwaad hatelijk voor u zijn.
Oordeel rechtvaardig. Veroorzaak geen scheuring, maar probeer de strijdenden in
vrede tot elkaar te brengen. Belijd uw zonden, en ga niet bidden met een slecht
geweten. Dit is de weg naar het licht.